‘Niemand is gebaat bij gezinnen die aan hun lot worden overgelaten’

Pascal Debruyne

12 januari 2022
Opinie

Is het recht op gezinshereniging een Potemkin-dorp?

‘Niemand is gebaat bij gezinnen die aan hun lot worden overgelaten’

‘Niemand is gebaat bij gezinnen die aan hun lot worden overgelaten’
‘Niemand is gebaat bij gezinnen die aan hun lot worden overgelaten’

Het CAW in Antwerpen gooit de handdoek in de ring en stopt de intensieve begeleidingen voor gezinshereniging. Onderzoeker asiel en migratie Pascal Debruyne (Odisee Hogeschool) vraagt zich af wie er wint ‘bij het totaal gebrek aan operationeel kader en praktische omkadering’.

Ian Dooley (Unsplash)

‘Ik stel vast dat er een diepe kloof bestaat tussen rechten op papier en de alledaagse praktijk waar mensen die rechten ontberen.’

Ian Dooley (Unsplash)

Het Centrum Algemeen Welzijnswerk in Antwerpen gooit de handdoek in de ring en stopt de intensieve begeleidingen voor gezinshereniging. Onderzoeker asiel en migratie Pascal Debruyne (Odisee Hogeschool) vraagt zich af wie er wint ‘bij het totaal gebrek aan operationeel kader en praktische omkadering’ dat hij vandaag ziet op het terrein.

2022 strekt zich voor me uit. Het nieuwe jaar wordt een schrijfjaar, er is voldoende materiaal voor een boek. Ik sprak als onderzoeker asiel en migratie een honderdtal mensen die rechtstreeks te maken krijgen met gezinshereniging van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden. Ik sprak gezinnen met een vluchtverhaal die door het proces van gezinshereniging gaan of al heen zijn, en ik sprak ook allerhande hulpverleners en academici.

De voornaamste vraag? ‘Wat ervaren mensen die het subject zijn van gezinshereniging?’ Ik stel vast dat er een diepe kloof bestaat tussen rechten op papier en de alledaagse praktijk waar mensen die rechten ontberen. En misschien is dat wel de bedoeling.

De verliezers? Wij allemaal, als samenleving.

Potemkin-dorpen

Een recente e-mail van het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) Antwerpen, meer bepaald het Adviescentrum Migratie (ACM) van het CAW, kwam dan ook binnen als een donderslag bij heldere hemel. ‘Om onze toegankelijkheid waar te kunnen maken, moeten we keuzes maken. Daarom stoppen we met onze intensieve en langdurige begeleidingen voor gezinshereniging. (…) We nemen deze beslissing met tegenzin en pijn in ons hart, omdat we weten dat hierdoor een gat in het aanbod ontstaat. Geen enkele andere dienst biedt deze begeleidingen aan.’

Het bericht zal weinig journalisten wakker schudden. En al zeker geen grote media. Het lijkt een voetnoot in de annalen van onze massale nieuwsstroom. Nog minder omdat wat we vandaag ‘nieuws’ noemen in overgrote mate gemaakt wordt vanuit het perspectief van beleidsmakers. Het is de kijk van bovenaf, los van de praktijk.

In toenemende mate zien we die kloof opduiken in een hele waaier van dossiers: van PFOS tot de overstromingen in Wallonië, van het woon- tot het coronabeleid. Het zijn twee aparte werelden, waarin het beleid ‘Potemkin-dorpen’ optrekt rond imaginaire rechten.

Het eerste Potemkin-dorp was een tijdelijke opstelling met het aanzien van een dorp. Dat werd aangelegd in opdracht van de Russische minister Grigory Potemkin om de tsarina Catharina de Grote tijdens haar bezoek aan de Krim in 1787 te overtuigen dat de situatie er beter was dan in de werkelijkheid.

In de praktijk is er weinig tot geen afdwingbaarheid van de rechten van gezinsherenigers, noch een kader om die rechten om te zetten in praktijk. De hindernissen die gezinsherenigers moeten nemen maken bovendien deel uit van een beleid om het proces van hereniging te bemoeilijken. Kortom, ‘het recht op gezinshereniging’ is een Potemkin-dorp.

