Oegandese boeren profiteren van groeiende vraag naar palmolie

Nieuws

Oegandese boeren profiteren van groeiende vraag naar palmolie

Paul Virgo

02 april 2010

Palmolieplantages hebben niet zo'n beste reputatie. Maar in Oeganda loopt een groot project waar kleine boeren enthousiast over zijn, zeggen de VN. Plaatselijke ngo's zijn niet onder de indruk.

Het project, een publiekprivate partnership, situeert zich op het eiland Bugala in het Victoriameer. Met een lening van 10 miljoen dollar hielp het Internationale Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD),  een VN-organisatie, bij de lancering van het project. De eerste palmolieplantages kwamen er in 2003.
Het IFAD wil met het project kleine boeren de kans geven om te profiteren van de groeiende vraag naar plantaardige olie. Volgens de VN-organisatie hebben ruim 700 boeren meer dan 2000 hectare plantages aangelegd en komt er de volgende jaren nog 1500 hectare bij.
De palmbomen zijn pas na vijf jaar echt productief. De Kalangala Oil Palm Growers Trust (KOPGT), de vereniging waarlangs het IFAD financiële en technische ondersteuning levert, zegt dat steeds meer plaatselijke boeren overtuigd raken van de mogelijkheden van het project. “Eerst was er animositeit”, zegt KOPGT-manager Nelson Basaalide. “In februari zijn 52 van de boeren die eerst zijn toegetreden, hun vruchten beginnen verkopen, en ze zijn zeer enthousiast. Daardoor hebben ook anderen gezegd dat het moment gekomen is om toe te treden en daardoor hebben we de laatste maanden heel wat mensen geregistreerd.”
“Ik ben zeer gelukkig”, zegt Samuel Ssonko, een van de boeren. “Vroeger hadden we hier niets. Er is zijn veel verbeteringen gebeurd. Gewone mensen zijn aan het planten. Het is een goed project.”

Reflex

Burgerrechtengroepen blijven bij het standpunt dat ze vorig jaar in een rapport naar voren schoven: het project is schadelijk voor mens en milieu. De palmolie-industrie ligt al langer onder vuur, onder meer omdat het mee verantwoordelijk zou zijn voor de ontbossing en voor de vernietiging van de habitat van bedreigde diersoorten.
Het IFAD noemt de tegenkanting ongefundeerd. “Zodra men het woord ‘palmolie’ hoort, komt die reactie als een kniereflex, een gevolg van de slechte reputatie die de industrie had in de jaren negentig”, zegt Marian Bradley, IFAD-manager voor Oeganda. “De ngo-gemeenschap is niet in staat om de inspanningen te erkennen die de industrie heeft gedaan. Men hoort geruchten en past die meteen toe op Oeganda: als een bedrijf in Maleisië de habitat van oerang-oetans schade toebrengt, dan zal de palmolie-industrie in Oeganda ook wel een biotoop schade toebrengen.”
Het Kalangala Ngo-forum (Kadingo) van plaatselijke milieu- en burgerorganisaties zegt dat er niet veel veranderd is sinds het rapport vorig jaar. IFAD-manager Bradley geeft toe dat de bufferstrook van 200 meter bos langs de kustlijn niet altijd gerespecteerd was. Die buffer moet voorkomen dat de bodem erodeert en meststoffen van de plantages in het meer terechtkomen. Maar volgens haar ging het om minder dan 2 procent van de volledige oppervlakte van het project en is het probleem ondertussen verholpen.
De ngo’s zijn er ook niet gelukkig mee dat bos moest wijken voor de plantages. Het IFAD zegt dat het om “hoofdzakelijk secundair” bosgebied ging en dat het minder dan 40 procent van de totale oppervlakte besloeg. “We hebben het hier niet over de habitat van charismatische wilde diersoorten”, zegt Bradley.

Vetten

Bradley wijst op de voordelen van het project. Oeganda moet zijn productie van plantaardige olie uitbreiden om zijn afhankelijkheid van dure import te verkleinen. Op die manier kunnen de Oegandezen de voedingswaarde van hun maaltijden verhogen aan redelijke prijzen. “De hoeveelheid vetten in de maaltijden blijft zeer laag, 4,3 kilogram per inwoner per jaar, tegenover de minimaal vereiste hoeveelheid van ongeveer 7,5 kilogram. Heel wat mensen in Oeganda krijgen niet voldoende calorieën binnen.”
Het project bracht ook nieuwe wegen, gezondheidsdiensten en werkgelegenheid, zegt het IFAD. “De arbeidershuizen zijn klein en op sommige plaatsen slapen de arbeiders in geïmproviseerde plastic tenten”, zegt David Mwayafu van Kadingo. “De diensten zijn ook ongelijk gespreid.”