Barrières tegen verandering

Door omstandigheden gedwongen reed ik in de rijsporen van president Kabila in het Oosten van Congo van Kisangani tot Butembo. Het werd een bijzonder leerrijke tocht.

“Het heeft geen zin u aan te bieden op de luchthaven, u zult toch niet kunnen reizen”.

Lakonieker kon haast niet. Zondagochtend vroeg had ik normaal het vliegtuig moeten nemen, maar de avond ervoor rond 22 uur kreeg ik een telefoontje dat die reis niet doorging. De heenreis van Beni naar Kisangani was nochtans vlekkeloos verlopen. Alle vluchten mooi op tijd, we waren zelfs een kwartier vroeger dan voorzien geland. De dag erop was ik meteen naar het kantoor van de CAA in Kisangani gestapt om de reservatie voor onze terureis te herbevestigen. De reputatie van de Compagnie Africaine d‘Aviation laat immers niet toe om risico’s te nemen. Maar niet gebaat, sinds ze het quasi monopolie hebben op binnenlandse vluchten in Congo is hun betrouwbaarheid er zichtbaar op achteruit gegaan.

Ik overlegde even met mijn medereizigers. De kans was groot dat ze aan overboeking hadden gedaan, dus zouden we ons toch maar naar de luchthaven begeven. Het zou niet de eerste keer zijn dat een big shot 50$ extra neertelt om je plaats in te pikken. Als je dat ziet gebeuren kan je misschien nog tussenkomen, maar helemaal niet meer opdagen is je op voorhand gewonnen geven. En dat ligt niet in onze aard.

Om 6u30 zondagochtend stonden we dus op de luchthaven van Kisangani. Maar er viel zelfs geen vliegtuig te bespeuren. Niemand kon ons precies vertellen wat er gebeurd was. Het heeft heel wat rondbellen gevergd naar Goma, Beni en Kinshasa om eindelijk te begrijpen wat er precies aan de hand was.

Bleek dat er voldoende reizigers waren die van Kinshasa naar Goma wilden reizen om een heel vliegtuig te vullen. Dan is het handiger om alle reizigers die onderweg wilden op of afstappen eruit te gooien. Geen tussenstop meer, geen landingsrechten betalen en vele liters kerosine bespaard. Geen seconde wordt eraan getwijfeld. Business voor alles. Dat daardoor een heleboel mensen vast komen te zitten, dat is hun probleem niet. Later zou ik vernemen dat de mensen die met een latere vlucht wilden terugkeren eerst een verklaring moesten ondertekenen volgens dewelke ze geen schadevergoeding zouden eisen. Zonder die verklaring mochten ze zelfs niet mee terugreizen. Dat ethiek en business in Congo niet op elkaar rijmen wist ik al wel, maar dat burgers zo flagrant kunnen voor aap worden gezet, daar kan mijn verstand niet bij.

Ontvanger

Tegen 8u30 was de uitzichtloosheid van de situatie duidelijk. Dus besloten we in het CAA-kantoor langs te gaan om de alternatieven te onderzoeken. We sprongen in de wagen en wilden de parking van de luchthaven verlaten, maar er kwam iemand in alle staten aangelopen, roepende dat we niet konden vertrekken omdat we de parking niet hadden betaald. Geen probleem, ook al is het veel geld, die 7000 CF (5,5 €) wilden we wel bealen, maar dat kon echter niet, want de ontvanger van de RVA (Régie des Voies Aériennes) was nog niet komen opdagen, dus moesten we even geduld hebben.

Mijn reisgezellen stapten gelaten weer uit om het wachten te hervatten. Maar ik voelde per minuut de ergernis in me aanzwellen, en na een half uur hield ik het voor bekeken. Ik riep hen terug de wagen in. “We gaan ons toch niet laten gijzelen door een ambtenaar die te laat op zijn werk verschijnt?”, opperde ik. Ze waren het snel met me eens: de wagen zette zich in beweging. Twee andere ambtenaren kwamen toegesneld om ons de weg te versperren. Ik stapte uit, en maakte hen duidelijk hoe ongehoord de behandeling is die ze ons doen ondergaan, alsof we niets anders te doen hebben, dat we onze goede wil hebben getoond, maat dat er grenzen zijn aan ons geduld, en dat ze geen enkele wettelijke basis hebben om ons nog langer vast te houden op de luchthaven.

