Waarom ik grenzen haat

De plaatsen in Congo die ik liever mijd als de pest, zijn grenzen. Ik werd er nog maar eens aan herinnerd waarom dat zo is.

Mijn terugkeer naar Afrika had ik me wel ietsjes anders voorgesteld. Toen ik in juli naar België vloog voor enkele weken deugddoende vakantie zijn de vijandelijkheden rond onze provinciehoofdstad Goma gestopt. Amper was mijn koffer gepakt voor de terugkeer of de hel barstte er alweer los. Zoek geen oorzakelijk verband, maar leuk is anders.

Een antennemast van Vodanet, onze internetprovider in Butembo, werd vernield op enkele kilometer van Goma terwijl ik vanop een hoogte van 12 km de intrigerende Saharalandschappen aan het bewonderen was. De internetverbinding van het hele Oosten van Congo is nu voor onbepaalde tijd verbroken. Of het de M23 of het overheidsleger was die de mast heeft neergehaald is nog onduidelijk. Het doet er niet toe. Het resultaat is wat het is.

Zonder internetverbinding is het in onze 21ste eeuw onmogelijk om efficiënt te werken, in Afrika nog meer dan elders omdat de andere infrastructuren niet veel voorstellen. Ik heb dan ook vliegensvlug alles in stelling gebracht om in Kampala, waar ik nog even moest blijven om enkele artisanale machines te kopen, ook een satellietverbinding aan te schaffen om voortaan via de ruimte online te kunnen gaan, en gespaard te blijven van de internetpannes die al maanden lang de landverbindingen teisteren. Want het ziet er naar uit dat het deze keer wel eens erg lang zou kunnen duren allemaal. Vodanet belooft dat ze een nieuwe lijn naar het Oosten zullen aanleggen via Kisangani, maar dat doe je niet in enkele dagen. Kisangani ligt op meer dan 700 km van Butembo.

Ik wist dat de grensovergang in Kasindi een frustrerende bezigheid zou worden, en hoewel ik psychologisch op het ergste was voorbereid, blijft het toch pijn doen telkens opnieuw te moeten vaststellen hoe de Congolese overheidsdiensten zelf de reputatie van hun land op de onderste ladder van de index voor een goed zakenklimaat alleen maar herbevestigen.

Mijn bedoeling was ook deels om de douane zelf eens te testen, dat moet ik toegeven. Binnenkort vangen we een ambitieus project aan waarvoor tientallen ecologische koffie-ontpulpers moeten worden ingevoerd vanuit Kenia. Dan is het altijd nuttig om eerst zelf aan den lijve te ondervinden hoe de douanediensten draaien, om daaruit lessen te trekken die bij de verwachte grote invoer kunnen helpen problemen te voorkomen. Van mijn kant wilde ik in dit leermoment het spel zuiver spelen: geen vervalste facturen, geen handlangers van de douaniers als intermediairen. Wel, het moet gezegd, geleerd hebben we!

Het werklokaal van de DGDA (directie-generaal douane en accijnzen) in de grenspost Lubiriha is volgestouwd met bureaumeubels. Twaalf douaniers met een vlekkeloos wit uniformhemd zitten op rijtjes achter hun computer. Eén van hen neemt me mee naar de achterste rij, waardoor ik een zicht krijg op hun schermen. Twee vrouwen zijn een computerspel aan het spelen met veel hartjes. Een man sleept digitale Scrabbleblokjes naar een rooster terwijl zijn collega toekijkt. Twee anderen zijn achteroverliggend aan het bellen, en het gaat duidelijk niet over douane-materie. Ik tel hoeveel van hen effectief aan het werk zijn. Vijf van de twaalf.

De beambte die me door de directeur was aangewezen neemt een wit blad papier en begint er lijntjes op te trekken om een tabel te maken. Terwijl hij zich verdiept in zijn tekenwerk draait de man op de rij voor hem zich naar mij en knoopt een gesprek aan. Hij wil weten hoe het me gaat. Als ik zeg: uitstekend, bevestigt hij dat ik er goed uitzie. Maar zijn gelaat straalt ergernis en irritatie uit. Hij flapt het er dan ook in één keer uit.

