Velorutie in Brussel

‘Volgende week is de week van de mobiliteit, voor mij is dat de week van de fietser.’ Ooit, hoopt Bie Vancraeynest, wordt fietsen in Brussel de gewoonste zaak ter wereld. Vandaag is het nog levensgevaarlijk. Dus toch maar die vreselijke helm op? Dat fluohesje aan?

  • Brecht Goris Bie Vancraeynest Brecht Goris

Het was een criterium bij het kopen van een appartement: kan ik er veilig een fiets stallen? Want ook in Brussel, waar er in vergelijking met Gent en Leuven nauwelijks wordt gefietst, worden fietsen gestolen. Minder gelegenheidsdiefstallen, met een ‘ik had geen zin om nog naar huis te stappen’-motief, maar vooral dure, stevige stadsfietsen, mountainbikes en plooifietsen die, al dan niet op bestelling, worden ontvreemd. “Die zit al in de Heyvaertstraat”, wordt dan fluisterend gezegd. Daar waar er een fietsendepot zou zijn waar alle gestolen fietsen van Brussel wachten op een nieuwe eigenaar. De kans is groot dat het hier een stadslegende betreft. Maar de kans is even groot dat het waar is.

Nu hij veilig kan gestald worden is er al een drempel minder om de fiets te gebruiken. Elke morgen, twijfel. Helm. Helm en fluohesje. Enkel fluohesje? Ik heb er alles aan gedaan om er niet belachelijk uit te zien: een hippe skihelm (met uitneembare oorwarmers!), een fluovestje van de hand van Walter Vanbeirendonck, ooit uitgebracht voor een VTM-levenslijnactie!

Een Spaanse vrijwilliger in het jeugdhuis werd verantwoordelijk voor de fietsactiviteiten. Hij zag wel iets in mijn funky fietshesje, en bestudeerde het etiket.
 “Leuke man, die Walter!” zei hij me enkele dagen later. Hij had wat gegoogled, maar vond er geen online te koop en dus had hij maar een mailtje gestuurd naar Walter himself, om te vragen of hij niet nog van die vestjes had liggen… “Walter heeft er geen meer, maar hij vindt ons fietsproject wel leuk!” Ik heb hem de ‘De Zes van Antwerpen’ trachten uit te leggen, maar mode is niet besteed aan Madrileense fietsactivisten.

In het vlakke Leieland waar ik ben opgegroeid, fietst iedereen. Zonder helm of vestje. Ik ben van de plechtige communiefietsgeneratie, waar zesduizend frank werd neergeteld voor een grote fiets die je tot ver in je volwassen leven diende te gebruiken. Een jeugd die je kan markeren met de fietsen die je kreeg, die telkens een ticket betekenden naar grotere vrijheid en zelfstandigheid: alleen naar de bib, alleen naar een feestje.

Beetje gek om dan, op voorspraak van Danny Smagghe, patroonheilige van de autofetisjisten, een helm te dragen om zo tot de 431 fietsers te behoren die door helmdracht van een hersenletsel gespaard zouden kunnen blijven.  Ik ken echter genoeg verhalen van mensen die op hun kop zijn gevallen. Mét een helm en dat dus nog kunnen navertellen. Dus draag ik hem zoals mijn standpunt: wisselend. Soms wel en soms niet. Zie je mij voorbij snorren mét, dan heb ik een minder optimistisch dagje.

Mijn fietsergernis hinkt op twee benen: infrastructuur en autobestuurders. Mijn woonwerkverkeerroute loopt langs de vermaledijde Havenlaan, een twistappel in het Brusselse politieke landschap. Naast de platanen en de kasseien voel ik vooral mezelf bedreigd als ik er dagelijks over dender. Ik haat fietsen op kasseien. Ik haat ook bergop fietsen maar ik stel niet voor dat Brussel vlak genivelleerd wordt; ik ben daar redelijk in. Maar een straat dient in de eerste plaats om op te rijden, om je over te verplaatsen.