De afstand tussen de parking en het toegangshek was minstens 800 meter. Ruim genoeg dus om naar de militairen die het hek bewaken te bellen en hen te verzoeken om ons staande te houden. Meteen begonnen deze in het lingala te blaffen naar onze chauffeur. Ik kon het niet aanhoren en stapte uit. “Ik heb hem gevraagd om door te rijden, dus hem kan je niets verwijten, het is met mij dat je de zaken moet uitklaren”, zei ik hem in het Frans. Maar hij negeerde me straal, gunde me geen blik en ging maar door met zijn gezanik.

Bij mijn vijfde mislukte poging om met hem tot een menselijk gesprek te komen, zei ik tegen de andere soldaten die stonden toe te kijken: “Ook goed, als dit de manier is waarop we hier worden behandeld, hou ik het voor bekeken. Ik stel vast dat er geen dialoog mogelijk is. Jullie hebben geen enkele wettelijke reden om aan onschuldige burgers de doorgang te versperren, dus ga ik nu die doorgang zelf vrijmaken”.

Ze dachten dat ik blufte, maar ik stapte vastberaden op het metalen hek toe, en draaide het helemaal open. Een kreet van afgrijzen ging door de dichtstbijzijnde soldaat. Dit had hij nog nooit meegemaakt, een burger die een militair hek openduwt. Hij begon zelf ook meteen aan het hek te morrelen, en door de onverwachte en tegenstrijdige torsies waaraan het ding werd blootgesteld, viel het uit zijn hengsels kletterend op het asfalt.

Er volgde een onbeschrijflijke chaos. Geroep alom. Een soldaat vond het zelfs nodig enkele keren na elkaar de lader in zijn Kalashnikov te laten klikken. Ik stak mijn armen in de lucht om hen tot bedaren te brengen. “Begrijpen jullie dan niet wat jullie met eerbare burgers aan het doen zijn? Wij hebben werk zat, maar worden verhinderd om dat uit te voeren door een ambtenaar die niet op tijd uit zijn bed geraakt. Dat is toch ongehoord? Soldaten dienen toch niet om burgers het werken onmogelijk te maken? Dat gebouw hier achter mij, dat is toch een luchthaven en geen gevangenis? Jullie hebben geen enkel recht en geen enkele reden om ons te verhinderen naar de stad terug te keren”.

Maar zo hadden zij het niet begrepen. “Zelfs de president van de republiek stopt voor een barrière, dan moet een stukje vreemdeling zoals jij dat zeker doen. We moeten de hogere overheid inlichten.”

“Graag”, zei ik, “nu meteen liefst, want met jullie schieten we toch niet op”.

De veiligheidschef van de luchthaven kwam aangereden op een brommer. Hij droeg alleen maar een T-shirt met militaire schutkleuren bovenop zijn soldatenbroek. Hij torende minstens een hoofd boven mij uit en had kleine oogjes. Hij leek recht uit zijn bed te komen.

Hij stelde zich voor. “Ik heb gehoord dat er problemen zijn?”.

Kalm legde ik hem de hele situatie uit, en besloot dat een ambtenaar ten dienste van de burgers hoort te staan, in plaats van burgers te gijzelen door zijn eigen tekortkomingen. “Dat kan ik begrijpen”, zei hij knikkend, “maar hoorde ik ook niets over een ingebeukte barrière?”.

Ik maakte een gebaar naar het onding. “Ach, dat is gewoon uit zijn hengsels gevallen, kijk het is alweer net als voorheen”.

