Origineel vertrek naar Kinshasa

Brussel Nationaal Luchthaven, 4 februari. Bij het inchecken worden onze visa wel heel erg grondig bekeken en gecheckt. Blijkt dat visa die door het consulaat in Antwerpen zijn uitgegeven sinds 26 januari niet meer aanvaard worden. Wij zijn de onze op 29 januari gaan afhalen.
Het Congolese consulaat heeft dus 350 euro met de glimlach geïncasseerd, terwijl ze al wisten dat wij niet door de controle zouden raken. Misschien beter dat de koning nog een beetje wacht met naar Congo gaan.
Een paar dagen later krijgen we allerhande mails en sms’en om te zeggen dat het visumincident een item in het nieuws was. Zoals jullie waarschijnlijk ondertussen al vernomen hebben, was het een conflict tussen de ambassade –Kabila-aanhangers- en het consulaat –Bemba-aanhangers-. Al voor ons vertrek werden we dus persoonlijk geconfronteerd met een staaltje “goed bestuur” uit de DRC.
Het vliegtuig richting Kinshasa wordt dus die zondagmorgen vervangen door een autorit richting Kempen en maandagmorgen een race tegen de tijd naar de ambassade om een nieuw visum en een vlucht om 10u45. Terwijl onze medepassagiers boven de Sahara en de mangroven van Kameroen vliegen, zie ik Sven Nijs zijn zoveelste cyclocross winnen in een boerenveld in Hoogstraten. Het moet gezegd, het was een origineel vertrek.

5 februari


Kwart voor zes: opnieuw de wagen in, voor een race naar Brussel. Mijn Congolese moeder en de Congolese connectie hebben er al voor gezorgd dat de ambassade een uur vroeger opent, nu nog proberen files en tegenliggers te ontwijken en we zijn al halverwege onze opdracht. Om zeven zijn we al aan de ambassade en om acht uur staan we met ons nieuwe visum in de hand. Uiteraard nog eens de volle pot betalen, dat spreekt. Maar een paar uur later zitten we wel op het vliegtuig.

