Mr Agarwal pikt 'n graantje mee

Op 7 september 2013 maakte een dozijn mijnpatroons zijn opwachting aan het Vaticaan. Ze dachten een daglang na over hun verantwoordelijkheden. Onder hen de zwaargewichten van de business, de bazen van Anglo American, Rio Tinto en BHP. Maar ook de Indiër Pramod Agarwal. Hij wil in Uruguay absoluut met een ijzermijn beginnen.

Het Vaticaan had zijn huiswerk gemaakt. Kardinaal Bertone, de Buitenlandminister van de Paus, las de mijnbazen de levieten. Wil de mijnbusiness niet haar eerdere fouten herhalen, verklaarde hij, dan mogen haar beslissingen niet meer louter op cijfertjes (‘geologische data en economische motieven’) gestoeld zijn. De mijnbusiness moet dringend grondige studies maken en àlle factoren in rekening brengen. Zij moet ook aan de arbeiders de volste sociale en economische rechten toekennen, en de mijnbouw moet de internationale standaarden voor de bescherming van het milieu in acht nemen. Zo stond het in een communiqué van nà de bijeenkomst. 

Pramod Agarwal hield die dag waarschijnlijk zijn gezicht stijf in de plooi. Alles wat hij en zijn Zamin Group in Uruguay doen, vloekt namelijk met wat de kardinaal hem voorhield.

Zamin streek in 2007 neer in Uruguay. De wereldmarkt hield zich toen nog sterk, de groei-economieën hadden ijzer nodig, en Zamin meende dat in Uruguay te kunnen vinden. Uruguay is géén geologisch wonder, de ondergrond is arm. Uruguay is een landbouwland. Sinds generaties laten grondbezitters er het vee hoeden en de akkers ploegen door dagloners, de miserabelsten onder het werkvolk. Rij je door het land, dan kom je ze tegen, gaucho’s te paard, met een pet op het hoofd (hoedjes, die dragen de gaucho’s in buurland Argentinië).

Ooit, in de jaren ’60, was er sprake van de Cierro Mulero in Valentines om te graven, want in die berg zat ijzer. Later zijn daar boringen gedaan. Maar een mijn kwam er nooit. Maar nu blaast mr Agarwal oude dromen nieuw leven in. 

Twee kampen in Cerro Chato 

We rijden van Tacuarembo zuidwaarts richting Montevideo, de hoofdstad, wanneer ons tijdens een pitstop in Paso de los Torres een mijnheer aanspreekt. Hij is landbouwingenieur. ‘Uit België ? En hier om Grondstoffenjagers te observeren ? Dan moeten jullie naar Cerro Chato. Dat dorp staat op zijn kop omwille van Aratiri’. Aratiri, zo blijkt, is de naam die mr Agarwal aan een oogverblindend mijnproject heeft gegeven.

We verleggen ons traject, verlaten Ruta-5, de hoofdweg, en gaan oostwaarts. Het asfalt gaat over in grint, 90 kilometer kurkdroog grint. Midden op de weg zitten horden groene papegaaien. Ze pikken de graankorrels op die van de trucks van de hereboeren zijn gevallen. Als we naderen, stuiven ze in gestrekte formatie omhoog.

Bestoft en met een droge keel bereiken we Cerro Chato, een dorp tussen de velden, met een hoofdstraat, een winkel op één hoek en een benzinestation er recht tegenover. Heber Mota, de baas van de benzinepomp, is pro-Aratiri. Hij heeft nog een stapel brochures liggen van Aratiri, ik krijg een exemplaar. ‘Met Aratiri leeft ons dorp op,’ zegt mr Mota. Hij heeft nooit zoveel diesel en benzine verkocht. Zijn omzet is met 80% gestegen.

De winkelier, aan de overkant van de straat, is tegen. ‘Denken dat we beter worden van de mijn is kortzichtig. Een mijn duurt twintig jaar. Daarna blijft alleen afval over’. Cerro Chato is niet unaniem over Aratiri, Cerro Chato is grondig verdeeld. 

Van de veearts horen we dat de notaris het nee-kamp vertegenwoordigt. Hij heet Jose Gomez Garcia. We vinden makkelijk zijn studie, want het dorp is klein. In zijn wachtzaal hangen gravures van ‘marcas’, dat zijn de ijzers waarmee de grote boeren hun kudden brandmerken. Elke boerderij heeft haar marca en de boeren moeten hun marcas bij de notaris laten registreren, zodat iedereen weet welk brandmerk bij welke kudde hoort. De boeren zijn cliënt bij de notaris en de notaris valt zijn klanten niet af. Al zijn niet alle boeren tegen het Aratiri-project. ‘Er zijn mensen die bezwijken voor het geld,’ weet mr Gomez Garcia. ‘Vijf jaar geleden kostte een hectare grond hier nog 1500 dollar, maar Zamin betaalt tot 5000 dollar voor een hectare’.