Hij knikte nog twee keer, en zei toen: “goed, niks ergs, er is helemaal niks ergs, niks onherstelbaars gebeurd. We zullen dat wel oplossen”, en hij sprong op zijn brommer en reed terug naar de luchthaven waar onze wagen intussen was geïmmobiliseerd. Een kwartier later kwam de wagen aangereden en konden we zonder verdere hinder, dankbaar dat er nog redelijke mensen bestaan, het luchthaventerrein verlaten. Later heb ik vernomen dat de ontvanger rond drie uur in de namiddag zijn post heeft vervoegd, die zondag.

De president achterna

In het CAA-kantoor werd ons duidelijk gemaakt dat de eerstvolgende vlucht ‘in het beste geval’ pas donderdag, vier dagen later, zou plaatsvinden. De beslissing was dan ook gauw genomen. We zouden een wagen met chauffeur huren om huiswaarts naar Butembo te keren over de weg. Nooit gedacht dat drie weken nadat de president van dit land voor zijn vermaak met de wagen vanuit Kisangani naar Butembo was gereden we noodgedwongen hetzelfde avontuur zouden meemaken.

Om 19u was alles vertrekkensklaar. Vanuit het perspectief van Noord-Kivu bekeken leek het zelfmoord om ’s nachts te reizen, maar iedereen verzekerde me dat er geen enkel veiligheidsprobleem was, dat dit heel gebruikelijk is. Alleen moesten we ervoor zorgen om vóór 22u voorbij de barrière van km23 te geraken. Want dan gaat die dicht voor de rest van de nacht.

Om 21u hielden we halt aan de barrière. Het duurde haast een half uur vooraleer de chauffeur alle overheidsdiensten was langsgegaan in wat meer leek op een grenspost dan op een toegangspoort naar de hoofdweg. Ik bleef wijselijk in de wagen zitten in de relatieve bescherming van de tropennacht. In elk kantoor moest hij geld achterlaten, zelfs in het kantoor van de OCC toe, de Office Congolais de Controle, ook al hadden we in de wagen niets dat van ver of van dichtbij op goederen leek. Wie geen betaling doet voor de OCC komt de barrière niet door.

Gelukkig hoefde ik dat allemaal niet te zien, en hoorde ik het pas achteraf, want ik zou nooit ingegaan zijn op hun onwettelijke aanmaningen tot betaling. Voor de chauffeur gaat het om zijn broodwinning, dus wilde ik het voor hem niet extra moeilijk maken. Ook al weet ik ook dat op die manier niets verandert.

We hebben de hele nacht gereden. Het aantal barrières dat we zijn doorgereden leek ontelbaar. Overal stonden er mannetjes, vaak militairen, op post en overal moest de chauffeur iets achterlaten. In Bafwasende waren er zelfs vier barrières in eenzelfde stad. Een nieuwigheid zijn blijkbaar de “barrières de pluie”. Een maand of zes geleden zijn die voor het eerst ingevoerd, blijkbaar alleen in de Province orientale, want bij ons in Noord-Kivu hebben we daar nooit van gehoord. Zodra het regent gaan die barrières dicht, en kan je alleen doorrijden als je eerst onderhandelt. Afgekeken van de Sahel, hoorde ik zeggen. Maar gelukkig regende het niet en bleven de barrières de pluie onbemand. Toch één zorg minder…