“Waarom kom jij zelf naar de douanediensten?”, wil hij weten. Maar hij wacht niet eens het antwoord af. “Waarom ga je niet ergens rustig zitten een biertje drinken, zoals alle blanken, terwijl je ons Congolezen het werk laat doen?”.

Zijn collega’s vallen in en een intense woordenwisseling ontspint zich over mijn verwachtingen van een overheidsdienst, mijn plicht om transparant te rapporteren aan mijn werkgever en om de middelen van de Belgische belastingbetaler zo zorgvuldig mogelijk te beheren, en het belang van een grondige herziening van de reglementering en tarieven voor in- en uitvoer die de concurrentiepositie van Congo op de wereldmarkt zou versterken in plaats van verzwakken.

“Ach”, vat één van hen het dovemansgesprek bij afloop samen, “Congo is pas onafhankelijk geworden in 1960, en België? 1830, juist. Hoeveel jaar verschil zit daar niet tussen? Jullie hebben de EU, van de AU moeten we niets verwachten. Wij volgen wel, maak je niet druk, op ons eigen ritme, molo molo.

Intussen krijg ik het resultaat te zien van het rekenwerk van mijn behandelende ambtenaar. Op de factuur van de ingevoerde machines rekent hij 5% invoerrechten aan en 16% BTW. Dat bedrag wordt dan om onduidelijke redenen zomaar verdubbeld. Reken daar nog de kosten bij van een aantal aanverwante officiële diensten wiens enige dienstverlening bestaat uit het innen van de kosten, en het eindbedrag komt uit op 2.600 $. Met andere woorden 60% van de waarde van de in te voeren goederen.

Ik toon mijn ongenoegen, zeg dat dit totaal onredelijk is, dat ze medewerkers zijn aan een roofeconomie die het de ondernemers onmogelijk maakt te leven van hun inspanningen. “We passen enkel maar de regels toe”, schermen ze zich af, en kijken naar het plafond.

“Op 24 december 2011 heeft uw president Joseph Kabila de landbouwwet afgekondigd”, antwoord ik hem. In artikel 72 van die wet staat zwart op wit dat, met uitzondering van de administratieve tegoeden, alle inputs voor landbouwactiviteiten zijn vrijgesteld van invoerrechten en taksen. In artikel 85 staat dat deze wet in werking treedt zes maanden na haar afkondiging, dat wil zeggen vanaf 24 juni 2012. Vandaag zijn we augustus 2013. Mag ik vragen dat u de wetten van uw land toepast alstublieft?”.

Hij is niet onder de indruk. « Waar is de circulaire nota die de douane oplegt om deze maatregel uit te voeren? Die hebben wij nooit gezien, en u ook niet, want die bestaat gewoonweg niet.”

Een andere ambtenaar roept er een déclarant bij. Dat zijn mensen die zich gespecialiseerd hebben in in- en uitklaring voor hun klanten. Tegen betaling uiteraard. “Leg deze man eens uit wat hij moet doen om te doen zoals iedereen”, roept hij hem toe, met een blik die insinueert dat ik een hopeloos geval ben.

De man troont me mee naar buiten. “Kijk, het is simpel”, zegt hij me. “Op basis van uw factuur herschrijven we een compleet nieuwe factuur, waarbij we wel de hoofding van uw factuur gebruiken, maar we zetten er veel lagere bedragen op.”

“Dus u fraudeert!”, concludeer ik.

Hij laat zijn armen moedeloos zakken. “Dat is hoe u het noemt. Hier kijken we daar anders tegen aan. Iedereen, zelfs de DGDA-ambtenaren, zijn van oordeel dat de officiële tarieven onbetaalbaar zijn. Daarom vindt iedereen het ook maar normaal dat we daar zelf een mouw aan passen. We doen dat in uw belang.”

“Maar het gebeurt wel op een ontransparante manier. Hoe kan iemand hier nog toezicht op houden? Dit is ook geen voorspelbaar systeem, dus plannen en budgetteren wordt onmogelijk. Ik kan alleen maar vaststellen dat eerlijkheid wordt afgestraft.”