8 februari


Het echte werk kan eindelijk beginnen. Vandaag heb ik namelijk de eerste afspraak met professor Lukunga Ntumba. Dit is een prof die me vanuit Tervuren was aanbevolen en met wie ik al een vruchtbare cyber-lat-relatie heb uitgebouwd. Toen ik hem gisteren belde, om mijn aankomst te melden, was hij erg enthousiast en wenste me hartelijk welkom. Deze professor wordt op de Unikin dus mijn begeleider. Het is de menselijke gewoonte om de nacht voor een eerste afspraak als deze niet goed te slapen, maar ik was er gerust op en sliep dus lekker, slechts gewekt door enkele geweerschoten. Maar, ach, we zitten in Kinshasa, een beetje pili-pili hoort hier bij het leven.
Bij het ontbijt zijn de geweerschoten nog even het gespreksonderwerp, daarna gaat iedereen zijn dagprogramma achterna. Sara vertrekt met Soeur Hélène richting Kinshasa-centrum, waar ze info over demobilisatie gaat halen en mee gaat op winkel-&marktmarathon. Ik ga naar de Unikincampus, samen met Père Alex. De universiteitscampus is in 1954 door die goede oude Belgen gebouwd en die gebouwen zijn al die tijd hun even goede oude zelf gebleven, maw hij is eigenlijk nooit vernieuwd, laat staan deftig hersteld. De campus –toen de meest moderne van Afrika- bood plaats aan 5000 studenten. Vandaag “huist” hij 30000 studenten, u kan zich de drukte al wat voorstellen. Aangezien we de faculteit politieke wetenschappen niet onmiddellijk vonden, “cruiseten” Alex en ik wat rond over de campus, intussen de massa studenten ontwijkend, die zelf geen enkele moeite deden om ons te ontwijken. “Als we hier tegen een student rijden, is het er mee gedaan”, zei hij, “dan lynchen ze ons”.
De campus geeft inderdaad de indruk dat er weinig nodig is om de boel te doen ontploffen. Is het de overbevolking, de ondervoeding, de extreem ongezonde en slechte levensomstandigheden, van de studenten, het zal wel een cocktail van al deze elementen zijn. Toen we voorbij de faculteit chemie reden, werd het ontploffingsgevaar nog wat groter en eigenlijk ook vrij morbide. Congo is het land met de grootste voorraad plutonium en uranium in zijn bodem en uiteraard werd er in de universiteit onderzoek gedaan met deze grondstoffen. Blijkt dat ook de opslagruimtes van deze chemische stoffen vervallen zijn en dat er dus in een bouwvallige hangar uranium en plutonium ligt. Terwijl ik bij mezelf dacht, “Allez, we zitten hier 2 maand naast een kernbom”, stelde Alex me gerust: “ Ach, de helft is toch al gestolen.”
We vinden dan toch de faculteit pol&soc en vrij snel daarna botsen we op professor Tumba. Het is een hartelijke kerel die direct de koe bij de horens vat. We maken een planning op, ik geef hem mijn vragenlijsten en hij overhandigt me meteen een thesis die ongeveer mijn onderwerp behandelt en belooft me er nog één. “ Dat gaat hier zoals de mannen van Lefevre die juist van bij dokter Van Mol komen”, denk ik. Daarna gaan we naar de administratie van de universiteit. Ik moet volgens hem immers de archieven gaan bekijken, om het aantal studentenverenigingen te tellen per academiejaar. Iedereen wederom erg vriendelijk voor hun half-congolese “neef”. Een man stribbelt wat tegen, maar we kunnen een afspraak maken om zaterdag de archieven te bekijken. Daar gaat mijn weekend wel half, maar een zaag die nu daar over valt.
Intussen blijken de geweerschoten die ik ’s nachts heb gehoord, bestemd geweest te zijn voor het been van een prof, tevens oud-decaan van de faculteit geneeskunde. De proffen zijn geschokt “qu’est-ce qu’il a fait pour mériter ce la?” en denken er aan om tot actie over te gaan. Ze zeggen me dat ik maar moet opletten, want dat mijn thesisonderwerp (oorlog en vredesinitiatieven aan de univ van Kinshasa, vr wie het niet moest weten) nog wel eens voor mijn ogen zou kunnen plaatsvinden. Cynisch als ik ben vind ik dit nog niet eens zo’n slecht idee. Alles voor de wetenschap, althans voor mijn onderzoek toch.
