Dames en heren, de koloniale tijd is niet veraf

In de eetzaal hangt een prikbord vol doodsprentjes die de heren en dames die hun leven gegeven hebben voor het geloof, onsterfelijk moeten maken. Voor en na elke maaltijd wordt er onder hun goedkeurend oog gebeden. Sommige foto’s tonen jonge blanke boerendochters die op missie werden gestuurd, andere Congolese priesters en zusters, en uiteraard ontbreken ook de blanke mannen met baarden niet.
Tegen de andere muur prijkt een fotoportret van een jong meisje uit Roeselare. Onder de zusters hier wordt ze geprezen als “une femme courageuse”, de stichtster van de orde ICM, “Immaculé Coeur de Marie”. In één van de salons staat een boekenkast vol Vlaamse religieuze boeken. Na het avondeten wordt pudding geserveerd.
Dames en heren, de koloniale tijd is niet veraf.
We logeren in Mbiti, het huis van de vrede, twee gigantische rechthoekige gebouwen verbonden door een gang, meer dan vijftig slaapkamers met ziekenhuisbedjes, kaarsen en Mariabeeldjes, een vergaderzaal, een refter, een grote en een kleine kapel en een tuin die voor het Citadelpark niet moet onderdoen. De bomen, majestueuze palmbomen, zijn hier wel mooier, de zon schijnt meer en harder, maar als de avond is gevallen is het hier zo mogelijk nog gevaarlijker. Dan worden immers de honden losgelaten, bloeddorstige creaturen die al menig mens die zich nog buiten waagde lelijk hebben toegetakeld. De honden herkennen enkel de nachtwaker als die zijn uniform aanheeft, ze zouden zelfs de zusters zonder aarzelen aanvallen.
Er zijn voor- en nadelen aan onze residentie. Ten eerste is het hier rustig, ideaal om, ik zeg maar iets, aan je thesis te schrijven (dat is dan ook mijn opdracht gedurende deze twee maanden). De lucht is warm, maar is tenminste fris en niet bedompt van de uitlaatgassen zoals in het centrum van de stad. We zitten hier op het “plateau des professeurs”, een stukje buiten het centrum van Kinshasa. Hier zijn de gebouwen van de Universiteit, de UNIKIN (in 1954 opgericht als Lovanium).
 Hier wonen ook de studenten in een soort van Vermeylens en Fabiola’s, maar dan nóg iets minder comfortabel dan in Gent. De toiletten bevinden zich tussen een labyrint aan zeilen, tussen de verschillende gebouwen, waar ook de was hangt te drogen. De studenten hebben hier hun eigen stad gecreëerd, met politieke, sociale, culturele en economische activiteiten. Eten en drinken, telefoonkaarten, kleren en schoonheidsproducten, overal wordt druk gemarchandeerd. Dringend een telefoontje te plegen? Geen probleem, overal staan jonge gasten met twee à drie telefoons te zwaaien: “Appel? Appel?”. Ze worden hier “cabines” genoemd.
De proffen wonen iets verder in alleenstaande huizen met erfjes. En wanneer je de weg naar de koloniale tijd dan nog een beetje verder volgt, kom je in Mbiti. Hoe mooier de huizen, hoe slechter de weg, want het laatste stuk naar Mbiti ligt vol putten, plassen en rotsblokken. Vroeger lag dit klooster blijkbaar helemaal afgelegen, maar de laatste vier jaren zijn de mensen hier ook beginnen bouwen. Het bos is intussen allemaal gerooid, de mamans moeten steeds verder stappen om hout te sprokkelen, en tegen vier à vijf uur ’s avonds zie je dan ook in een lange colonne naar boven stappen, allemaal met een half bos balancerend op hun hoofd.
Nu vind je hier net buiten de muren verschillende kleine bakstenen huizen, sommige nog maar half afgewerkt, en waarschijnlijk voor eeuwig half afgewerkt, maar wel bewoond. Zelfs als de mensen maar een beperkt budget hebben, proberen ze toch een degelijk huis in baksteen op te trekken, met een keurig erf ervoor, een moestuintje, wat planten en bomen. De stad heeft zich tot hier uitgestrekt, maar het je waant je op het platteland.
Het nadeel is dus dat we vrij ver van het stadscentrum zitten, en altijd afhankelijk zijn van een auto om “af te dalen”. ’s Avonds een Primus of een Skol gaan drinken in de ambiance van Matonge is er dan voorlopig ook nog niet bij. Het voordeel is dat Stijn dicht bij zijn onderzoeksterrein zit (een half uur te voet naar de Universiteitscampus).
Eén van mijn eerste indrukken, toen ik een dagje in Kinshasa had rondgereden en terug op weg was naar Mbiti, waar je een wijds uitzicht hebt over de stad, was dat deze stad een beetje Vlaanderen is.