Uiteindelijk heb ik het zo gespeeld: “Ik wil niet ingaan op je aanbod om facturen te vervalsen, daardoor maak ik mezelf alleen maar kwetsbaar, want ze hebben de originele factuur ook gezien. De normale invoertaksen en de BTW wil ik betalen, die zijn wettelijk vastgelegd, maar niets anders, dus dat is dan 932 $. Wil DGDA toch de volle 2600 $, dan laat ik de machines gewoon achter in hun depot, en over zes maanden, als ze per opbod zullen worden verkocht, kom ik ze wel ophalen voor 50$. Want niemand anders weet waarvoor ze dienen, dus zal ook niemand anders er geld voor bieden.”

Tot mijn verbazing is de declarant de ochtend erop met dit voorstel naar de directeur van de DGDA gegaan, die het goedkeurde mits ik zou afronden naar boven: 1000 $. En op basis daarvan hebben ze dan allemaal hun nummertje opgevoerd: met de échte facturen dan nog wel. Maar de tarieven verlagen kon nu blijkbaar ineens wel.

Ik liet de declarant over aan zijn waanzinnige carrousel bij een eindeloze reeks holle overheidsdiensten in de hoop dat het niet te lang zou duren. Het zou pas tegen 4 uur in de namiddag zijn dat hij bezweet alle papieren komt overhandigen en onze wagen met de machines het douanedepot kon buitenrijden. Maar ook dat zou nog tot extra kosten leiden. Letterlijk voor alles moet worden betaald: 20$ voor de secretaris die de carte de sortie opstelt, 10 $ voor de persoon die ze tekent, 25 $ voor de brigade van de slagboom, 5 $ voor de dame die de sleutel van het depot beheert… Het houdt niet op.

Intussen had ik uitgebreid de tijd om de handel en wandel aan de grens te observeren. Vrouwen die gedroogde vis invoeren uit Oeganda moeten 10.000 Congolese frank betalen aan de douaniers, maar krijgen daarvoor slechts een ontvangstbewijs van 500 frank terug. Je kan al raden waar de rest naartoe gaat.

Er is een aparte voetgangersdoorgang aan de grens. Douaniers hebben zich daar strategisch opgesteld zodat ze de permanente mensenstroom goed in het oog kunnen houden. Ze pikken er mensen willekeurig uit op het zicht, of brullen hen een intimiderende boodschap toe dat ze iets moeten achterlaten. Hun borstzakje zwelt van de bankbriefjes. Af en toe gaan ze naar een geldwisselaar om de vele kleine briefjes om te wisselen in een groter, en dan nemen ze hun roversplaatsen weer in.

Maxim, een medewerker van de boerinnenbond voor wie de machines bestemd zijn, schudt meewarig zijn hoofd. “Komt dit ooit nog goed?”, vraagt hij zich luidop af. “Het afroomsysteem wordt toegepast tot op het allerhoogste niveau, dat van de president. Wie kan dit probleem dan ooit oplossen? Je kan van een varken toch niet verwachten dat het hygiëne zou onderwijzen?”.

“Wat een verschil toch met de andere kant”, vult onze chauffeur Fiston aan. “Kijk maar, onze technieker van de satellietverbindingen had geen paspoort of visum bij. De Oegandese migratiepolitie wou hem niet doorlaten, en begon meteen geld te vragen. Je bent je er gaan mee moeien, en meteen bleek dat mits hij van zijn werkgever een verklaring kon krijgen waarin staat wat hij in Congo gaat doen, dat hij dan een tijdelijk doorgangsbewijs zou krijgen. Het volstond te bellen naar die baas. Een half uurtje later konden we de brief afdrukken in het plaatselijk cybercafé, en de technieker had zijn papier voor de wettelijk voorziene prijs van 10.000 Oegandese Shilling (4 $) meteen in handen. In Congo zou dat nooit lukken. Ook als je Oeganda binnen gaat, moet je je bagage tonen, dat wel, maar nooit zullen die mannen geld vragen. Congo daarentegen… Moest al dat geld dan nog worden geïnvesteerd, het zou nog iets opleveren voor de natie. Maar nu wordt alles hier opgezopen en –gevreten. “

