Maatschappelijke organisaties veranderden bijna niks aan armoedebeleid IMF en Wereldbank (rapport)

Nieuws

Maatschappelijke organisaties veranderden bijna niks aan armoedebeleid IMF en Wereldbank (rapport)

Emad Mekay

27 mei 2004

Maatschappelijke organisaties hebben nauwelijks invloed op het armoedebeleid van de Wereldbank en het Internationale Monetaire Fonds (IMF). Dat blijkt uit het rapport Rethinking Participation van de Amerikaanse en Ugandese afdelingen van ActionAid. De armoedebestrijdingplannen die de regeringen van ontwikkelingslanden om de drie jaar moeten laten goedkeuren door het IMF en de Wereldbank als ze in aanmerking willen komen voor schuldkwijtschelding zouden tot stand moeten komen op grond van bijeenkomsten met maatschappelijke organisaties. In werkelijkheid, zo stelt het rapport, is het louter een middel om wereldwijde protesten tegen de Wereldbank en het IMF de kop in te drukken.

Volgens de Wereldbank hebben 37 landen armoedebestrijdingplannen (Poverty Reduction Strategy Papers) ingediend, waaronder Burkina Faso, Benin, Ghana, Mozambique, Vietnam, Armenië, Bolivia, Bangladesh, Jemen en Pakistan. Zo’n 48 andere landen hebben conceptvoorstellen ingediend.

Het recente rapport van ActionAid stelt dat de armoedebestrijdingplannen meestal niet leiden tot de participatie van maatschappelijke organisaties in het beleid, waardoor de armste groepen niet de steun krijgen die ze verdienen. Volgens Rick Rowden, politiek analist van ActionAid Amerika, proberen regeringen van ontwikkelingslanden te voorkomen dat maatschappelijke organisaties met beleidsvoorstellen komen die in strijd zijn met de politiek van de Wereldbank en het IMF. Ze zijn bang dat die voorstellen dan in het plan terechtkomen, aldus Rowden. Het gevolg zou zijn dat het plan niet wordt goedgekeurd door het IMF en de Wereldbank, waardoor ze leningen mislopen.

In diverse landen, waaronder Honduras, Vietnam en Uganda, klagen maatschappelijke organisaties echter dat ze door de overheid niet betrokken worden bij gesprekken over de plannen, vooral als het gaat om macro-economische vraagstukken. Vorig jaar mei bleek uit een rapport van het Centrum voor Latijns-Amerikaans Onderzoek en Documentatie dat de inbreng van de Boliviaanse ‘civil society’ in de macro-economische paragraaf van het PRSP vrijwel nihil is geweest.

Critici beschuldigen het IMF en de Wereldbank er al langer van dat ze lenende landen onder druk zetten om hun politiek te veranderen, via de voorwaarden die in de armoedebestrijdingplannen zijn opgenomen. Die voorwaarden zijn gebaseerd op een pakket hervormingen dat moet leiden tot vrije handel en een vrijemarkteconomie, inclusief privatisering, deregulatie en financiële liberalisering.

De Wereldbank en het IMF ontkennen dat ze de ontwikkelingslanden onder druk zetten. Volgens hen zijn het plannen die ter plaatse opgesteld worden door het betreffende ontwikkelingsland en zijn de landen vrij om adviezen wel of niet over te nemen.

John Page, directeur van de Poverty Reduction Group van de Wereldbank, werpt op dat zijn instelling veel flexibeler dan de critici doen geloven. Het is duidelijk dat regeringen van ontwikkelingslanden onze visie kennen. Maar het is niet zo dat ze die visie tot in detail moeten onderschrijven. Als het gaat om liberalisering van de handel, dan is wel degelijk de invloed van maatschappelijke organisaties merkbaar in de armoedebestrijdingplannen, zegt hij. De meeste landen zwijgen volgens hem in de plannen over de rol die handel moet spelen bij armoedebestrijding.

Volgens Page is de situatie veel complexer dan ActionAid beweert. Onze ervaring is dat in veel gevallen maatschappelijke organisaties nu tenminste enige invloed hebben, terwijl ze die voorheen helemaal niet hadden. Het huidige proces, waarin we de participatie evalueren, erover discussiëren en feedback leveren, zal op de lange termijn leiden tot een diepgaander en duurzamere participatie, aldus Page (JS/ADR).