De erkenning van een ‘Joodse staat’ Israël: sleutel tot vrede of mistgordijn?

De Israëlisch-Palestijnse vredesgesprekken naderen hun voorlopige ontknoping. Op 29 april verloopt de deadline van negen maanden die de Amerikaanse buitenlandminister Kerry zichzelf afgelopen zomer stelde om een doorbraak te forceren richting vrede. Binnen Israël gaan ondertussen steeds meer stemmen op om de beloofde vrijlating van Palestijnse gevangen, gepland voor 29 maart, af te blazen. Dit dreigt te leiden tot een totale instorting van het fragiele ‘vredesproces’. Dergelijke mislukking valt voor de Israëlische autoriteiten terug te leiden tot de Palestijnse weigering om de ‘Joodse staat’ Israël te erkennen. Er is immers “geen Palestijnse partner voor vrede”. Maar wat is hier nu eigenlijk juist van aan? 

De eis tot Palestijnse erkenning van een ‘Joodse staat’ werd de afgelopen maanden steeds nadrukkelijker naar voren geschoven als hét centrale breekpunt in de huidige gesprekken. Voor de Israëlische Premier Netanyahu is een definitieve vredesregeling immers niet mogelijk zonder dergelijke erkenning: “De sleutel tot vrede ligt niet bij het Israëlische nederzettingenbeleid, maar in de wil van de Palestijnen om een Joodse nationale staat te erkennen (…) We staan op ons recht op het historische thuisland van het Joodse volk en de erkenning van de staat Israël als natiestaat van het Joodse volk, en de annulering van het zogenaamde ‘recht op (Palestijnse, nvdr) terugkeer’” (…) Het is tijd dat de Palestijnen Israël erkennen als Joodse staat- we zijn hier sinds 4000 jaar-”.

De Palestijnse weigering tot zo’n erkenning wordt aangegrepen om aan te tonen dat de Palestijnse President Abbas “geen partner (is) om het conflict te beëindigen”. Het feit dat in 2013 de start van de bouw van nieuwe nederzettingen met 123 percent toenam vergeleken met het jaar ervoor, Palestijnse huizen nog steeds in grote getale gesloopt worden en Palestijnse burgers gedwongen getransfereerd, en het Israëlische leger onverminderd voort gaat met het neerschieten van ongewapende Palestijnse burgers in Gaza en de Westoever lijkt zo van geen belang te zijn.

Erkenning van een ‘Joodse staat’: een Israëlisch perspectief

Voorstanders van de erkenning van een ‘Joodse staat Israël’ stellen dat enkel zo’n erkenning als bewijs kan dienen van een oprechte Palestijnse ‘bereidheid’ om het conflict te beëindigen. “Als wij gevraagd worden om een Palestijnse staat te erkennen als de natiestaat van het Palestijnse volk moeten de Palestijnen ook Israël erkennen als de natiestaat van het Joodse volk”, aldus Netanyahu.

Voorstanders wijzen ook op het zelfbeschikkingsrecht, en claimen dat het toekennen van een speciale status en privileges aan de dominante bevolkingsgroep binnen een natiestaat een fenomeen is dat zich niet beperkt tot Israël. Tegenstanders stellen echter dat een ‘Joodse natiestaat’ per definitie exclusief is, terwijl andere natiestaten eerder inclusief zijn. “Een staat die zichzelf ziet als een ‘Joodse staat’ is inherent een exclusieve staat, aangezien iemand geen Palestijnse Jood of Moslim-Jood kan zijn”, stelt de Israëlische commentator Noam Sheizaf.

Tal Becker, tegenwoordig adviseur van de Israëlische regering in de vredesgesprekken, stelt daarnaast dat erkenning van een Joodse staat moet dienen als een tegengewicht voor de “toegenomen inspanningen” om het Joodse karakter van Israël te de-legitimeren.

Een onduidelijk begrip

Palestijnen vrezen echter een verborgen agenda die achter de eis tot erkenning van een Joodse staat zou schuilgaan. Noch Netanyahu, noch andere Israëlische politici hebben immers ooit duidelijk gemaakt wat de eis juist inhoudt. Palestijnen worden gevraagd om ‘ja’ te zeggen tegen een vaag gedefinieerd concept, waarvan de praktische implicaties onduidelijk zijn. De ‘natiestaat van het Joodse volk’ wekt immers de indruk dat Israël enkel het land is van haar Joodse inwoners, en niet van de meer dan twintig percent Palestijnse Israëlische staatsburgers.