Hij blijft echter bij zijn standpunt: Aratiri is nefast. ‘Als ze met de mijn beginnen, leggen ze drie rivieren om. Het hele watersysteem van de streek wordt dan verstoord. Maar de beesten en de akkers leven van water. Het wordt een openluchtmijn. Ze gaan daar met dynamiet de rots splijten. De explosies veroorzaken trillingen, lawaai en stof. Daar kunnen de beesten niet tegen’.

De ene verdraaiing na de andere 

De Zamin-groep van mr Agarwal voert al jaren campagne voor Aratiri. Niet met argumenten, wel met propaganda. Zamin doet alsof mijnbouw in Uruguay de normaalste zaak van de wereld is. ‘Er zijn 327 mijnen met een officiële vergunning,’ beweert Zamin. Dat is je reinste volksverlakkerij. De 327 mijnen zijn groeven en carrières waar grint en zand wordt gewonnen. In werkelijkheid is er in het hele land maar één mijn die werkt, de goudmijn van Orosur, die in 2012 precies 1725 kilogram goud voortbracht (en voor 80 à 90 miljoen dollar per jaar zou exporteren). 

Het Aratiri-project bestaat uit drie stukken: er zouden vijf openluchtmijnen komen in de streek van Valentines nabij Cerro Chato plus een fabriek om het erts een eerste keer te verwerken. Er zou een smeerpijp komen van 212 kilometer van Valentines naar Rocha aan de Atlantische Oceaan en in Rocha zou er een haven komen die volgens Zamin ‘de allergrootste vrachtschepen kan ontvangen die er momenteel bestaan’. Door de smeerpijp zou smurrie van water en erts van de mijnen en de fabriek naar de haven worden gespoten. Het hele project zou een totale investering vragen van 2,8 miljard dollar, en zou ‘voor 40 jaar werk en duizenden jobs opleveren’. De gekende slogans.

Maar in Uruguay bekijken activisten en journalisten de publicaties van Zamin met de grootste argwaan, en ze concluderen dat het plan drijft op zand. Daarvoor geven ze meerdere elementen. Om te beginnen is de ijzerberg in Valentines niet bijzonder rijk aan ijzer. ‘Potentieel zit daar 4 à 5 miljoen ton ijzer’, beweert Zamin. De firma geeft toe dat het erts (maar) 27% ijzer bevat, ‘maar dat kan worden opgewaardeerd tot concentraat van hoge kwaliteit’. Maar dat lage gehalte spreekt de stelling tegen dat Aratiri economisch leefbaar en rendabel is. Dat is nochtans precies wat de Zamin-groep schrijft. ‘De gronden die nodig zijn voor de mijn,’ aldus Zamin, ‘brengen nu 3,2 miljoen dollar per jaar op. Met onze mijn brengen ze 212 keer meer op, namelijk 681 miljoen dollar per jaar’.

De critici ontdekken dat de totale oppervlakte aan gronden die Zamin nodig heeft, rare sprongen maakt. In een eerste aanvraag voor een milieu-vergunning spreekt de Zamin-groep van 12.850 hectaren, in een volgende aanvraag van 15.890 hectaren. ‘Maar,’ schrijft het weekblad Brecha, ‘in die tweede aanvraag is het mijndistrict (het gebied met de openluchtmijnen) ineens dubbel zo groot als voorheen. Het telt nu 14.505 hectaren, tegen 6700 hectaren in de eerste aanvraag’. 

Zamin noemt Aratiri ‘het grootste productieve, industriële en logistieke project uit de geschiedenis van Uruguay’. Volgens notaris Gomez Garcia is dat typisch de taal van een junior-firma met een speculatief project: juniors ontwikkelen projecten die ze nadien van de hand hopen te kunnen doen, aan serieuze mijnbouwfirma’s, voor zoveel mogelijk geld. Zamin is zo’n junior. Volgens het financieel nieuwsbureau Bloomberg levert Zamin vooral diensten aan derden. Infomine weet dat grote baas Pramod Agarwal meer dan dertig jaar in de grondstoffenbusiness zit. Voor insiders uit de business is hij geen onbekende. Veel eigen industriële activiteit schijnt Zamin niet te ontplooien. ‘We zijn eigenaar van Bahia Mineraçao in Brazilië’, schrijft Zamin. In dat land neemt Zamin ook een ijzermijn over van de major Anglo American.

Over de prestaties van Zamin circuleren echter geen gegevens. Zamin is geen beursgenoteerd bedrijf en publiceert geen resultaten. De onderneming heeft adressen in Londen, het fiscaal paradijs Jersey en in Zwitserland. Allemaal kenmerken die doen vermoeden dat Zamin op buit is belust, niet op beterschap voor Uruguay. 

Meedoen met de groten 

Maar overheid en de politiek van Uruguay zijn het project van de Zamin-groep wel genegen. Ze hebben geen oren naar de kritiek, wel naar het gezang van Zamin. Aratiri geeft de politici de smaak naar meer in de mond : waarom zou Uruguay niet toetreden tot de wereldclub van ertsen-exporteurs ? Daarmee valt immers geld te verdienen. Zamin, alweer, zet hen op dat spoor. ‘Valentines maakt van Uruguay de achtste ijzerproducent ter wereld, op gelijke hoogte met Zweden’, lees ik in een brochure.

