'Conventie en uitbreiding ondermijnen Europese ontwikkelingshulp'
Stefania Bianchi
21 mei 2003
De Europese Conventie ziet de Europese
ontwikkelingshulp als een onderdeel van het gezamenlijk buitenlandbeleid dat
de Europese Unie nu zo dringend nodig heeft. Dat is een erg slecht idee, zo
maakten verschillende Europese niet-gouvernementele organisaties deze week
duidelijk op een ministeriële conferentie in Brussel. De
ontwikkelingssamenwerking en de humanitaire hulp zullen niet ingevuld worden
naar gelang de behoeften van de ontwikkelingslanden, maar volgens de
internationale ambities van de Unie.
De Europese Unie ziet ontwikkelingshulp steeds meer als een verlengstuk van
haar buitenlandse ambities, zo waarschuwde de British Overseas NGO for
Development - een netwerk van 270 niet-gouvernementele organisaties -
maandag in Brussel. Vorig jaar werd de Raad voor Ontwikkeling, die twee keer
per jaar vergaderde om de beleidslijn voor de Europese
ontwikkelingssamenwerking uit te tekenen, ontbonden en opgeslokt door de
Raad voor Algemene Zaken en Externe Relaties. De Europese Conventie, die de
EU op een nieuwe constitutionele leest moet schoeien om ze bestand te maken
tegen de uitbreiding, wil die assimilatie versterken.
De voorstellen die tot dusver aan bod zijn gekomen in de club van Valery
Giscard d’Estaing ondergraven het idee dat ontwikkelingssamenwerking zijn
eigen middelen en doelstellingen moet hebben. De ontwerptekst van de
Conventie stelt voor om ontwikkelingssamenwerking onder te brengen in het
nog op te richten gezamenlijke buitenlandbeleid van de Unie en dat de
voorgestelde Europese ‘minister van Buitenlandse Zaken’, de
ontwikkelingshulp van de EU coördineert vanuit de Commissie, samen met het
Buitenlands Beleid.
Volgens verschillende ngo’s zal dat zowel de kwaliteit als de omvang van de
Europese ontwikkelingssamenwerking in het gedrang brengen. In heel Europa
is er nu een trend om ontwikkelingssamenwerking en de instellingen die zich
er over ontfermen, ondergeschikt te maken aan de doelstellingen van handel
en veiligheid. Ontwikkelingshulp is echter gemaakt om armoede te bestrijden
en duurzame ontwikkeling te promoten en niet om bondgenoten te belonen in
een oorlog tegen de terreur, of economische partners te ronselen of migratie
te verhinderen, zegt Mikaela Gavas van BOND.
De ngo’s eisen dat de Conventie in het uiteindelijke verdrag (dat volgende
maand klaar moet zijn) een apart hoofdstuk vrijmaakt voor
ontwikkelingssamenwerking en dat de Europese Unie zijn
ontwikkelingssamenwerking toespitst op de Minst Ontwikkelde Landen. De
Conventie moet de politieke ruimte voor ontwikkelingssamenwerking vrijwaren
en versterken en ze niet ondermijnen, zegt Richard Bennett, de
secretaris-generaal van BOND.
Ook het Overseas Development Institute (ODI), een gezaghebbende
onderzoeksgroep in Groot-Brittannië in het debat over
ontwikkelingssamenwerking, vreest dat de kwaliteit van de Europese
ontwikkelingssamenwerking ondermijnd wordt als de voorstellen van de
Conventie realiteit worden. Joanna Macrae van ODI stelt dat de
basisprincipes van humanitaire hulp - onpartijdigheid, neutraliteit en
onafhankelijkheid - gecompromitteerd worden door een ‘geïntegreerde’
ontwikkelingssamenwerking. Het gevaar bestaat is dat ontwikkelingshulp en
vehikel wordt om ‘geesten en harten te winnen’. Dan heb je een gepolitiseerd
humanisme in plaats van humane politiek.
Ook ben Ben Soetendorp, een expert in het Europese buitenlandbeleid aan de
universiteit van Leiden, denkt dat de Conventie haar voorstellen best
herziet. Volgens hem past ontwikkelingssamenwerking niet in een Europese
doelstelling om tegengewicht te bieden tegen supermacht Amerika - al was het
maar omdat die doelstelling onbereikbaar is.
De Europese Commissie verdedigde de voorstellen van de Conventie bij monde
van Barbara Brandtner, een lid van het kabinet van commissaris Chris Patten.
Brandtner benadrukte dat de humanitaire hulp een apart domein blijft en dat
ECHO, de dienst die noodhulp coördineert, apart blijft werken. Voor
ontwikkelingssamenwerking geldt dat niet. Mensenrechten en ontwikkeling
zijn de overkoepelende principes in het buitenlandbeleid (van de Unie), maar
ontwikkelingssamenwerking is nooit autonoom geweest - we moeten een
combinatie hebben van een beleid dat alle doelstellingen bereikt. Maar het
één (buitenlands beleid) en het ander (ontwikkelingssamenwerking) kan niet
zonder het ander.
Vorige week drukten ook de ontwikkelingslanden hun bezorgdheid uit over de
richting die het met het Europese ontwikkelingsbeleid uitgaat. De ministers
uit 79 landen in Afrika, de Cariben en de Stille Zuidzee gaven vorige week
op een ACP/EU-ministerraad in Brussel uiting aan hun ongerustheid over de
nakende uitbreiding van de EU. De Europese ontwikkelingshulp werkt nu al als
een tredmolen door de administratieve rompslomp en dat zal enkel
verslechteren als er volgend jaar nog eens 10 nieuwe lidstaten bijkomen.
De hervormingen die op stapel staan, zeggen de ACP-landen, zullen leiden tot
meer inefficiëntie en minder transparantie in het Europees
Ontwikkelingsfonds (EDF), dat de Europese ontwikkelingshulp coördineert.
Momenteel werkt het EDF met een vijfjaarlijkse pot van 13,5 miljard euro
plus een onverwacht overschot van 9,9 miljard euro uit de vorige termijnen.
De 79 ACP-landen (vooral Europese ex-kolonies) krijgen dankzij het Verdrag
van Cotonou als bevoorrechte partners voorrang in dat fonds.
Poul Nielson, de Europese commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking en
Humanitaire hulp, probeerde de ACP-landen gerust te stellen. We zullen een
studie aanvragen om de impact van de EU-uitbreiding te onderzoeken, zei
Nielson. De nieuwe EU-lidstaten zullen ook bijdragen tot het tiende
ontwikkelingsfonds, en dat zal uiteindelijk neerkomen op meer geld voor de
ontwikkelingslanden.
Na afloop van de ministerraad toonde een lid van het ACP-secretariaat zich
allerminst gerust. We hebben het ook gezien toen de Berlijnse Muur neerkwam
(in 1989). De voormalige communistische landen gooiden het kind meteen weg
met het badwater: elk idee van internationale solidariteit met het Zuiden
verdween toen volledig.