We ontbeten in Nia-Nia aan de kant van de weg en dan begon het moeilijkste stuk. President Kabila had drie dagen nodig gehad om Bunia te bereiken vanuit Kisangani. Daarbij was hij op een bepaalde plaats zo hard komen vast te zitten dat hij een nacht in zijn wagen heeft moeten doorbrengen (maar natuurlijk wel omringd door honderden gewapende mannen). Naar verluidt had hij daarna opdracht gegeven om de moeilijkste plaatsen meteen te herstellen. Dat eerst een president zich moet klem rijden vooraleer dergelijke beslissing wordt genomen zegt natuurlijk alles over hoe dit land wordt bestuurd. Maar Kabila ziet dat anders. Hij vindt zichzelf een held dat hij dergelijke onderneming tot een goed eind heeft gebracht aan het stuur van zijn terreinwagen, alsof hijzelf geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor de staat van de weg. En dat gaf hem ook meteen een reden om geen publieke redevoeringen te moeten houden: de president was te moe. In de redevoeringen die hij wél gaf voor een zorgvuldig geselecteerd publiek in goed bewaakte zalen illustreerde hij nog op andere manieren zijn leiderschap. “Twee jaar geleden heb ik diezelfde autorit ook al eens gedaan”, herinnerde hij zijn audiëntie. “Vandaag, twee jaar later, heb ik moeten vaststellen dat er volstrekt niets is veranderd. Tussen Km 23 en Nia-Nia, de hele 400 kilometer lang, heb ik alleen maar huizen gezien met daken van gedroogde bladeren. Niet één enkele golfplaat. Geen enkele vooruitgang”. Tot daar kon ik hem alleen maar volmondig gelijk geven. Maar de conclusie die hij eraan verbond vond ik een president onwaardig: “Denk nu vooral niet dat je van de regering ALLES mag verwachten”, hamerde hij. “De burger moet zelf zijn eigen ontwikkeling in handen nemen”. Volledig akkoord met het principe, maar dan enkel en alleen als de staat zelf ook haar verantwoordelijkheid opneemt. De mensen hier komen om de oren slaan dat ze niets doen, terwijl de staat de voorbije twee jaar compleet afwezig was en de bevoorradingsweg van Kisangani zo heeft laten ontaarden, dat kan er bij mij niet in. Dat slaat een geweldige kloof tussen de president en de burger.

Toch waren we blij dat de president ons kortelings was voorgegaan. Zo werden de ergste knelpunten intussen op zijn bevel toch aangepakt. We hebben nooit langer dan twee uur moeten wachten op onze beurt om door een moddergat te rijden. En op de plaats waar de president de nacht in zijn wagen had moeten doorbrengen werden tientallen vrachtwagens met rotsblokken aangevoerd om het gapende gat op te vullen. Eén keer nog vreesde ik dat ons hetzelfde lot stond te wachten. Twee reusachtige bulldozers stonden ongebruikt op amper honderd meter van de modderplek. Vlak ernaast stond ook nog een gestrande vrachtwagen met op de voorruit een wit papier met daarop in grote letters “Laissez-passer. Présidence”. Een tuig uit de presidentiële stoet dat hier de geest had gegeven. Erger was dat ik als antwoord kreeg op mijn navraag waarom de bulldozers niet werkten: de ene is in panne en de andere heeft geen brandstof.

Ondanks herhaalde wegblokkades door vastgereden vrachtwagens bereikten we uiteindelijk na 22 uur rijden toch Mambasa. De chauffeur wilde nog doorgaan tot Komanda, maar dat was nog eens 4 uur rijden en opnieuw in het donker rijden, terwijl zijn ogen toen al bloeddoorlopen waren. Ik besliste om halt te houden en de nacht door te brengen in hotel Transit. “Er is zeker water in de badkamer”, verzekerde de hotelbediende me. En inderdaad, de douchekranen lagen afgebroken aan de rand van de badkuip, terwijl een emmer vol water en een gevulde jerrycan op me wachtten om het stof af te spoelen.

DGM GVD

’s Anderendaags waren we vroeg uit de veren want we wilden om half zeven alweer onze reis verderzetten. Maar dat was zonder de DGM gerekend. De Direction Générale Migration klampte me aan op het hotelterrein. Zo vroeg is normaal gesproken geen enkele overheidsdienst open, ook niet in Congo. Ze waren duidelijk op de hoogte van onze aanwezigheid en wilden ons absoluut onderscheppen. Ik kon dus al meteen raden waar ze naartoe wilden, zeker als ze me sommeerden mee te gaan naar hun kantoor. “Komaan mensen”, zei ik hen, “we zijn op doorreis, we kunnen ons toch niet in elke stad gaan melden aan de DGM, we doen dat alleen maar in de begin- en de aankomststad van onze reis, anders verliezen we teveel tijd. Sorry daarvoor, dat moet u ook begrijpen”. En weg waren we.