Langs de 3,3 km die liggen tussen mijn punt a en punt b kom ik gemiddeld voorbij twee sites met wegenwerken die een omleiding voorzien voor auto’s, maar niet voor fietsers.
Daarnaast word ik van de sokken gereden en de pas afgesneden. Ik ben hyperalert voor plots ophoudende fietspaden, op mijn hoede voor onverwachte manoeuvres en plots openzwaaiende portieren. Eeuwig wijk ik uit voor die dekselse stationnement double file.  

Ik wil dat de fiets in mijn stad banaal wordt, in plaats van spannend.

Ik word uitgekafferd en nageroepen, wat ik niet over mijn kant laat gaan, dus laat ik me van mijn kant gaan met uitgebreid fietsgerinkel, exotische scheldwoorden en een zeldzame keer, een harde klap met de vlakke hand op een motorkap van een wagen die zich in het fietsersvak wil wringen aan de lichten. Een Brusselse fietser investeert in schokdempers om vlot op en af het voetpad te rijden, wat tot eindeloos gesakker van opgeschrikte voetgangers leidt. Ik wist niet wat verkeersagressie was, tot ik het zelf dik in mijn keel voelde kloppen.

Wie van a naar b wil, zonder kleerscheuren, vult zijn eigen wegcode in, waarin zelfbehoud vooropstaat. Stijf van de adrenaline kom ik op mijn werk aan.
Ik wil geen pionier zijn, ik wil geen oorlogswonden vergelijken met andere stadskrijgers. Hoe leuk ik het ook vind, dat fietsen een band schept. Dat wij, elkaar kruisende fietsers, elkaar toeknikken met een blik die zegt: ‘ja, ik ook’.

Want het went niet. Ik vind fietsen in Brussel, nog steeds, echt gevaarlijk. Hoe gevaarlijk, dat heb ik pas door als ik mij met een groep tieners (met helmen en vestjes, in groep, dus heel erg zichtbaar) waag aan wat crosstowntraffic, om tot in het fietsvriendelijke Zoniënwoud te geraken. Brusselse kinderen fietsen niet vaak in het verkeer, dus het is wennen: ik zie de onzekerheid in bruuske uithalen van hun stuur, in het afstappen als het even bergop gaat (en dat gaat het hier vaak). Het stadsverkeer kent geen enkele genade, er wordt niet hoffelijk gewacht terwijl een tienertje sukkelt met zijn versnellingen, geen voorrang verleend aan onze groep, waardoor we vaak afgesneden worden.

Wat bezielt een chauffeur om een kind op een fiets van de weg te rijden?

Vlaams minister van Mobiliteit Hilde Crevits wil samen met haar collega, minister van Onderwijs Pascal Smet zoveel mogelijk basisscholen laten deelnemen aan het fietsexamen.  “Het fietsexamen is een praktisch examen dat leerlingen uit het zesde leerjaar kunnen afleggen. Het bereidt de kinderen voor op de gevaren in het verkeer.” Ik beeld me in wat de Brusselse variant daarvan zou kunnen zijn. Hoe bereid je kinderen voor op de verkeersjungle van de hoofdstad?

Volgende week is de week van de mobiliteit, voor mij is dat de week van de fietser. Ik geloof in de kritische massa. In met steeds meer zijn, tot we incontournable worden. Onontkoombaar voor zij die politiek verantwoordelijk zijn voor de fietsomgeving en onontkoombaar voor de autobestuurders. Ik wil dat de fiets in mijn stad banaal wordt, in plaats van spannend. Ik wil sakkeren over overvolle fietsparkings. Is het zo’n gek idee om te hopen dat ooit Brusselse kinderen naar school zullen fietsen? Niet overal, niet altijd, maar dat het gewoon tot de mogelijkheden behoort.

Alle kinderen en jongeren op dezelfde dag, op hetzelfde moment op de fiets. Niet om zover mogelijk op één wiel te rijden, of op een pleintje te slalommen, maar om boodschappen mee te doen, meisjes mee achterna te zitten en naar je weekendjob te sjezen.  In een stad met een demografie als die van Brussel, zou dat een ware velorutie betekenen.

 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Coördinator van Vzw Toestand

    Bie Vancraeynest is coördinator van Vzw Toestand, een organisatie die leegstaande of vergeten gebouwen reactiveert tot tijdelijke en autonome socioculturele centra.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.