Opnieuw doden bij anti-sjiitische aanslag in Pakistan

Broeihaard van conflicten

De sjiitische minderheid in Pakistan was de voorbije maanden al meerdere malen slachtoffer van sektarische aanslagen. Volgens The Guardian vielen er bij aanslagen in Quetta (provincie Baloetsjistan) in januari en februari bijna 200 doden. Deze aanslagen werden opgeëist door de soennitische extremistische groep Lashkar-e-Jhangvi (LeJ).

LeJ werkt samen met radicale groepen van Al Qaeda en de Pakistaanse taliban. Volgens Pakistaanse politieagenten en inlichtingendiensten willen deze extremisten een soennitische theocratie installeren en geloven ze dat het hun roeping is om de ‘onzuivere’ sjiieten uit Pakistan te verdrijven.

Naast de religieuze verdeeldheid tussen de soennieten en sjiieten, is Pakistan ook etnisch zeer verdeeld. De grootste etnische groepen zijn de Pasjtoenen, Baloetsjen, Mohajirs, Punjabis en de Sindhis. Een etnische minderheidsgroep zijn de Hazaras, die Afghanistan al van in de negentiende eeuw Centraal-Afghanistan ontvluchten. In de voorbije decennia kwamen daar nieuwe vluchtelingenstromen bij omwille van het geweld en het soennitisch extremisme van de Afghaanse taliban. De sjiitische Hazaras waren de grootste slachtoffers van de aanslagen in Quetta.

In tegenstelling tot de aanslagen in Quetta, werd de aanslag in Karachi (hoofdstad van de provincie Sindh) niet opgeëist door LeJ. Maar de militantengroep is wel de grootste verdachte, omdat ze eerder dit jaar al verschillende anti-sjiitische aanslagen pleegde. Volgens de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW), zouden er het afgelopen jaar al meer dan 400 sjiieten zijn gedood bij religieus geweld. Volgens hete Pakistan Security Report van het Pak Institute for Peace Studies steeg het aantal sektarische aanslagen vorig jaar met 28 procent, wat volgens het gezaghebbende instituut resulteerde in 537 doden en 772 gewonden.

Pakistaanse autoriteiten knijpen een oogje dicht

In de aanloop naar de verkiezingen worden de Pakistaanse autoriteiten fel bekritiseerd. ‘De regering is verantwoordelijk voor de terroristische aanslagen op de Hazara gemeenschap, want haar veiligheidsdiensten ondernamen geen operaties tegen de extremistische groepen’, aldus Aziz Hazara, vicepresident van de Hazara Democratische Partij, in The Guardian. Na de aanslag op de sjiitische wijk in Karachi geldt die aanklacht niet alleen in verband met de Hazara.

Niemand durft in te grijpen om het LeJ-geweld te stoppen, uit vrees er zelf slachtoffer van te worden. Maar het Pakistaans hooggerechtshof eiste in februari dat de autoriteiten een strategie zouden opstellen om de sjiieten in Pakistan beter te beschermen.

Volgens de sjiitische gemeenschappen en enkele mensenrechtenorganisaties moet de Baloetsje regering dringend haar verantwoordelijkheid opnemen om de sjiieten in haar provincie te beschermen. Na de aanslagen in Quetta weigerden enkele nabestaanden de lichamen van de doden te begraven vooraleer de regering sancties zou treffen tegen het geweld. Ook in andere delen van het land volgden protestacties van de sjiitische gemeenschap. In Karachi werd een periode van nationale rouw gestart.

De belangrijkste eis van de Hazara gemeenschap in Baloetsjistan was dat een gouverneur de macht van de civiele regering zou overnemen. Daarnaast eisten zij een militair optreden tegen LeJ. De President van Pakistan, Asif Ali Zardari, gaf gehoor aan deze eisen. Hij ontsloeg de regering van Baloetsjistan en stelde een gouverneur aan in de plaats. Na de aanslag in Quetta in februari werden enkele leden van LeJ aangehouden tijdens een politieoperatie. Onder andere Malik Ishaq, een van de stichters van de groep. De politie hoopt nu aan de hand van ondervragingen te achterhalen of de groep ook verantwoordelijk was voor de aanslag in Karachi.