Avi Shlaim, Israëlisch-Brits emeritus hoogleraar aan Oxford University, wees er reeds in 2009 op dat er verschillende ideeën bestaan over wat een ‘Joodse staat’ juist inhoudt: “Het kan betekenen dat Joden een geprivilegieerde positie hebben binnen de staat Israël. Of het kan betekenen dat Joden altijd een (demografische, nvdr) meerderheid moeten blijven in de staat Israël, en dat dit niet kan veranderen. Dat Arabieren nooit een meerderheid mogen vormen”.

Binnen Israël is er bovendien allesbehalve een consensus over de noodzaak van zo’n erkenning. De Israëlische President Peres vindt het “onnodig”, terwijl Minister van Financiën Lapid de eis afdoet als ‘overbodig’. Shlaim noemt het “compleet absurd” en “zonder precedent”: “Diplomatieke erkenning betekent de erkenning van een staat met bepaalde grenzen. Je gaat dan niet nog eens verder met voorwaarden te stellen over de interne samenstelling van de staat en de samenstelling van de bevolking en de meerderheid”.

Palestijnse angst voor een verborgen agenda

De Palestijnse President Abbas zette de afgelopen maanden zijn hakken in het zand als het ging over de erkenning van een Joodse staat. Hij wees er herhaaldelijk op dat de Palestijnen reeds in 1993 het bestaansrecht van de staat Israël erkenden, en dat dit volstaat. Israël heeft immers nooit dergelijke eis gesteld als voorwaarde voor haar vredesakkoorden met Egypte en Jordanië.

Palestijnen plaatsen daarnaast vraagtekens bij de ‘ware bedoelingen’ van de Israëli’s. Ze wijzen erop dat de eis nooit een kwestie was voor 2007, wanneer het plots opdook als breekpunt voor de Israëli’s. Ze vermoeden een verborgen agenda waarin de eis tot erkenning van een Joodse staat enkel een tactisch manoeuvre van Netanyahu is om de schuld van een eventuele mislukking van de gesprekken in de schoenen van de Palestijnen te schuiven.

Wat met de Palestijnse Israëli’s?

Palestijnen vrezen bovendien dat zo’n erkenning de positie van Palestijnen in Israël, die meer dan een vijfde van de Israëlische bevolking uitmaken, negatief zou beïnvloeden. Deze worden vandaag reeds op talloze manieren gediscrimineerd en als tweederangsburgers behandeld, terwijl de afgelopen jaren verschillende racistische wetgeving werd gestemd, stemmen opgaan om het Arabisch niet langer als officiële taal te erkennen, buitenlandminister Lieberman voorstelt om honderdduizenden Palestijnse Israëli’s te transfereren naar een toekomstige Palestijnse staat, en de Britse Premier Cameron onlangs door Netanyahu verwelkomd werd in de “Joodse Knesset” (het Israëlische Parlement, nvdr).

Critici stellen dat de hele idee van een Joodse natiestaat onverenigbaar is met de kern van wat democratie betekent: een staat die volledige gelijkheid garandeert voor al haar burgers.  Erkenning ervan zou enkel de bestaande discriminatie tegen Palestijnse Israëli’s, meer dan twintig percent van de bevolking, legitimeren. Men kan zich daarnaast afvragen of het überhaupt mogelijk zou zijn dat een Palestijnse Moslim en Israëlische staatsburger Eerste Minister of President van een ‘Joodse staat Israël’ zou kunnen worden.

Het recht op terugkeer

De huidige inspanningen van Kerry zijn gericht op het bereiken van een ‘kaderakkoord’ dat de grote principes van een finaal akkoord zou moeten omvatten. Onderhandelen om akkoord te gaan over wat er onderhandeld kan worden, kortom.