Je hebt enkele stedelijke kernen met brede lanen en grote, hoge gebouwen. Dit is het oude stadspatroon dat nog stemt uit de koloniale tijd. De rest is een beetje ruraal- verstedelijkt. De mensen, er zijn er ondertussen naar schatting zo’n 7 miljoen, zijn ongeveer overal gaan wonen. Veel wijken hebben het karakter van een dorp, met hun zandwegen, huizen met tuintjes en “koterijen”, hun markten. Daarnaast heb je de stadse bedrijvigheid. Overal rijden er auto’s en overvolle busjes, mensen zijn altijd in de weer. Het is niet echt stad en niet echt platteland. Er zit geen duidelijk plan achter.
Een groot verschil is wel dat bij ons die koterijen, en de vuilnisbelten en mesthopen, achteraan zitten. We verstoppen ze achter muren en mooie façades. Hier etaleert men niets dan chaos en verstopt men de rijkdom liever achter hoge muren met prikkeldraad erboven op, om de luxe te beschermen. Een student ontwikkelingseconomie zei het treffend: “Chez vous, la pauvreté existe aussi, mais dans les petits coins, invisible. C’est l’état d’un certain groupe social, que la plupart de la population ne connaît même pas, ces analphabètes, ces immigrés. Ici, la majorité est pauvre, c’est l’état général, et la richesse est exceptionnelle.”
Het is ongelofelijk hoe miljoenen mensen kunnen overleven van de informele economie. Neem nu de gsm- kaarten en openbare telefoons. Overal zitten mensen langs straat achter een tafeltje, of gewoon op een stoel, en hebben een uithangbord: “Appel, cartes Celtel, Vodacom.” De Kinois hangen dan wel massaal aan het gsm- toestel, maar dan nog lijkt deze business me niet de meest lucratieve. De informele economie is een manier om te overleven, maar enkel omdat er geen alternatief is.
Binnenkort zullen we de plattegrond van Kinshasa kennen aan de hand van alle kloosters, religieuze opleidingscentra en katholieke scholen die de stad rijk is. Op donderdag gaat Soeur Hélène boodschappen doen in de stad en gaat ze bij alle zusters en paters een karton eieren afzetten van de kippen die in Mbiti hoogst biologisch lopen te scharrelen. Hier en daar tref je dan een zuster of pater aan die hier al sinds de jaren vijftig, zestig of zeventig woont, uit Roeselare, Loenhout of Nederlands Limburg.
De boodschappen nemen een ganse dag in beslag. Hier stoppen we voor toiletpapier, daar voor brood, ergens anders voor fruit, voor groenten, voor kippeneten, voor vlees. In Gombe, in de koloniale tijd het centrum van de stad, waar de ambassades en regeringsgebouwen zijn, zijn er enkele Europese supermarkten; de Citimarket en de Express. Je vindt hier bijna alle producten die je bij ons ook vindt. De prijzen zijn cryptisch gecodeerd: van A1 tot A100, tot F100. De codes komen overeen met prijzen, maar aangezien de Congolese frank zo snel in waarde kan dalen en stijgen, wordt de legende ook vaak aangepast.
Wil je met je auto overeind blijven in de stadsjungle, die bevolkt wordt door afgeschreven wagens uit heel Europa, de ovalen landenstickers er nog op, en creaturen die bijna tot op de bodem zijn weggeroest, of door wiens ruiten je niet meer kan zien als gevolg van de barsten, moet je kunnen manoeuvreren, toeteren en vooral gewoon gas geven. Op onze safari’s kon ik al twee bussen van De Lijn spotten, vier busjes van Belgacom en verschillende van schilderwerken Peeters, Turnhout of loodgieter Van Zand en Zoon, Lede, en dergelijke. Ook het spektakel langs de kant van de weg is geweldig. Duizenden mensen verkopen gsm-kaarten en functioneren als “cabine”. Ook de verkoop van opzichtige rouwkransen met plastieken bloemen is populair.
Cafeetjes en restaurantjes, terrasjes naast uitgestrekte vuilnisbelten, garages waar ze een wrak opnieuw kunnen laten rijden, groenten- en fruitkramen (met nieuwe ontdekkingen: “pommes roses”, een soort malse, in een vergevorderd stadium gegiste maar zeer smakelijke appels, “mangoustan”, een soort flink uit de kluiten gewassen lychee met een dikke schil, maar veel sappiger en smakelijker, “safu“, die warm wordt klaargemaakt, peperig smaakt, er groenig uitziet en wat naar advocado zweemt, maar dan veel scherper en meer uitgesproken, “coeur de beu” met wit, blubberig vruchtvlees dat smaakt naar yoghurt, en mango en papaya in alle soorten en vormen). Groenten die een beetje op gras en spinazie lijken hebben ze hier ook naar keuze. Langs de kant van de weg, of op de middenberm tussen twee rijvakken, wordt hier en daar maniok geteeld. Er is opvallend veel groen in de stad.
