SELA plaatst zuid-zuidsamenwerking in de kijker

Nieuws

SELA plaatst zuid-zuidsamenwerking in de kijker

Raúl PierriR

12 maart 2002

De ontwikkelingslanden moeten geen
mirakeloplossingen verwachten uit het noorden - ze kunnen veel beter
onderling nauwer gaan samenwerken om hun problemen aan te pakken. Dat is de
teneur van de 15de Bijeenkomst van Beleidsmakers voor Internationale
Samenwerking in Latijns-Amerika en de Cariben, een driedaagse vergadering
die maandag in Montevideo van start ging.

Aan de vergadering in Montevideo, een initiatief van het Latijns-Amerikaans
Economisch Systeem (SELA), nemen zowel vertegenwoordigers van de overheid
als bestuurders van niet-gouvernementele organisaties en andere private
instellingen uit de 28 SELA-landen deel. Maar er zijn ook delegaties uit
Kameroen, Ivoorkust, Kenia, Nigeria, Zuid-Afrika en Zimbabwe aanwezig, want
de SELA heeft de voorbije jaren verscheidene samenwerkingsprojecten opgezet
tussen Latijns-Amerika en Afrika.

Die zuid-zuidsamenwerking is voor een groot deel een product van de
frustratie in verband met niet-gehouden beloften uit het rijke noorden. De
permanente secretaris van het SELA, Otto Boye, onderstreept nog maar eens
dat de industrielanden al in 1969 in de Algemene Vergadering van de VN
toezegden 0,70 procent van hun bruto binnenlands product aan
ontwikkelingshulp te besteden. Inmiddels is er 33 jaar verstreken, en nog
altijd lijkt die belofte niet gauw ingelost te zullen worden. De totale
officiële ontwikkelingshulp loopt zelfs terug: in 1999 hadden de rijke
landen er nog 56,4 miljard dollar voor over, vorig jaar slechts 53,7 miljard
dollar.

Volgens Boye moet die vaststelling ontwikkelingslanden ertoe aanzetten
onderling meer samen te werken. Landen die economisch nog niet in staat
zijn alle basisbehoeften van hun bevolking te dekken, moeten zich meer
toeleggen op de vraag hoe ze dat zelf kunnen verhelpen. We kunnen geen
mirakeloplossingen verwachten uit het noorden, maar we kunnen wel de
horizontale samenwerking tussen landen in het zuiden versterken.

Volgens Boye vormen de samenwerkingprojecten die het SELA opzette tussen
Latijns-Amerika en Afrika daar een goed voorbeeld van. Die twee continenten
kampen met gelijkaardige ontwikkelingsproblemen en delen de betrachting om
sterker te integreren in het internationale gebeuren, maar dan wel op een
manier die voor hen voordelig uitvalt.

Volgens Didier Opertti, minister van Buitenlandse zaken van Uruguay en
medeorganisator van de bijeenkomst, is er nog een andere goede reden om de
nood aan ontwikkelingshulp uit het noorden te relativeren. Soms denk ik dat
die hulp als legitimatie moet dienen voor onrechtvaardige
handelsverhoudingen. De beste steun die de rijke landen kunnen leveren is
een vrije toegang tot hun markten en de afschaffing van de subsidies die de
producenten in het noorden bevoordelen, vindt Opertti.