“Van wie is dat huis ginds?”, vraag ik, en wijs naar een nieuwbouw die opvallend staat te blinken aan de skyline van het grensstadje. Het antwoord verrast me helemaal niet. “Dat is van de vorige directeur van de DGDA. Hij is nu naar Goma gemuteerd. “

Ik kan niet aan de verleiding weerstaan er een foto van te maken. Van het hele grensgebeuren trouwens. Op mijn terrasverdieping van het hotel drie hoog waan ik me onzichtbaar. Nog geen kwartier later verschijnt een reus van een kerel met een pet op. Hij richt het woord meteen tot mij. “Dag meneer. Ik ben het hoofd van politie. Mag ik u verzoeken me te volgen naar mijn kantoor.”

Verbouwereerd staar ik hem recht in zijn ogen. “Excuseer meneer, maar dat kan ik echt niet doen. Ik ken u niet. Om het even wie kan me komen zeggen dat hij politiehoofd is. U draagt geen uniform en geen enkel herkenningsteken”. Op dat moment valt mijn oog op het opschrift op zijn klak: New York Police. Het is sterker dan mezelf, het flapt eruit: “ik denk zelfs dat u zich vergist van land, u hoort in New York te zijn, als ik uw klak mag geloven”.

Hij incasseert zonder omhaal, zegt twee keer “merci” als om zijn volgende zet aan te kondigen, gaat over de reling hangen, en sommeert een politieman die aan de grens staat om naar boven te komen. De man schuift ietwat onwennig kijkend bij aan tafel. “U hebt me geroepen chef?”.

“Dit heerschap gelooft niet dat ik de chef van politie ben. Kan jij hem het tegendeel bewijzen?”

Nog voor de politieman iets kan zeggen kom ik er tussen en zeg: “ah voilà, dat is een dienaar van de wet in regel, met uniform, herkenbaar, hier kan ik vertrouwen in hebben. Meneer de politieman, aslstublieft, mag ik u eerst een vraag stellen?”. Geïntrigeerd kijkend stemt hij toe. “Is Congo een rechtstaat?”

Hij kijkt heel even schichtig op naar zijn chef, zich zichtbaar afvragend wat mijn bedoelingen zijn, en antwoordt dan toch: “jawel, zeker, Congo ís een rechtstaat”.

“Ik ben oprecht blij dat te vernemen”, repliceer ik. Want in een rechtstaat zal een dienaar van de wet zich altijd eerst legitimeren eer hij een burger aanspreekt. Ik ben blij dat dit misverstand al meteen uit de weg is geruimd. Verder kan ik u verzekeren dat mijn aanwezigheid in Congo volledig legaal is. Ik beschik over een geldig visum en heb me gisteren laten registeren bij de DG Migratie, zoals u in mijn paspoort kan vaststellen”, en ik schuif hem mijn papieren toe.

“Het is waar chef, hij is volledig in regel”, zegt de politieman na eerst mijn pas te hebben doorbladerd. “Goed chef, dan ga ik maar weer naar mijn post”, en weg was hij.

De chef was zichtbaar ontevreden met de afloop. Hij speelde de kaart uit die hij had willen bewaren voor achter de gesloten deuren van het politiekantoor: “Getuigen hebben u zien foto’s maken. U hebt daarvoor een vergunning nodig”.

Verrast door zijn zet laat ik me toch niet uit mijn lood slaan. “Dat klopt”, zeg ik, “voor journalisten is dat nodig. Dat weet ik want u hebt mijn vriend daarvoor hier nog tegengehouden, maar voor een particulier hoeft dat niet. Ik zie Congolezen trouwens heel de tijd foto’s maken met hun GSMs, ook hier aan de grens, dus dan is dat duidelijk geen probleem voor mij evenmin.”

“Hoe heette die man?”, vraagt hij nors. Mijn antwoord “John Vandaele”, doet  evenwel geen belletje meer rinkelen. “U zult zich hoe dan ook toch moeten verantwoorden bij de DGM, want we kunnen uw gedrag echt niet goedkeuren.”