De wegen in Kinshasa hebben soms het aanzien van een autokerkhof waar iedereen zijn best doet om toch nog een beetje vooruit te komen. Op bijna elk moment van de dag zijn er wel lange files en opstoppingen. De busjes, die het openbaar vervoer verzorgen, stoppen immers op de meest onvoorziene momenten langs de kant van de weg om mensen op te pikken, waardoor ze het verkeer achter hen ophouden. Zondagavond, rond zeven uur, stonden we bijvoorbeeld op een rond punt waar de auto’s van alle kanten kwamen aangereden en in alle mogelijke richtingen en posities tegen elkaar aangeplakt waren. Het zou een prachtige luchtfoto hebben opgeleverd.
Jawel, verkeerspolitie bestaat hier ook. Agenten zie je hier in zoveel verschillende uniformen dat je er wel van overtuigd moet zijn dat de politie hier ongelofelijk goed georganiseerd is: voor elke taak een uniform. Helaas kunnen de meeste mensen er zelf niet meer aan uit. Op een bepaald moment passeerden we een container waar een stoel en een tafel in stonden en waar op geschilderd was: “Commissariat de Lemba”. Buiten hing een donkerblauw uniform te drogen aan de wasdraad. Zo krijg je dus situaties waarin een uniform wordt gestolen door iemand met slechte bedoelingen, die ’s nachts een overval pleegt in zijn nieuwe outfit.
Alle verhalen over de corruptie van de politie in Congo in mijn achterhoofd, was ik een beetje verbaasd dat wij nog nooit zijn tegengehouden met onze wagen voor een zogezegde controle, die er dan op uitdraait dat je moet afdokken of je mag niet verder. Zelfs die keren dat we na het vallen van de avond nog rondreden, werden we nooit tegengehouden. Nu wordt het duidelijk. Volgens Soeur Hélène worden de auto’s van de religieuzen nooit tegengehouden. “Bonjour, ma soeur.” De agenten hebben veel respect voor de zusters en durven hen niet tegenhouden en geld aftroggelen. Hier perst men niet af, God ziet u. Handig meegenomen toch.
Wanneer onze escorte niet van religieuze aard is, is ze wel van politionele aard. Soeur Jeanne is goed bevriend met kolonel Oscar. Toen ze ons kwam afhalen van de luchthaven, werd hij al ingehuurd.
Luchthaven Ndjili, Kinshasa. Ik had me mentaal (bagage onder alle omstandigheden bijhouden, doen alsof je hier elke week toekomt) en praktisch (geld goed verdeeld en weggestoken) goed voorbereid op de legendarische chaos op de luchthaven. Een gewaarschuwd mens… en het viel allemaal goed mee qua controles door allerlei semi-officiëlen en qua dieven die op je bagage staan te azen. De bagage bleef wel heel lang weg en even probeerden ze ons nog af te leiden door ons naar een andere bagageband te sturen, maar mijn aangeboren wantrouwen en alle waarschuwingen in acht genomen, bleef ik stevig gepositioneerd. Het helpt natuurlijk als je een knalgele valies mee hebt die bovendien vrij zwaar geladen is, ze lopen er niet zomaar mee weg. De mannen die boven op de bagageband stonden, tilden inderdaad regelmatig een valies van de band, waarvan je niet wist waar die naartoe ging. Maar al bij al leek het me nog mee te vallen. Hectisch, maar niet onontkoombaar. Bovendien presenteerden de zuster en de kolonel zich vrij snel bij ons, waardoor onze escorte alweer verzekerd was.
Vorige zondag nodigde de kolonel, in zijn vrije tijd ook wel scheidsrechter, ons uit voor de match tussen Bukavu en een ploeg uit Gabon in een soort Afrikaanse Champions League. Voor ons waren twee plaatsen in de tribune geregeld, achter de delegatie uit Gabon, die haar ploeg met 2-0 zag verliezen. Het grote stadion (80.000 plaatsen, in de jaren tachtig opgetrokken door de Chinezen, die tegen Mobutu zeiden dat ze nog wel eens een megalomaan project zagen zitten, waarop Mobutu zei: “Waarom geen nieuw stadion?”) zag er vrij leeg uit. Bukavu ligt nu eenmaal ver van Kinshasa en je kan niet verwachten dat iedere Kinois hier enthousiast van wordt…
Ondertussen is er hier in Mbiti een groep van 33 medisch inspecteurs gearriveerd. Ze komen uit alle uithoeken van het land om een seminarie van vijf dagen bij te wonen. Blijkbaar zijn ze door de organisatoren verbannen naar “boven”. Aanvankelijk zaten ze in het centrum van Kinshasa, maar aangezien de heren doktoren vaker elders zaten om mensen te gaan bezoeken of een pintje te gaan pakken dan dat ze zich concentreerden op hun werk, werd er een harde beslissing genomen. Naar het oord van ascese, stilte en arbeid…
Dat is nog eens hoopvol voor de toekomst van dit land! De regering (sinds vorige week heeft premier Gizenga trouwens zijn nieuwe regering aangesteld) heeft beslist dat er prioriteiten moeten gesteld worden: eerst het werk, dan feesten!

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.