Twee kilometer verderop aan de barrière van de FONER, waar we peage moesten betalen, werden we tegengehouden. Ik hoorde mijn reisgezellen lange discussies voeren met de ambtenaren. Enige tijd later kwam een van hen me toch mijn reispas vragen. “Er zit niets anders op dan die te tonen aan de DGM, anders laten ze ons niet door”.

Ik gaf haar mijn pas zonder aarzelen en stapte uit. Ik zag nog net hoe een beambte van de DGM mijn pas uit haar handen rukte, achterop een brommer sprong en meteen de straat uitstoof. Ik floot nog keihard op mijn vingers en maakte een woest “kom-terug” gebaar met mijn rechterarm. Hij keek heel even om, maar zette onverstoord zijn weg verder.

Mijn reisgezellen hadden meteen begrepen dat ik niet achter mijn pas aan zou gaan, zo simpel kon ik me niet laten chanteren. Zonder mijn advies te vragen keerden ze de wagen om zonder mij terug te rijden naar het kantoor van de DGM, vastberaden om er geen geld achter te laten om hem te recupereren. Ikzelf bleef wijdbeens, zoals het logo van Vredeseilanden, maar met armen gekruist, staan aan de barrière. In een kantoor vlakbij hoorde ik in het Swahili iemand verslag uitbrengen aan zijn baas over wat me was overkomen. Iemand anders sleepte een stoel aan. “Ga toch zitten”, drong hij aan. “Ik denk er niet aan”, antwoordde ik rustig. “Zoals ik hier behandeld word kan ik alleen maar blijven staan” en verroerde geen vin meer.

Een uur later kwam de wagen terug met mijn reisgezellen én mijn paspoort. Terwijl we onze reis verderzetten kreeg ik een uitgebreid relaas van wat zich in het kantoor van de DGM had afgespeeld. Om een lang verhaal kort te maken: de voorzitster van de boerinnenbond van Congo, mijn reisgenote, had de minister van gender, familie en kinderzaken van de provinciale regering opgebeld in Kisangani. Die had een hele dag deelgenomen aan onze workshop over vrouwelijk leiderschap in de landbouwsector en dat creëert een band. Zij heeft meteen de provinciale directeur van de DGM opgebeld, die op zijn beurt de verantwoordelijke van DGM in Mambasa had opgebeld dat hij zijn excès de zèle beter meteen kon stopzetten en ons vrije doorgang moest verlenen, aangezien we slechts op doorreis waren. Onze intentie om vroeg te vertrekken konden we natuurlijk vergeten.

Roulage

Vlak voor we de grens tussen de Province orientale en de provincie Noord-Kivu bereikten belandden we op een strook asfalt. Die werd in 2010 aangelegd en stopt halverwege het beoogde tracé in the middle of nowhere. Er werd zoveel geld verduisterd dat slechts de helft kon worden aangelegd. Wat een verademing om op asfalt te kunnen rijden na honderden kilometer aardeweg.

Even voorbij Oïcha sprong een roulage recht als ze onze wagen zag aankomen. Ze haastte zich naar de weg om ons tegen te houden, maar als ze me voorin zag zitten zakte de moed haar in de schoenen en liet ze ons ons ongehinderd doorrijden. “Je moest eens weten”, begon de chauffeur, “hoeveel makkelijker het is om met een blanke te rijden. We hebben maar half zoveel tracassseries. Op een gewone rit van Kisangani naar Butembo kan het me tot wel 200$ aan barrièregeld kosten”.