De witte vlag

CAW Antwerpen hijst de witte vlag. Zo verdwijnt nog maar eens een grote speler op het terrein die ernstige begeleiding rond gezinshereniging organiseert. Het adviescentrum ACM biedt zowat de beste dienstverlening die beschikbaar is. Het doet dat samen met andere deskundige spelers zoals Caritas, het Steunpunt Asiel en Migratie Mechelen vzw, en een hele schare van vrijwilligers die zich verenigen in ‘het Gastvrij Netwerk’. We mogen ook de geëngageerde voogden niet vergeten, voogden die hun mandaat van ‘advies en toeleiding’ overschrijden, wetende dat hun minderjarige ‘pupillen’ (de zogenaamde ‘niet begeleide minderjarige vreemdelingen’) anders weinig kans maken. Deze bieden allen meer dan gewoon informatie. Voor dat laatste is er de helpdesk van Myria, en hier en daar enkele CAW’s met een dienst migratierecht.

Bovendien is er ook slechts een handvol advocatenbureaus die deze en andere ‘migratieprocedures’ onder de knie hebben, en de materie écht goed kennen. In de praktijk hoor je als onderzoeker net iets te vaak over pro-Deoadvocaten die gewoon een forfaitair bedrag opstrijken zonder de materie te kennen of zonder veel werk te verrichten. Er is weinig kwaliteitscontrole bij de balie. Laat staan dat er voldoende advocaten mét voldoende bagage zijn die ‘gezinshereniging’ pro Deo willen opnemen.

De verhalen over mensen die de grens tot enkele malen moeten oversteken om alle papieren in orde te krijgen zijn legio.

Een hulpverlener verwoordde de onmacht treffend: ‘Vaak kunnen we de cliënt niet versterken om het heft zelf in handen te nemen omdat het zelfs voor ons allemaal te onduidelijk is. Er zijn ook geen contactpersonen bij de DVZ (Dienst Vreemdelingenzaken) die altijd aanspreekbaar zijn voor hulpverleners. En als je al een vraag stelt, krijg je vaak het antwoord dat er eerst een dossier moet zijn ingediend voordat een inhoudelijke vraag kan worden beantwoord, een indiening die vaak gevaarlijke reizen en duizenden euro’s vraagt. Zo nemen wij gewoon de onmacht van de cliënt over en komt de verantwoordelijkheid voor het al dan niet slagen van een procedure volledig bij een hulpverlener te liggen die zelf ook vastloopt. Wat al een enorm verschil zou maken en gemakkelijk te realiseren moet zijn, is om de procedure gezinshereniging voor begunstigden van internationale bescherming in België te laten starten in plaats van in de ambassades die bevoegd zijn voor het land van herkomst.’

Dat laatste is cruciaal. Dat de aanvraag bij de dichtstbijzijnde ambassade moet gebeuren door de gezinsleden op afstand is onbegrijpelijk; toch niet vanuit een mensenrechtenlogica. De verhalen over mensen die de grens tot enkele malen moeten oversteken om alle papieren in orde te krijgen zijn legio.

Niet alleen leidt dat tot enorme kosten, voor visa, hotelkamers en vervoer. Maar voor velen is het levensbedreigend. Zeker als het gaat over de grens tussen Eritrea en Ethiopië. Of de grens tussen Afghanistan en Pakistan. Een grote groep van begunstigden van internationale bescherming komt namelijk uit Afghanistan. Na de machtsovername door de Taliban heeft onze overheid fundamenteel niets veranderd aan de procedure, waardoor aanvragers nog steeds verondersteld worden naar Pakistan te reizen en alle nodige documenten voor te leggen die nu nauwelijks te verkrijgen zijn.

Sommige mensen worden ook opgepakt, waardoor ze in de handen van het heersende regime vallen waarvoor een van hun gezinsleden net vluchtte. De federale ombudsman spreekt bij de procedure gezinshereniging niet zomaar van een schending van belangrijke rechtsnormen zoals afdoende motivering, zorgvuldigheid en passieve informatieverstrekking.

Ook Myria en UNHCR (Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties) stellen zich al langer kritische vragen bij de bestaande drempels in de procedure gezinshereniging. Hieronder vallen ook financiële kosten die torenhoog oplopen en de heel nauwe gezinsdefinities die beleidsmatig worden gehanteerd.

En dan hebben we het nog niet gehad over het gebrek aan een beleidskader na de gezinshereniging. Hoe kan je gezinnen die vaak jarenlang gescheiden leefden (wat een enorme impact heeft op de integratie in de samenleving), gevlucht zijn voor vervolging en/of oorlogsgeweld en vaak gekweld worden door trauma’s zo aan hun lot overlaten?