Ik geniet van mijn geslaagde ochtend, wanneer opeens de aap uit de mouw komt. De aap lijkt een meer dan uit de kluiten gewassen gorilla te zijn die me meteen een klets op mijn bakkes verkoopt. Opeens vraagt prof Tumba immers of ik een “petit budget” voorzien heb. Alle verhalen over Congo in mijn achterhoofd houdende, zeg ik ja. “Goed”, zegt hij, “want je moet uiteraard wel voor alles betalen”. Ik voel de grond onder mijn voeten wegzakken. “Bijvoorbeeld, die man van de administratie, die moet speciaal voor jou op zaterdag komen. Die moet je vergoeden”. Terwijl hij nota bene zelf voorstelde om op zaterdag te komen! Ik ben zo verrast dat ik niet meteen echt reageer.
Ik zeg alleen maar dat ik wel iets voorzien had, maar intussen beginnen mijn gedachten te draaien. Ik heb begrepen dat ik voor elk papier, voor elke deur die opengaat, voor elke mens die ik zie, zal moeten afdokken. Dus dit is de Congo waar ik zo veel verhalen over gehoord heb. Verhalen waarvan ik dacht dat ze mij wel niet zouden overkomen, “want ik ben hier toch een beetje thuis”. En ze begroetten me daarnet nog allemaal als zijnde hun neef, broer, zoon. Ik ben er als een stom kalf en een naïeve kloot ingelopen. Uit de diepste krochten van mijn geheugen hoor ik opeens de M-Kids met hun wereldhit “ Je bent een klungel in de jungle”. Gelukkig heeft Vlaanderen voor elke gemoedstoestand poëzie voortgebracht.
De rest van de voormiddag zit ik met de prof op zijn bureau ( zo’n 5 vierkante meter, waar we met 4 man zitten) en zit ik in mezelf te tobben. Opeens vind ik hem niet meer zo sympathiek en heb ik de indruk dat voor elke vraag die ik hem stel, ik de dollartekens in zijn ogen zie flikkeren. Mij concentreren op de thesis die voor mij ligt lukt niet meer, dus besluit ik maar om mijn eerste impliciet interview te doen, meteen met de prof zelf. Zo vraag ik hem waarom er nooit samenwerking is geweest tussen studenten en proffen voor de vredesinitiatieven. Hij legt me uit dat dit nooit bij iemand opkomt en het dus ook niet gebeurt. Om twaalf uur vertrek ik maar naar huis. Hij begeleidt me naar de uitgang en herinnert me nog eens aan mijn “petit budget”.
Ik vraag hem voor de derde keer of hij er misschien een getal kan opplakken, maar dat doet hij uiteraard niet. Na een wandeling kom ik thuis en vertel daar mijn jolige voormiddag. De nonnen en pater Alex vertellen me dat dit de Unikin ten voeten uit is. De proffen worden te weinig betaald en proberen op allerlei manieren geld binnen te rijven. De mistoestanden zijn bekend. Zo moeten studenten inschrijvingsgeld aan de proffen betalen en zijn ze verplicht om de prof zijn (soms waardeloze) syllabus te kopen indien ze voor zijn examen willen slagen. In eerste zit slaagt gemiddeld 1 percent. De rest weet wat hem te doen staat voor tweede zit: afdokken. Op alle mogelijke manieren aan geld raken om de prof te betalen. Heel veel meisjes krijgen de niet eens stille wenk om eens goed met de prof van bil te gaan, willen ze over naar het volgende jaar. Blijkt trouwens dat de prof die deze nacht een kogel in zijn been kreeg, niet de arme goeie man was, maar een klootzak wiens methodes hem nu zuur zijn opgebroken.
De nonnen en de pater zeggen me te zullen helpen en stellen al allerhande alternatieven voor. Ik denk in mezelf vooral: “ tof, maar dat maakt alles nog omslachtiger”. Ik vraag me af of ik misschien niet overdreven heb. Het is nu eenmaal de realiteit dat hier voor de minste dienst betaald moet worden. Maar aangezien iedereen aan wie ik het verhaal vertel, zegt dat het ook anders kan, moet ik maar alternatieven beginnen zoeken en gewoon voortdoen en niet achterom kijken. Het heeft lang geduurd, maar misschien word ik in mijn moederland toch nog een echte vent.

