Op de bus in Rwanda

Ik heb mijn gesprekspartner op de bus kunnen overtuigen dat niet alle Europeanen, zoals men hem heeft verteld, schuw zijn van andere mensen en dat het onmogelijk is een gesprek te voeren met hen op de bus, dat ze ‘do i know you?’ antwoorden wanneer je toch probeert om daarna vlug de andere kant op te kijken. Net nu ik bedenk dat ik mijn telefoonnummer wel zou geven aan deze man als hij het zou vragen, doet hij de bus stoppen en stapt af: ‘ik hoop, maar ben zeker, dat we elkaar nog zien’ (mijn favoriete zin om mannen af te wimpelen). Ik weet zijn naam niet eens en over enkele minuten zou ik hem al niet meer kunnen herkennen tussen zijn landgenoten. De volgende keer op de bus trek ik me toch maar weer terug in mijn eigen wereldje, bedenk ik me.

Het meisje voor me wringt haar gezicht in de veel te kleine ruimte tussen de ruit en de zetel en probeert me aan te kijken. In die verwrongen houding geeft ze me een veertig seconde durende glimlach. De man naast me kijkt naar wat ik schrijf, maar moet vaststellen dat hij de taal niet begrijpt. We rijden een rivier over, die tot ver uit haar oevers is getreden, want de regens worden heviger nu het regenseizoen zijn einde nadert. Overal en nergens zijn ze aan de weg aan het werken, werkmannen -en vrouwen. Af en toe duikt er wel een fluoricerend vestje op: een verkeersagent. De auto’s gaan trager rijden en verwittigen aankomende chauffeurs van controles via een gesofisticeerd codesysteem.

Het raam wordt opengezet, helemaal open, waardoor een verfrissende wind door de bus waait. Dat blijkt nodig te zijn, want een man die enkele rijen voor mij zit, kon het bochtenwerk van de chauffeur niet langer verdragen en heeft overgegeven. Hij haalt zijn zakdoek boven. Die moeten de Belgen hebben geintroduceerd, denk ik en een warm gevoel vult me bij die herinnering. Ik herken de grote bruine stoffen doek, afgewerkt met donker bruine randjes. Zo’n zakdoek die papa ook wel eens uit zijn zak vist! Hij veegt het zweet af van zijn voorhoofd. Hij schaamt zich misschien wel, denk ik, al zegt niemand een woord.

De chauffeur probeert op zijn eigen manier het ongemak weg te werken en zet de volumeknop van de radio luider. De bus wordt gevuld door de stem van een presentator die ik niet versta, door gospel of meer opzwepende Afrikaanse ritmes. Ik kijk door het raam naar het landschap en zie de ene heuvel plaatsmaken voor de andere. Ze lijken op elkaar maar elke heuvel brengt weer iets nieuws: huisjes, bananenplantages, rijstvelden en bomen wisselen elkaar af. Elke centimeter van elke heuvel lijkt gecultiveerd te zijn in dit overbevolkte landje.

De weg doorkruist achter elke bocht wel een dorpje en tussen elk dorp zie je slierten van mensen zich voortbewegen. Allemaal dragen ze wel iets: water, hout, bananen, een onidentificeerbare lading of een baby op de rug. Het lijkt wel een kolonne mieren, maar het lijkt ook op een kolonne vluchtelingen. Oude mensen zie ik niet, die zijn hier niet – de gemiddelde levensverwachting is 52 jaar- of ze zitten misschien op een geimproviseerd stoeltje voor hun deur. Vrouwen, mannen en kinderen zitten langs de kant van de weg en wassen kleren, laten een geit grazen, sprokkelen takjes of ze zitten gewoon. Rusten ze uit? Wachten ze op iets of iemand? Of zitten ze gewoon, zonder meer? Het doet me denken aan een Afrikaans spreekwoord dat ik eens gelezen heb. Ik geloof dat het zo ging: ‘een westerling die op een bankje zit, verdoet zijn tijd, een Afrikaan die onder een boom zit vergaart wijsheid’.

Plots ontstaat er opschudding in de bus. Er wordt luider gesproken, geroepen zelfs. Ik zie geldbriefjes doorgegeven worden. De man voor me heeft mij misschien zien schrikken, en vertelt me dat er mensen melk willen kopen -de beste melk uit de streek en spotgoedkoop, zo schijnt- maar de chauffeur wil niet stoppen. Het tumult houdt pas op wanneer de buschauffeur in het volgende dorp halt houdt en jerrycans melk worden ingeladen.

Op de rijstvelden zie ik vrouwen maar vooral mannen in uniform zwoegen. Gevangenen, zo heeft iemand me eens verteld en ondertussen is dit een vertrouwd beeld. Langs de weg zie ik af en toe een exotische koe opduiken, zo noemen ze de zwart met witte koeien hier. Maar ik vind de stevige bruine inlandse koeien met hun trotse horens veel mooier, eleganter. Een kind loopt ons in de andere richting voorbij, hij duwt met twee stokken een grote band voort. Andere kinderen zien mijn witte kop voorbijflitsen en steken nog snel hun hand op: muzungu, muzungu!

We rijden trager en in de bocht zie ik dat een rij busjes aanschuift om een grote vrachtwagen voorbij te steken. We passeren een kleurrijke markt en ik zie mannen hand in hand lopen of elkaar vrienschappelijk vasthouden en ik bedenk hoe mooi dat is, in een land waar homoseksualiteit onbespreekbaar is. Ik merk dat we de stad naderen, mensen beginnen opgewonden te bellen naar hun man, vriendin of collega om hen te verwittigen dat ze aankomen. Maar ik, ik wil dat er geen einde komt aan deze rit, dat we eindeloos blijven verder rijden…

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.