“Ha, dan begrijp ik nu beter waarom ik voorin mocht zitten. Ik dacht dat het uit hoffelijkheid was”, grapte ik. “Je zal me moeten aanwerven, hé”. “Meteen”, lachtte hij, “dat zou mijn leven heel wat vergemakkelijken”.

We waren nog niet uitgelachen of amper vijf kilometer verder stapte een andere roulage met opgeheven arm naar het midden van de weg, en deze keer had mijn verschijning geen enkel effect. “Geen probleem”, zei de chauffeur me nog gauw. “Al mijn papieren zijn tip-top in orde. Het zal niet lang duren”.

Het duurde wel lang. Toen ik ongeduldig uitstapte en ging vragen wat het probleem was, kreeg ik te horen dat de wagen geen wegenbelasting had betaald voor de provincie Noord-Kivu en bijgevolg de papieren in beslag zouden worden genomen tot er betaald zou worden. “Maar mevrouw”, probeerde ik nog, “deze wagen staat ingeschreven in de Province orientale, en daar is hij 100 % in regel met al zijn papieren, dus wat is het probleem dan? Dat ligt toch niet in een ander land? U doet alsof deze wagen uit het buitenland is komen aangereden. Kisangani is evengoed R.D.Congo als Beni. En dan nog, hoe kunnen wij die wegbelasting betalen als we nog maar twintig minuten geleden de provinciegrens zijn overgestoken, en er ginds geen betalingsmogelijkheid is? Wees toch eens redelijk”.

Ze gaf geen kik. Ik gooide het over een andere boeg. “Mag ik u suggereren om eens vaker naar de redevoeringen van uw president te luisteren?”, zei ik haar. “Welke president ?”, antwoordde ze nors. “Die van uw land, uw eigen president. Joseph Kabila Kabange. Kent u die niet?”. “Wat heeft die dan gezegd?”. “Dat hij tijdens zijn lange rit van Kisangani naar Butembo heeft vastgesteld dat er onderweg veel te veel tracasseries zijn, dat vele ambtenaren zich gedragen alsof ze lokale chefs zijn, dat hij die nefaste logica zal breken”. “Wie zou dan die tracasseries opleggen?”. Ze keek boos. Ik trapte niet in haar val. Ik wilde geen boete aan mijn broek voor smaad aan de politie. “Al die overheidsdiensten die vinden dat ze het leven van de gewone burgers zo moeilijk mogelijk moeten maken door op hen te parasiteren. U kent hen evengoed als ik.”

Mijn betoog maakte op haar geen enkele indruk. Ze gaf de boordpapieren aan een politieman en beval hem ze met de brommer tot op het hoofdkantoor van de wegpolitie in Beni te gaan brengen. Daar konden we ze gaan ophalen mits betaling van de wegenbelasting en een boete.

Met al die kilometers in onze botten en al dat stof in onze kleren zagen we het niet zitten om daar nog eens een paar uren te gaan naar de pijpen dansen van de commandant. We besloten dan maar zonder papieren door te rijden naar Butembo. Gelukkig dat op de weg Beni-Butembo geen enkele controle meer is, die weg kennen we heel goed, dus daar lopen we geen gevaar meer.

Eind goed, al…

De chauffeur kocht belkrediet om onze aankomst aan te kondigen en terwijl we Beni uitreden vroeg hij aan zijn helper om de code in te voeren in zijn GSM. “Geef me je sleutel eens om het nummer bloot te krassen”, antwoordde deze. De chauffeur trok meteen de sleutel uit het contact van zijn Toyota Land Cruiser. De wagen bleef verder rijden. Mijn verbijsterde blik deed hen in een schaterlach uitbarsten.

Typisch Congo: zovele dingen werken niet naar behoren, maar dat belet niet om toch vooruit te komen. We bereikten Butembo precies 47 uur na ons vertrek uit Kisangani. Dat is een dag sneller dan de president. Het was een leerrijke reis geweest. En eerlijk gezegd, veel zin om een publieke speech te gaan geven had ik evenmin.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.