Palestijnen vrezen echter dat erkenning van een Joodse staat, als voorwaarde om de onderhandelingen voort te zetten, de status van het ‘recht op terugkeer’ van Palestijnse vluchtelingen in een finaal akkoord negatief zou beïnvloeden. Ze claimen dat Israël hen vraagt een vaag-gedefinieerde ‘Joodse staat’ te erkennen (wat effectief de deur zou dichtslaan voor de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen naar een ‘Joodse staat’) als voorwaarde voor de voortzetting van gesprekken die moeten leiden tot een finaal akkoord over kwesties als nederzettingen, vluchtelingen, Jeruzalem, grenzen en veiligheid. Dit terwijl het onduidelijk is wat de impact zou zijn van zo’n erkenning op de status van Palestijnse claims met betrekking tot een (beperkt) recht op terugkeer in een finaal akkoord.

Netanyahu liet er tijdens zijn befaamde Bar Ilan Speech in 2009 alvast geen twijfel over bestaan: “Om praktische betekenis aan deze verklaring (de Palestijnse erkenning van een Joodse staat, nvdr) toe te kennen moet er eveneens een duidelijk inzicht zijn dat het Palestijnse vluchtelingenprobleem opgelost moet worden buiten de Israëlische grenzen”.

Dat recht op terugkeer wordt nochtans erkend in verschillende resoluties van de Verenigde Naties sinds 1948, het jaar waarin ongeveer 750 000 Palestijnen op de vlucht moesten slagen voor Israëlisch legergeweld. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat alle Palestijnse vluchtelingen (die vandaag de dag aangegroeid zijn tot 5,5 miljoen) zelf willen terugkeren of al dan niet genoegen zouden nemen met financiële en symbolische compensatie, weigert Israël te onderhandelen over welke vorm van (beperkte) terugkeer dan ook. Abbas houdt echter voet bij stuk: “Ik wil Israël niet vernietigen en geen enkele vluchteling zal terugkeren naar Israël zonder de toestemming van Israël. Maar ik verwacht wel van Israël dat ze voorzien in een jaarlijks vluchtelingenquota voor vluchtelingen die het bereid is te absorberen”.

De Israëlische ‘Wet op Terugkeer’ (1950) geeft ondertussen wel elke Jood wereldwijd het recht naar Israël te emigreren en automatisch Israëlisch staatsburger te worden, ongeacht of zij of hun familie enige historische connectie met Israël hebben.

“Elke Jood, overal, zelfs als hij nooit enige connectie met Israël heeft gehad, heeft het recht naar Israël te gaan en er te leven, terwijl een Palestijn die door Israël in 1948 verdreven werd geen enkel recht op terugkeer naar zijn huis heeft. Er is hier dus sprake van dubbele standaarden. Eén standaard voor Joden, waar ze zich ook bevinden, en één standaard voor Palestijnen”, aldus Shlaim. Het betonneren van een eeuwigdurende Joodse meerderheid in Israël, ongeacht demografische tendensen, staat immers centraal in het Israëlische denken sinds 1948.

Een ontkenning van het eigen verleden

Critici wijzen er daarnaast op dat een erkenning van een Joodse staat zou neerkomen op een ‘verloochening’ van het Palestijnse historische narratief. Dergelijke erkenning zou neerkomen op een gedwongen ontkenning van de eeuwenlange Palestijnse aanwezigheid in pre-1948 Israël.  Het zou een impliciete aanvaarding zijn van de Israëlische claim een ‘bijbels recht’ op historisch Palestina te hebben. “Het is alsof de Palestijnen verteld wordt dat ze niet hebben bestaan gedurende honderden en duizenden jaren, dat dit historisch gezien altijd al een Joods land is geweest”, stelde Hanan Ashrawi van de Palestinian Liberation Organisation (PLO) onlangs nog.

Geen Palestijnse partner voor vrede?

De Palestijnse weigering om een ‘Joodse staat’ te erkennen dreigt hen in een bekende hoek te duwen, die van ‘anti-Israëlische’ en ‘antisemitische’ rejectionisten.  Er is “geen Palestijnse partner voor vrede”, en de “Palestijnen missen nooit een opportuniteit om een opportuniteit te missen wanneer Israël een ‘genereus’ aanbod doet”.

Los van alle mogelijke negatieve implicaties die kunnen voortvloeien uit de erkenning van een Joodse staat, schetst dergelijke perceptie een valse realiteit. De Palestijnen erkenden reeds in 1993 een Israëlische staat op 78 percent van historisch Palestina, een historisch compromis.