De verhalen uit de praktijk schreeuwen om (hoog)dringende investeringen in pyschosociale omkadering van herenigde gezinnen en gezinsbegeleiding. Daarnaast zijn er ook noden op andere levensdomeinen zoals wonen. Wie wint er bij dit totaal gebrek aan operationeel kader en praktische omkadering?

Stoere taal, zonder rechtskanaal

‘Het recht op een gezinsleven is een fundamenteel recht, maar we kiezen ervoor om onze procedures meer in overeenstemming te brengen met onze buurlanden en misbruiken tegen te gaan. Hiertoe zal in 2021 een wetsontwerp worden voorgelegd aan de regering, waarbij onder meer de termijn voor uitzonderingen op bepaalde voorwaarden voor gezinshereniging met erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden zal worden herbekeken. Er komt een aangescherpte controle op de voorwaarden tijdens de periode van voorwaardelijk verblijf.’

Het grootste probleem blijft de procedure, die niet transparant is en ontoegankelijk voor het grootste deel van de doelgroep.

Dat lezen we in de beleidsnota van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi (CD&V). Die werd goedgekeurd door de Vivaldicoalitie, die eveneens wil inzetten op een meer gelijklopend beleid met de buurlanden inzake gezinshereniging.

Maar cherrypicking van enkele elementen uit systemen van die buurlanden lijkt de drijfveer. Zo heeft Nederland misschien een kortere termijn van uitzondering voor erkende vluchtelingen, maar de aanvraag mag wél in Nederland gedaan worden én er is een eerstelijnsomkadering van aanvraag tot integratie.

De geest en letter van de tekst voorspellen weinig goeds, ondanks de uitgebreide commissies over het thema gezinshereniging onder de vorige regering waar een hele reeks spelers uit de civiele samenleving aan bod kwam. Niks van wat men uit die commissies kon leren over drempels en problemen, haalt het regeerakkoord of de beleidsnota van de staatssecretaris.

Een gemiste kans? Misschien is er een herkansing in het nog lopende proces voor het herschrijven van het migratiewetboek. Er worden in ieder geval talrijke aanbevelingen gedaan door academici en sociale organisaties.

Het grootste probleem blijft de procedure, die niet transparant is en ontoegankelijk voor het grootste deel van de doelgroep. Spreken over wie begeleiding moet of kan bieden zonder eerst de procedure zelf in vraag te stellen, heeft weinig zin.

De focus ligt nu op meer en strengere controle van de voorwaarden voor gezinshereniging. Terwijl die net moet liggen op de voorwaarden die moeten leiden tot het effectief gebruik maken van dat recht. Want wat betekenen rechten eigenlijk als er operationeel geen gevolg wordt gegeven aan de begeleiding om die rechten op te nemen? Is het recht op gezinshereniging voor de Vivaldicoalitie dan echt een Potemkin-dorp?

Wanneer werkingen als het ACM een rem moeten zetten op hun aanbod omdat ze het niet meer trekken, moet dat een signaal zijn voor politici en beleidsmakers. Zeker omdat ze een van de laatste der Mohikanen zijn op het terrein wat betreft intensieve (en vandaag dus noodzakelijke) juridische omkadering. Dat is zeker zo sinds de afbouw van de juridische dienstverlening die onder andere te vinden was bij het Vlaams Agentschap Integratie en Inburgering.

Een studie van de Université Catholique de Louvain op vraag van VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR maakte het belang van juridische bijstand al duidelijk. Wat geldt voor de asielaanvraag, geldt ook voor het recht op gezinshereniging.

Het is tijd voor een fundamenteel debat over het recht op gezinshereniging, maar niet gevoerd van bovenuit. Maar van onderop, vanuit diegenen die het subject zijn van dat recht en dito procedures. Op basis van mensenrechten, want dat is de enige manier waarop wij als samenleving collectief winst boeken. Niemand is gebaat bij mensen die rechteloos eindigen, noch bij gezinnen die aan hun lot worden overgelaten.

Pascal Debruyne is doctor In de Politieke Wetenschappen, moraalfilosoof, en onderzoeker asiel en migratie bij het Kenniscentrum Gezinswetenschappen (Odisee Hogeschool).