10 Februari


Op het programma vandaag: de eerste confrontatie met prof Ntumba, het Afrikaanse roofdier, sinds vorige opgemerkte passage. De nonnen geven me allerlei goeie raad, het lief zegt dat ik me niet als een dweil moet gedragen en ik antwoord uiteraard: “jaja”, maar denk er verder niet veel bij na.
Ik vat de tocht naar de campus aan met loden schoenen, wat niet meevalt aangezien het eerste deel van de wandeling de miniatuurversie is van de Mont Ventoux, bij 35° Celsius. Het zweet stroomt in beken van mijn lijf, terwijl ik, met mijn boekentasje van 2 kilo, in een peloton verzeil van mensen die met 20 kilo hout of 15 liter water op hun hoofd de helling beklimmen.
Het moet gezegd echter, de wandeling gebeurt in een prachtig decor. Het eerste deel is op een zanderig plateau, vanwaar je alle huisjes in de omtrek ziet. Dan klim je wat en krijg je bij momenten een weids uitzicht op de vlakte waarin Kinshasa ligt en zie je in de verte een glimp van de majestueuze Congostroom. Vervolgens is er een bebost stukje, waar de eerste huizen van de proffen staan en waar de schaduw welgekomen is. Eens boven heb ik nog een kwartier te wandelen en te hijgen, maar heb ik een fantastisch uitzicht op Kinshasa en zie ik nu de Congostroom in zijn volle glorie. Rondom mij is er bedrijvigheid: studenten, kraampjes, kinderen, zoals het cliché weleens zegt in toeristenverslagen: een vrolijke warboel.
Aangekomen in de universiteit ben je door het lichtverschil (van stralend licht, naar kelderdonker) eerst 10 seconden verblind. Van die tien seconden maken ze hier gebruik om je te beroven, op je gezicht te slaan, drie maal te verkrachten en vervolgens te kelen. Althans, dit is de versie die je voor je vertrek honderd keer hoort. De realiteit is dat je binnengaat en men je vriendelijk groet.
Ik wacht op prof Ntumba en intussen krijst Guns N Roses “Welcome to the Jungle” in mijn gedachten. Eens mens moet namelijk altijd de juiste sfeer creëren voor zulke ontmoetingen.
In de beste roofdiertraditie merk ik Ntumba pas op wanneer hij me langs achter vastgrijpt, bij wijze van begroeting uiteraard. We trekken richting administratie, waar ik enkele documenten moet gaan halen. Uiteraard ligt er niet echt helemaal wat ik wou, maar een mens moet tevreden zijn met wat hij krijgt. We keren terug naar de faculteit Pol&soc, terwijl Ntumba door elke prof wordt gefeleciteerd. Blijkbaar heeft hij een soort promotie gekregen. Terwijl hij met enkele andere proffen staat te socializen, kom ik Patrick tegen, broer van een van de nonnen van de keet waar we wonen.. Hij is prof aan de faculteit economie, een neef van mijn ma en, zoals de biologie het dus wil, ook neef van mij. We praten wat, want als econoom is hij uiteraard de juiste man om het academisch kapitalisme aan de Unikin te verklaren.
Een beetje te koop lopen met je familie is hier altijd een goeie tactiek en ik stel Patrick aan Ntumba voor. Patrick vertelt wie hij is, wie ik ben en wat onze relatie is. Blijkbaar kennen beiden elkaar en  opeens geschiedt het wonder van Kinshasa, met uitbreiding het wonder van heel Congo. Plots treedt namelijk de onnavolgbare Afrikaanse familiale logica in werking waar geen enkele erfelijkheidsleer of Darwinist tegen op kan. Opeens ben ik zowaar ook een neef van professor Ntumba, verklaart hij met een stralende glimlach. Ik ben bij hem in de beste handen en wij, neven uit dezelfde streek, zullen er samen eens het beste van maken!
De metamorfose is opmerkelijk: opeens ontmoeten we allemaal mensen uit de Kasai (waar mijn ma (en mijn broer) geboren en getogen is en mijn pa 13 jaar gewerkt heeft) en word ik aan tientallen neven voorgesteld. Uiteraard beslis ik het er van te nemen en doe ik de ganse familiale historie nog eens uit de doeken. In plaats van opgegeten te worden door de hyena’s beslis ik dat ik er beter zelf ook één kan worden (zo snel vervagen de morele waarden, zou Shakespeare zeggen). De rest van de voormiddag verloopt in een amicale sfeer. Als “neven onder elkaar” antwoordt Ntumba op al mijn vragen, geassisteerd door de bibliothecaris van de faculteit die toch niets anders te doen heeft en, u raadt het al, óók een neef van mij wordt.
Wanneer ik ’s middags thuis arriveer, kan ik alleen maar vertellen hoe goed alles is verlopen, dat ik niets aan niemand heb moeten betalen en dat het dus goed meeviel vandaag. Aangezien we hier toch in een soort van klooster zitten, besluit ik de Heer te danken, door hem morgenvroeg te verblijden met een bezoek aan de eucharistieviering. Benieuwd hoeveel familie ik daar zal ontmoeten.