Israël, de ‘genereuze bezetter’, wijst ondertussen de enige internationaal erkende grenzen van 1967 (die de resterende 22 percent van historisch Palestina omvatten, nvdr) af als uitgangspunt voor onderhandelingen over toekomstige grenzen, weigert een Palestijnse hoofdstad in Oost-Jeruzalem te erkennen, weigert te onderhandelen over het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen, weigert haar leger terug te trekken uit de Jordaanvallei, weigert zelfs nog maar een tijdelijke bevriezing van het bouwen van nieuwe nederzettingen, blijft met scherp schieten op meestal ongewapende Palestijnse burgers, laat kolonisten die Palestijnse burgers aanvallen ongemoeid, gaat onverminderd voort met het slopen van Palestijnse huizen en de gedwongen transfer van Palestijnen in de Westoever, en weigert zich op eender welke manier dan ook te verontschuldigen voor het historische Palestijnse leed dat voortvloeide uit de oorlog van 1948 en de bezetting van de Palestijnse gebieden sinds 1967. En toch zal je horen dat de nakende ineenstorting van de huidige gesprekken te wijten zal zijn aan de onverzettelijke Palestijnse weigering om een Joodse staat te erkennen.

Critici wijzen er bovendien op dat zelfs als de Palestijnen een Joodse staat hier en nu erkennen, er altijd wel een nieuw ‘bewijs’ zal gevonden dat er geen ‘Palestijnse partner voor vrede is’. Zo ook de Israëlische commentator Chemi Shalev in de Israëlische krant Haaretz: “Na een kort hiaat van shock en gejubel zal er ongetwijfeld iemand zijn om erop te wijzen dat (Abbas) mompelde en niet duidelijk sprak – zoals hij altijd doet als hij “terroristen” verheerlijkt-. Vervolgens zal een Joodse ‘waakhond’ een statement verspreiden dat zich afvraagt waarom hij het in het Engels zei, eerder dan in het Arabisch. Dan zullen we ontdekken dat hij knipoogde naar Erekat (de Palestijnse hoofdonderhandelaar, nvdr), dat de Koran hem hoe dan ook toelaat te liegen, dat hij enkel geïnteresseerd is in een een-statenoplossing, dat hij eender wat zou zeggen om de PLO haar ‘salamigewijze doctrine van fases’ te promoten, en dat er nog steeds ophitsing is in de (Palestijnse) scholen. Je kent de routine”.

De weg vooruit

Een erkenning van een Joodse staat kan enkel plaatsvinden in de context van een allesomvattend finaal akkoord, niet als een voorwaarde tot verderzetting van onderhandelingen. Dat is sinds kort ook de mening van de Amerikaanse regering en de Amerikaanse pro-Israëlische lobbygroep J Street, die stelt dat het “simpelweg onrealistisch en onredelijk is om te verwachten van eender welke Palestijnse leider om hier en nu in te stemmen met wat is uitgegroeid tot een Israëlisch ultimatum”.

Wederzijdse symbolische gebaren van goede wil kunnen wel de sterke emotionele dimensies van het hele conflict (op termijn) ontmijnen. Eerder dan op dit moment in de onderhandelingen de erkenning van een vaag-gedefinieerde Joodse staat te eisen, zonder garanties dat zo’n erkenning de onderhandelingen over het recht op terugkeer of de Palestijnse minderheid in Israël zou beïnvloeden, kan aan Palestijnen gevraagd worden de Joodse historische en culturele banden met historisch Palestina expliciet te erkennen. Dergelijke erkenning moet echter hand in hand gaan met een Israëlische erkenning van parallelle Palestijnse historische en culturele banden met hetzelfde grondgebied, en een erkenning van de Palestijnse zelfbeschikkingsrecht in de Palestijnse gebieden en het historische leed van de Palestijnse bevolking sinds 1948.

Israël kan en mag een staat zijn waarin de Joodse cultuur een grote rol speelt of waarin de Joodse bevolking een demografische meerderheid is. Het kan en mag echter geen staat zijn enkel en alleen voor haar Joodse bevolking, die de Palestijnse weigering om een ‘Joodse staat’ te erkennen aangrijpt om een 47-jarige bezetting ongehinderd voort te zetten.

 

 

 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.