Port-au-Prince, eerste indrukken

De eerste dagen in Port-au-Prince had ik ogen op mijn rug. Argwanend voor elke beweging, voor elke vraag, voor quasi elke blik die mijn richting uitkwam. De kwalijke reputatie van dit land en in het bijzonder van deze stad maakten dat ik bijzonder op mijn hoede was als ik alleen de straat op ging. Het feit dat ik niets van de taal verstond, laat staan dat ik me er in zou kunnen uitdrukken hielpen niet bepaald om die schrik weg te werken.
De eerste keer dat ik een brood en wat koffie ging halen bekroop het angstzweet me al. Er was me verteld niet zomaar tegen iedereen te vertellen waar je woont of werkt. Natuurlijk was één van de eerste vragen die ik kreeg waar ik woonde en een volgende waar ik werkte. Van een gast met gouden tanden die op straat zomaar wat stond te staan dan nog. Mijn hart sloeg een paar tellen over.
In mijn gedachten had deze kerel zijn gouden tanden natuurlijk bekostigd met de opbrengst van de laatste kidnapping die hij op zijn geweten had en nu was hij wellicht op prospectie naar een volgend slachtoffer om op kerstavond zijn vrouw, kinderen, maîtresses en bevriende bendeleden een deftig cadeau te kunnen geven en voor zichzelf nog een paar extra gouden tanden te kopen. En voilà, daar komt dan een blanke aan die nog groen ziet achter zijn oren, hij wreef zich denkbeeldig zeker en vast al in z’n handen. Ik antwoordde vaagweg dat ik wat hogerop op de heuvel woonde en met de boeren werkte, hopende daarmee al niet teveel gezegd te hebben.
Tevreden dat ik even later terug thuis was en met een tas koffie rustig mijn boterham kon opeten werd er op de poort geklopt. Doe de deur zeker niet open voor mensen die je niet kent had iemand me verteld. Van op mijn terras zag ik een pick-up pal voor mijn poort geparkeerd staat met een paar gasten ernaast die ik niet kende. Ik dus terug naar binnen. Een paar tellen later hoorde ik ze de ladder van de pick-up halen en tegen het huis van de buren zetten. Van op hun dak ben je zo op de trap naar mijn appartement op de eerste verdieping.
Er staat dan nog wel een hoop ijzeren traliewerk vooraleer je bij me binnen bent, maar toch bekroop me de idee dat die gast met zijn gouden tanden al een stel kidnappers op me af had gestuurd die hun weg naar binnen wel zouden vinden. Hang vooral de held niet uit als je wordt overvallen was een andere raad die me was gegeven. Ik stak dan maar een sigaret op, nipte nog eens van mijn koffie en hield mijn telefoon in de hand om een van de collega’s te bellen dat het zover was.
Omdat het nogal duurde vooraleer ze aan mijn deur stonden te rommelen, keek ik voorzichtig eens wat er ondertussen buiten aan het gebeuren was. Die kerels met hun ladder bleken gewoon van de elektriciteitsmaatschappij te zijn en kwamen op de deuren kloppen om de meters op te nemen. Een mens kan zich vergissen. Onwetendheid, zo merkte ik, is een slechte raadgever.
Het was duidelijk dat ik snel meer van de stad en het leven erin moest ontdekken om niet in een of andere paranoïde leefwereld terecht te komen die mijn integratie enkel maar zou belemmeren. Verhalen over onveiligheid waren één ding, een feit bleef dat Port-au-Prince een stad was van meerdere miljoenen mensen en dat dàt op zich het beste bewijs was dat er wel degelijk in geleefd kon worden. Een stad met een dergelijke reputatie ontdekken doe je best met mensen die het leven erin kennen. Aan collega’s en vrienden vroeg ik dan ook me gewoon mee te nemen als ze de meest onnozele boodschappen gingen doen: naar de bank of één of andere administratie moesten, zelfs het vuilnis gingen wegbrengen, als ik maar kon observeren hoe het leven georganiseerd was. Dat werkte.
Nauwelijks een paar dagen later durfde ik dan ook, nog altijd op mijn hoede maar zonder al te veel angst, de weg naar mijn werk trotseren, een klein kwartier wandelen van mijn deur. Nadat niet meer al mijn aandacht werd opgeslorpt door het angstig elke beweging in de gaten te houden, ontdekte ik ook andere dingen in dat straatbeeld. Zo merkte ik bijvoorbeeld dat de oude koelkast die ergens op mijn traject op de rijbaan lag, daar wel degelijk een functie had. Ze bleek een groot gat in de rijbaan te bedekken en voorkwam dat auto’s, brommers zich erin klem zouden rijden, of dat er een voetganger in zou verdwijnen. Dergelijke grote gaten zag je wel meer.
Metaal was immers erg in trek. Je kon het smelten en andere zaken van maken die je dan weer kon verkopen. Metaal dat los zat werd dan ook nogal makkelijk meegenomen. Ook de riooldeksels. Als het droog was kon je door uit je ogen te kijken nog vermijden in de riool te vallen. Als de straat blank stond door een hevige regenbui was dat een andere zaak. Hier lag er dus een ijskast op, elders staken er wat takken uit, soms bleef het gewoon een gapend gat, riooldeksels waren in alle geval een uitzondering.