11 Februari, zondag, dag des Heeren en des Voetbal


Aangezien ik God iets beloofd heb en het in een klooster niet aangeraden is om beloften ten opzichte van de Heiland te breken, sta ik om tien voor zeven op, om drie minuten later in de eucharistie te zitten (een kapel in huis is handig). De katholieke codex verwacht mensen zonder ontbijt in de ochtendmis en om mijn dankbaarheid aan onze schepper nog eens extra te benadrukken besloot ik om meteen zonder douche in de kerk te gaan zitten.
De mis kan ik kort samenvatten. Er was goeie, catchy percussie bij de liedjes, er zaten veel kinderen en uiteraard ook volwassenen en de preek ging over de verderfelijke trekken van de Amerikanen. Als nu ook al de Afrikaanse christenen zich tegen de Amerikanen gaan keren, dan heeft W. jr. een groot probleem, maar bon.
Op het einde van de mis werd de kerkelijke agenda van de week voorgelezen. De kerk is nu eenmaal de enige instelling die steeds is blijven werken ongeacht oorlog, dictatuur,opstand, plunderingen dus veel dingen gebeuren via kerkelijke weg. Het CVP- paradijs, met andere woorden. Op het einde van de kerkelijke agenda werden de “nieuwe leden van de gemeenschap” voorgesteld, inclusief dus Sara en Stijn. We mochten rechtstaan en een ovatie in stand nemen van onze nieuwe medeparochianen, die ons na de dienst allemaal nog de hand kwamen schudden en ons welkom heten in de kudde van de Heer.
Om niet dezelfde discussies te moeten aangaan als in Burundi over religie, om een beetje korting te krijgen op ons verblijf en vooral om mijn ma niet tot schande te brengen (avec plaisir, maman!) hadden we gezegd dat we goeie katholieken waren, in plaats van smerige goddeloze heidenen. Zo veel gehuichel kan uiteraard niet onbestraft blijven en God’s toorn kwam snel op ons neer. Soeur Hélène beloofde ons immers twee plaatsen op de herdenkingsmis van de overleden kardinaal Etsou en nog twee plaatsen op een “speciale” inhuldigingsmis volgende zondag (er was wel een receptie achteraf). Twee missen van samen 4 à 5 uur, die we als toerist de place to be waren en we zeker moesten meemaken! Gelukkig zijn we er in geslaagd om ze beiden te omzeilen, pech dat we hadden!
Verschillende van de zusters en ook pater Alex hebben of in België verbleven, of wonen samen met Belgische missionarissen. De meeste kennen België dus wel en maken graag een praatje over “typisch Belgische fenomenen”. Zo vroeg Alex me tijdens het eten op wie ik stemde in België. Ik antwoordde hem dat ik een linkse hond was, waarop hij zei “Ach, bij ons is er een missionaris die een grote aanhanger is van Het Vlaams Belang”. Na van de eerste verrassing bekomen te zijn, antwoordden we hem dat dit toch wel een beetje een vreemde keuze is voor iemand die zelf zijn leven in het buitenland slijt. De brave missionaris had echter alleen iets tegen de Marrokanen, “want er zouden nu naar het schijnt meer moskeeën dan kerken in België zijn”. Op sommige zaken zijn geen repliek opgewassen, dus begon ik maar over trappistenbier.
Aangezien ik Club Brugge-Anderlecht moest missen, hadden we hier voor een surrogaat gezorgd, namelijk FC Bukavu- Telestar Gabon, match voor de Afrikaanse tegenhanger van de Uefacup. Nadat we eerst de dokter van het hospitaal naar zijn hospitaal hadden gevoerd (de man had geen wachtdienst maar een zware aanval van malaria en mocht op zijn vrije zondag dus gaan liggen creperen in zijn eigen bureau. Het lot kan wreed zijn op zondagnamiddag), trokken we richting het stadion van de martelaren.
Dit is een arena van 80000 plaatsen, gebouwd in het Mobutu-tijdperk door de grootste vriend van de Afrikaanse dictators ( naast de VS, de Europeanen en de Russen uiteraard): China. We waren uitgenodigd door “Colonel Oscar”, kolonel dus bij de politie en in zijn vrije tijd scheidsrechter in de Congolese eerste klasse (autoriteit werkt inderdaad verslavend) en we kregen dus een plaats bij de vips, achter de delegatie van Telestar, de Gabonese ploeg. Vandaar hadden we een perfect zicht op het veld, maar nog meer op de Afrikaanse samenleving op zijn slechtst.
Twee meter en een hek verder van de Gabonese delegatie liep er immers een gang, die gebruikt werd waarvoor die sluwe chinezen hem gebouwd hadden, namelijk om door te lopen. Dit was echter niet naar de zin van deze delegatie en iedereen die zich niet snel genoeg uit de voeten maakte kreeg van de zelfverklaarde bodyguards/klusjesmannen van de Gabonezen de niet zo stille en vrij harde wenk om zo snel mogelijk off te fucken. Ik zou de Gabonese chef eens goed mijn gedacht gezegd hebben, had hij niet een karkas gehad waar een gorilla een eerste communicant tegen leek. Idealisme stopt best waar de brute kracht het overneemt.
De wraak van de Congolezen is echter zoet, want na de match (niet om aan te zien, maar goeie keeper bij Bukavu!), die met 2-0 door Bukavu werd gewonnen (Telestar dus uitgeschakeld) troepten een massa kinderen samen voor de Gabonezen om hen op extreem treiterige wijze de uitslag van de match duidelijk te maken. 50 kinderen afrossen was iets te veel gevraagd (en ook niet goed voor de p.r. waarschijnlijk) en de Gabonezen dropen dan maar af. Toen de kids zich echter tegen mij richtten heb ik, vanuit mijn logezetel, een agent opgedragen om de kids op traangasgranaten en matrakslagen te trakteren. Is het immers niet nefast voor de opvoeding als kinderen niet duidelijk op hun fouten worden gewezen?

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.