“Waarom in godsnaam zou u me naar de DGM doen gaan, als ik er gisteren ben langs geweest, mijn visum in regel werd bevonden, en ik een stempel kreeg?”. Maar Fiston begint het stilletjesaan op zijn heupen te krijgen. “Asjeblief”, sist hij tussen zijn tanden, “ga nu asjeblief mee”. Dus laat ik me meetronen naar het kantoor van de directeur. Dat is altijd nog beter dan naar het politiekantoor.

Hij kijkt verrast op. De directeur is best een geschikte kerel. Elke keer ik de grens oversteek heb ik een goed gesprek met hem over ons werk, over de regionale politiek, over landbouw, hij kan over veel zaken meepraten, en hij blijft altijd hoffelijk en correct. Ik mag hem wel.

“Waar kan ik jullie mee helpen”, vraagt hij onderzoekend?

De politiechef heft meteen een klaaglied aan hoe ik totaal geen respect heb voor zijn functie en weiger zijn bevelen op te volgen, dat ik insinuaties maak over Congo, dat ik foto’s heb genomen van de grenspost wat verboden is en bovendien weiger de reglementen van Congo te respecteren.

De migratiechef luistert eerst aandachtig, en begint dan met te bevestigen dat dit inderdaad wel degelijk het hoofd van de politie is, en dat ik hem respect verschuldigd ben. Maar hij legt ook aansluitend aan de chef uit dat hij mij al lang kent en precies weet wat ik doe. Hij verzekert hem dat ik zeker niet als een vijand van Congo kan worden gezien. Integendeel, “een Belg die ondanks alle oorlogstoestanden toch de boeren komt ondersteunen kunnen we toch niets in de weg leggen?”

Ik zie mijn kans schoon, verduidelijk dat ik blij ben dat alle twijfels over de identiteit van de chef nu zijn weggenomen, verontschuldig mij voor mijn argwaan, maar omdat ik al verschillende keren ben opgelicht door Congolezen die zich uitgeven voor iemand anders dan ze werkelijk zijn kan ik niet anders dan heel voorzichtig zijn. Ik druk de hoop uit dat hij hiervoor begrip kan opbrengen. “Nu de bedoelingen van iedereen duidelijk zijn en er geen misverstanden meer over blijven wil ik dit graag bezegelen door de chef de hand te drukken.” De chef kan niet anders dan mijn uitgestoken hand aannemen. Ik dank iedereen nog voor hun positieve houding, wens hen nog een goede namiddag toe en maak dat ik buiten ben.

De dag erop bij het verlaten van Kasindi richting Beni moeten we halt houden aan de slagboom om de peage te betalen. Op een bankje zitten vier gewapende soldaten zich op te warmen in de ochtendzon. Als Fiston terug naar de wagen stapt, spreekt één van hen hem aan. Hij wijst naar het logo van Vredeseilanden op de wagendeur en de baseline die eronder staat (les paysans sont gagnants). “Wat op jullie wagen staat klopt helemaal niet”, zegt de soldaat. “De rebellen zijn boeren die de wapens hebben opgenomen, en jullie komen beweren dat ze winnen? Weten jullie dan nog niet dat het Congolese leger de rebellen aan het verslaan is? Ik hoop dat ik volgende keer die onzin niet meer hoef te lezen”.

Terwijl onze wagen de slingerende weg afdaalt naar de vallei van de Graben dringt het pas ten volle tot me door hoe bepalend je belevingswereld is voor de interpretatie van wat je hoort en ziet. Achter in de laadbak steekt een installatie voor een satellietverbinding met het internet. De schotelantenne heeft een doormeter van 120 cm. Toen de inspecteur van douane de machines kwam keuren had hij nog gevraagd wat dat was. “O”, had Fiston snel gezegd, “dat is voor mijn TV thuis.” Daarvan diende dus geen aangifte te worden gedaan. Geen haan heeft er naar gekraaid. In elk ander land in oorlog zou hoogwaardig elektronisch communicatiemateriaal zoals dit meteen hoogst verdacht worden bevonden. Congo verrast, en zal elke dag opnieuw weer blijven verrassen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.