Elektriciteitsvoorziening was een ander staaltje van indrukwekkende plantrekkerij, boven de straten, in het beste geval tussen twee palen, hing veelal een indrukwekkende collectie draden te bengelen waar maar enkele uren per dag stroom door kwam. EDH, de Haïtiaanse elektriciteitsmaatschappij, was niet in staat voldoende stroom te voorzien voor heel de stad tegelijkertijd. Het ondergaan van de zon deed dan ook elke dag weer een duisternis over een groot stuk van de stad vallen. Van op het dak van mijn appartement waar ik een aardig uitzicht had over Port-au-Prince zag je ’s avonds naast een vuurtoren in de verte, eventueel enkele schepen in de baai en een lampje hier en daar voornamelijk de lichten van de auto’s die door de om de heuvels slingerende straten reden.
Als de stroom van EDH kwam gebeurde dat per wijk. Er was een soort van onduidelijke verdeelsleutel tussen verschillende buurten. Zo zag ik op een avond van op mijn dak dat de stroom op de heuvel voor me werd aangezet voor enkele seconden, dan weer uitging, waarna mijn wijk plots licht kreeg. Iemand had zich in de centrale wellicht van schakelaar vergist en zijn fout snel weer rechtgezet. Het is ook niet te voorspellen op welk moment de elektriciteit van EDH zal komen. In alle geval, op het moment dat de stroom in de buurt kwam braken rondom vreugdekreten uit en kon het leven dat quasi stilviel met het ondergaan van de zon weer even verder gaan.
Met een duisternis die invalt rond zes uur ’s avonds en de dag die pas weerkeert rond zes uur ’s ochtends is verlichting geen overbodige luxe. Natuurlijk hadden verschillende bedrijven, organisaties en individuen een oplossing gevonden voor het chronische gebrek aan stroom dat ook de kantoorapparatuur en daarmee het personeel kwelde. Her en der hoorde je generatoren draaien die overdag de kantoormachines van stroom voorzien en ’s avonds voor verlichting zorgden. Hoewel sommigen woningen ook een generator gebruikten die meestal werd aangezet als de zon achter de horizon begon te verdwijnen, was het back-up systeem op 12 Volt batterijen veel couranter voor individueel gebruik.
Die batterijen laadden op vanaf het moment dat EDH stroom voorzag. Als die weer uitviel kon je op die batterijen je meest relevante elektrische apparaten laten werken. Hoe dan ook, het moment dat ze in de centrale van EDH besloten om deze of gene wijk stroom te geven bleef telkens een verlossend moment: je wist dat de 12 volt batterijen weer opgeladen werden voor de volgende stroomonderbreking die nog steeds zekerder was dan de stroomvoorziening.
Maar zelfs al was er stroom in je buurt, dan nog bleef een fenomeen als straatverlichting zo niet onbestaand, dan toch een zeldzaamheid. In mijn straat had een buurman met wellicht een iet of wat altruïstische instelling buiten voor zijn deur enkele lampen geïnstalleerd. Elke avond zaten er een twintigtal studenten zwijgzaam voor zijn huis hun huiswerk te maken. Gewoon op straat, in het lichtschijnsel van een (private) straatlantaarn. Anderen verkozen om ondanks het gebrek aan middelen ook hun eigen woonst, winkel of restaurant van stroom te voorzien. Dat deden ze door illegaal stroom af te tappen van het stadsnet van EDH. Iets waar niemand echt van opkeek, of alvast een dergelijk wijd verspreid fenomeen dat de elektriciteitsmaatschappij het niet kon bijhouden om die illegale aansluitingen weer af te koppelen.
Het resultaat was een massa dunne draden die telkens van een of andere elektriciteitspaal vertrok. Een elektriciteitspaal zeg ik, maar talrijke surrogaten bestonden, bomen waren bijzonder populair, vaak lagen de draden ook gewoon op de daken. Op een dag zag ik op de weg naar mijn werk een stel palen tegen de grond liggen met alle draden, dik en dun erbij. Gevallen onder het gewicht van alle extra bedrading die alle kanten uitging waarschijnlijk. Er stond een hoop volk te kijken naar het impressionante kunstwerk aan draden dat nu over de straat verspreid lag. Een genie diegene die aan die chaos uitkon.
Toen ik er ’s avonds weer langskwam stonden de palen weer min of meer recht en hingen de dikste draden er weer aan. De hoop draden die nog op de grond lagen waren waarschijnlijk van illegale stroomaftappingen en die had EDH dan maar in een beweging losgekoppeld. Enfin, losgekoppeld, niet opnieuw aangesloten eerder. Enigszins nieuwsgierig of ze wel een correcte aansluiting hadden gemaakt en onze straat niet waren vergeten wachtte ik ’s avonds met enig ongeduld op dat verlossende moment dat de vreugdekreten uitbraken. Erg lang moest ik daar niet op wachten. Ik slaakte een verlichtte zucht van opluchting.


Port-au-Prince, 27 november 2008
http://www.avec-papiers.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.