Ontspannen in Oeganda

Het was een mooie combinatie: een vriendin en collega uit België ontmoeten net over de grens in Oeganda, en een weekendje weg uit de stress van Noord-Kivu. Een prima gelegenheid om er een personeelsuitstap van te maken. Het weekend kon alvast niet meer stuk…

Bovendien bracht Nele – zo heet ze – een nieuw fototoestel mee, dat mijn zoon voor me had gekocht en meegegeven. Daar kijk ik allang naar uit. Voortaan zal ik af en toe mijn blog kunnen illustreren met een foto.

De heenreis naar de grens verliep volkomen normaal. Vier uren “dansen” op de verkeersas van 150 km die Butembo via Beni verbindt met de grensplaats Kasindi (Lubiriha), langs waar alle uit- en invoer van en naar  Noord-Kivu verloopt. Ondanks zijn bijzonder groot economisch en strategisch belang, heeft deze weg nog geen enkele aandacht gekregen van de regering, en van Kabila’s beloofde “5 werven” valt hier bitter weinig te bespeuren. Kwatongen beweren dat dit een bewuste keuze is. Anders zou Museveni met zijn leger bij een eventuele inval veel te snel Kongo kunnen binnendringen…

In Mpondwe, het Oegandese zusterstadje van Lubiriha, kozen we voor een Kongolees hotel met de historische naam Sun City. Waarom? Ze hebben daar een dancing. Met Kongolezen ontspannen zonder te dansen is immers als zwemmen in de Poolzee.

Aan de vier muren van de danszaal zijn levensgrote spiegels opgehangen. De dansvloer, op een verhoog van twintig centimeter, is al gauw omzoomd met dansers van alle slag en kunne die helemaal weg zijn van hun eigen lichaamskronkels en hun spiegelbeeldblik niet kunnen lossen. Narcisme verheven tot norm. Maar niet zo aangenaam als je midden op de dansvloer tegen al die ruggen moet aankijken.

De dag erop hebben we even een taxi gehuurd tot in Bwera, een stadje op 6 km. Hoe krijg je 13 mensen in één auto? Juist, vier voorin, vier middenin en vier achterin (in een spacewagon met dubbele achterbank), en de kleinste in de koffer.

Terug in Mpondwe was de behoefte aan een middagdutje groot, na het nachtelijke dansen. Maar de drang om mijn nieuwe camera uit te testen was nog groter. Dus besloot ik in mijn eentje een wandeling te maken in de landelijke omgeving van het grensstadje.

Het late namiddaglicht gaf uitstekende fotoresultaten. En de wandeling was heel gezellig. Kinderen groetten me met een uitbundig “good afternoon uncle” (wat een verademing na al die muzungu- en monuckreten in Kongo!). Hier en daar maakte ik een praatje met dorpelingen. Ik wisselde mijn e-mailadres uit om een pasgemaakte foto van een leuke familie op te sturen, en vervolgde gestaag mijn weg.

Ik had net de hand geschud van een boer die op terugweg was van zijn land. Hij was beginnen uitweiden over de kwaliteit van het Engels onderwijs in zijn land, terwijl ik automatisch opzij ging voor de zoveelste brommers die ik langs achteren hoorde naderen. Maar deze keer stopten ze net voorbij ons, en twee soldaten sprongen van een brommer-taxi en kwamen dreigend op me af.

In één oogopslag had ik de situatie overschouwd: geen wapens dus geen direct gevaar. Een derde moto-taxi had geen passagier. Die was dus wellicht voor mij bedoeld. Ik zou worden voorgeleid, begreep ik meteen. Maar waarom?

Gemaakt vriendelijk vroeg ik of er een probleem was en of ik ergens mee kon helpen. De soldaat bekeek me vol ongeloof. “Onze chef wil u verhoren en we verzoeken u met ons mee te gaan naar zijn kantoor”.

Mijn beurt om mijn ongeloof te uiten. “Sorry, maar ik kan mijn avondwandeling niet zomaar afbreken omdat uw chef dat wil. Als hij me wil spreken, dat hij dan tot hier komt. Ik zal hem graag te woord staan als hij vragen heeft.”

Al snel werd ik beoordeeld als een weerbarstige klant, want één van de soldaten begon opgewonden in zijn walkietalkie te roepen, terwijl de andere bleef proberen me aan te manen mee te komen. Maar ik hield voet bij stuk. Uiteindelijk stuurde de hoogste in bevel twee brommertaxi’s terug om de chef te melden dat ik weigerde mee te komen. Ik zag mijn kans schoon: als ze uit het gezicht waren verdwenen zei ik: “OK dan, ik ga mee naar de chef”, sprong op de enige overblijvende brommer, en de twee soldaten hadden geen andere keuze dan in looppas achter ons aan te hollen, terwijl ze tegen de taximan brulden: “trager, trager verdorie, we kunnen niet volgen…”.1-0, dacht ik.