Pramod Agarwal heeft zich binnengedraaid in het Uruguyaanse staatsbestel. Hij heeft er twee hoge ambtenaren weggekocht. Fernando Puntigliano wordt country manager van Zamin voor Uruguay. Daarvoor was hij directeur van de Nationale Havenadministratie. Alicia Torres was directrice van het departement Milieu van de Uruguyaanse staat, voor ze in onderaanneming voor een consultancyfirma gaat werken die Zamin bijstaat in zijn propagandaslag. Hun invloed speelt allicht om ook bij de regering goodwill voor de mijnen te kweken.

De regering werkt mee. In 2012 stelt de mijnbouw in Uruguay amper iets voor: niet eens 1 procent van het bruto nationaal product. Maar de regering hoopt op serieuze expansie. In de zomer van 2011 roept ze een commissie samen die de mijnbouw op de kaart moet zetten. In december pakken de experts uit met een basistekst. Die tekst zal worden omgeploegd tot een beleidsverklaring, daarover zijn de politieke strekkingen het eens. Het plan gaat Mineria de Gran Porte (MGP) heten, te vertalen als Mijnbouw met Allure. Het betreft mijnbouwprojecten met een investering van minstens 100 miljoen dollar, een jaarlijkse productie die minstens 100 miljoen dollar waard is en een uitbating van minstens 400 hectaren groot. 

Zamin speelt het weer slim en doet het voorkomen alsof de hele politiek zonder meer voor Mijnbouw met Allure is. Daarom drukt Zamin in één van zijn brochures de handtekeningen af die de politici eind 2011 onder de beginseltekst hebben gezet. Maar op dat moment is er hoegenaamd geen unanimiteit over het toekomstige mijnbouwbeleid. De ontwerptekst van de MGP komt pas twee jaar later ter discussie in het parlement!

De Mineria de Gran Porte blijkt dan een cadeau aan de grondstoffenjagers die de grote mijnbouwondernemingen zijn. De ontwerptekst is onvoorstelbaar mild voor hun kapitaal. Een voorbeeld: de belastingen. De MGP stelt voor 25 procent belastingen te heffen op de winsten die de mijnbedrijven aangeven. Het gaat enkel over de mijnbedrijven met activiteiten in Uruguay. De resultaten van hun moeder-, zuster- en dochterbedrijven mogen ze buiten beschouwing laten. Daat geeft de bedrijven alle armslag om hun winsten tot een minimum te manipuleren, zodat ze uiteindelijk géén belasting hoeven te betalen. Met zo’n libertaire tekst hoopt Uruguay investeringen aan te trekken, terwijl het zichzelf wijsmaakt dat het daar ook wat aan verdient.

Het verzet tegen Aratiri ontwapent niet. In de marge van de discussies in het parlement zijn dissidente stemmen te horen. Wanneer de senaat de scheikundige Ignacio Stolkin raadpleegt, zegt die : ‘Ik ben niet tegen mijnbouw. Een land met grondstoffen, moet die uitbaten. Maar je kunt je grondstoffen niet plunderen, zonder aan morgen te denken. Wij zijn een land, geen onderneming’.

Waarmee Stolkin suggereert dat de regering net het omgekeerde doet. 

Omdat de regering niet naar hen luistert, smelten de protestgroepen in de provincies zich hechter aan elkaar. Overal ontstaan asambleas, volksvergaderingen: die richten vervolgens een nationale koepel op ‘ter verdediging van de natuurlijke rijkdommen’. Ze houden ook protestmarsen. In mei trekt al de vijfde Marcha ‘ter verdediging van de aarde en de natuurlijke rijkdommen’ door de hoofdstad Montevideo. Veertig collectieven werken mee aan de organisatie van de optocht.

In november manifesteren ze opnieuw in Cerro Chato. Net dan haalt Zamin weer een splijtzwam te voorschijn. Het bureau CIFRA heeft een zogenaamde neutrale opiniepeiling gehouden onder bewoners van Cerro Chato. Er zijn 117 volwassenen ondervraagd (van de circa 3000 bewoners).

Op 27 november meldt Zamin dat een meerderheid voorstander is van het Aratiri-project : 47% vindt Aratiri goed tot zeer goed, 36% vindt het project slecht tot zeer slecht ; de rest in onbeslist. Maar zijn de mensen wel ‘neutraal’ ondervraagd? De enquêteurs van CIFRA zijn namelijk vooringenomen. Wanneer CIFRA de resultaten presenteert, schrijft het bureau : ‘we hebben mensen ondervraagd in de zone die het meest bij het mijnproject gebaat zal zijn’. Gebaat? Staat het dan vast dat het een baatbrengend project is? De uitslag van de enquête is de zoveelste verdraaiing vanwege de Zamin-groep van Pramod Agarwal en zijn huurlingen.

In het Vaticaan hield hij echter wel zijn gezicht in de plooi. 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Schrijver, journalist en onderzoeker

    Raf Custers is schrijver, historicus en journalist en publiceerde onder andere Grondstoffenjagers (2013) en De uitverkoop van Zuid-Amerika (2016).

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.