Verderop kwam de wagen van de chef uit een bocht. Als hij uit zijn wagen stapte moest ik even slikken: een body mass index van minstens 35. Dus ik stak als eerste mijn hand uit, waarop hij me echter zijn pols aanbood omdat hij de autosleutels in de hand hield. Ik weigerde zijn pols vast te nemen, terwijl ik hem recht aankeek, tot hij zijn autosleutel in de linkerhand nam en me dan toch een vrije hand aanbood.

“Ik verneem dat ik moeilijkheden heb veroorzaakt in uw ogen”, begon ik, om het voortouw te houden in wat beslist een moeilijke dialoog zou worden. “Het zou me verheugen te mogen begrijpen op welke manier”.

“Daar kan ik nu niet op ingaan”, zei hij kort. “We zullen u dat op kantoor uitleggen. Gelieve in te stappen”. “Geen sprake van”, antwoordde ik kordaat. “Voor zover ik weet is Oeganda een vrij land, en als vrij burger kan u mij niet dwingen mee te gaan naar het politiekantoor als u mij niets ten laste kan leggen”.

Ik had mijn paspoort niet op zak. Dat draag ik in principe alleen bij mij als ik een grens oversteek. Maar deze meneer was van de migratiedienst, en ik had mooi aan te dringen dat ik de dag voordien drie verschillende kantoren was langs geweest waar al mijn gegevens werden geregistreerd, en dat hij ze daar probleemloos kon terugvinden, hij moest en zou me voorleiden.

Dus bond ik in, en zei hem dat ik dan naar het hotel zou terugrijden om mijn paspoort te tonen, en dat hij me daar dan zou kunnen ondervragen. Opgelucht trok hij de achterdeur van zijn auto open, maar ik zei hem: “sorry meneer, maar in die wagen kan ik niet instappen zolang u me niet zegt waar ik van beticht word”, waarop ik weer achterop de brommertaxi sprong, en we voorop reden richting hotel.

In zeven haasten had ik mijn paspoort bovengetoverd (en mijn nieuwe camera in veiligheid gebracht), en ging de discussie verder op straat vóór de ingang van het hotel. Dat het inkijken van mijn reispas niet volstond, dat dit gesprek niet op straat hoorde gevoerd te worden en dat ik er niet onderuit kon: ik moest en ik zou naar het politiekantoor moeten komen.

Deze keer deed hij het portier van zijn wagen niet meer open. Ik baande me een weg tussen het inmiddels zeer talrijk opgedoken publiek om weer achterop de moto te wippen.

Bleek dat iemand naar de politie had gebeld dat een blanke met een toestel dat eruitzag als een militair instrument (!) verloren was gelopen langs de dorpswegen…

“U bent hier in een grensstreek van een land waar onlangs terroristische aanslagen zijn gepleegd”, kreeg ik te horen, “dus zijn we verplicht na te trekken wat u daar deed, zeker als ook onze bevolking ons waarschuwt. Een fototoestel kan gebruikt worden om een oorlog voor te bereiden.”

Ik trok een hele litanie af gaande van de universele verklaring van de rechten van de mens waar ook Oeganda mede-ondertekenaar van is, tot en met mijn nauwe contacten met de ambassadeur van België en de politieke rel die dit dreigde te veroorzaken.

Intussen werden mijn papieren nagetrokken en kon me geen haarbreed in de weg worden gelegd. Geleidelijk wisselden dan ook mijn ondervragers (hogergeplaatste personen waren opgetrommeld) en veranderde de toon. Hun actie had echt niks te maken met de kleur van mijn huid, dat mocht ik vooral niet denken. Nu kreeg ik te horen dat het voor mijn eigen veiligheid was dat ik werd weggeplukt, want je weet maar nooit wie er vanuit Kongo (meneer, ik woon in Kongo!) de grens zou kunnen oversteken om me kwaad te berokkenen, en stel je voor wat een herrie dat zou geven: een muzungulijk in hun handen. Want kijk, deze ochtend nog hadden ze een Kongolees aangehouden en opgesloten die zich voor een pastor uitgaf, maar wel een wapen droeg. Ik had die onderweg maar eens moeten tegenkomen…

Als mijn vrienden en collega’s, die intussen op de hoogte waren geraakt van het voorval, ook opdaagden op het politieterrein, en mijn ondervragers versteld stonden dat ik in een relatief grote groep reisde, veranderden ze van doelwit, en werden zij nu berispt dat ze me alleen en te voet hadden laten het binnenland intrekken.

Uiteindelijk kon er toch een verontschuldiging af voor de aanmatigende houding van het militair personeel. Of ik bereid was om de foto’s die ik eerder had gemaakt te tonen, vroeg de laatst overgebleven ondervrager nog. Geen enkel probleem, zei ik, komt u maar mee. Waarop hij ons te voet heeft begeleid tot aan het hotel, vriendelijk het biertje afsloeg dat Nele hem nog aanbood, en ook helemaal niet meer geïnteresseerd bleek te zijn in de foto’s.

Toch kon ik het niet helpen: die avond zag ik op elk van de kronkelende lijven op de dansvloer en zelfs in de spiegels het ronde hoofd van de zwaarlijvige migratie-ambtenaar, en was ik met geen stokken op de dansvloer te krijgen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.