Alexander De Croo: 'Het moet vooruitgaan in ontwikkelingssamenwerking'

Analyse

Alexander De Croo: 'Het moet vooruitgaan in ontwikkelingssamenwerking'

Alexander De Croo: 'Het moet vooruitgaan in ontwikkelingssamenwerking'
Alexander De Croo: 'Het moet vooruitgaan in ontwikkelingssamenwerking'

Vice-premier en minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo stelde vanmorgen (dinsdag 18 november) zijn visie op ontwikkelingssamenwerking voor. Hij wil de komende jaren stevig aan de boom schudden, maar belooft wel dat de besparingen voorlopig niet aan de financiering van de niet-gouvernementele organisaties zullen raken. Vanaf 2017 moet de ontwikkelingssamenwerking wel op een heel andere leest geschoeid zijn. MO* sprak met De Croo in de aanloop naar zijn parlementaire hearing.

Ik wil op het einde van deze regeerperiode afgerekend worden op de impact van onze ontwikkelingssamenwerking, niet op de cijfers’, zegt Alexander De Croo, als antwoord op de vraag waarom hij in zijn beleidsverklaring met geen woord rept over de belofte om 0,7 procent van het bnp aan ontwikkelingssamenwerking te besteden.

© Reporters

© Reporters

De cijfers, dat weet hij, zullen in elk geval niet van die orde zijn om daar positief op afgerekend te worden. Met een besparing die in 2015 al 150 miljoen bedraagt en die het vijfde jaar van de legislatuur 250 miljoen euro per jaar zal bedragen, is niet alleen geen sprake van het bereiken van de 0,7 procent. Integendeel: de percentages zullen verder dalen. ‘Naar ongeveer het Europese gemiddelde, in de orde van grootte van wat Frankrijk en Duitsland doen’, probeert Decroo nog.

De Croo wil de crisis en de besparingen niet alleen als een probleem te zien, maar ook als een opportuniteit. Want dat ontwikkelingssamenwerking anders moet, daar is hij als kersvers politiek verantwoordelijke wel van overtuigd.

Laat een beetje minder bloemen bloeien

Een van de kernpunten van de visie in de beleidsverklaring van de minister van Ontwikkelingssamenwerking is dat er een einde moet komen aan de versnippering die de Belgische OS kenmerkt. ‘De huidige ontwikkelingssamenwerking vanuit België is verkruimeld: 206 organisaties zijn actief in meer dan 100 landen. Dat is historisch gegroeid, maar in de context van de beperkte middelen en de stijgende complexiteit in de landen waar we ontwikkeling willen stimuleren, is dat wellicht niet de beste manier om impact te hebben.’

België is via 206 organisaties actief in meer dan 100 landen:  de ontwikkelingssamenwerking is verkruimeld

‘Dat betekent niet dat wij de ngo’s willen verbieden in sommige landen actief te zijn’, beklemtoont De Croo. ‘Alhoewel. We’re all in this together: overheid, universiteiten, ngo’s, … Als we allemaal meer impact willen, zou meer coördinatie volgens mij wel een goede zaak zijn. Het lijkt mij wel nuttig dat we samen een analyse van de behoeften in een bepaald land maken, dat we samen kijken wat er best gebeurt en wie daarvoor de meeste expertise heeft.’

Daarmee geeft de minister aan dat hij verder wil gaan dan wat vorig jaar nog tussen overheid en ngo’s afgesproken werd. Toen werd overeengekomen om gezamenlijke contextanalyses te maken, maar uitdrukkelijk niet om gezamenlijke interventiestrategieën te maken of te realiseren.

Een van de manieren waarop De Croo meer samenwerking tussen overheidsbeleid en ngo’s wil stimuleren, is door te gaan werken met calls for proposals: ‘Als de overheid duidelijk omschrijft welke doelstellingen ze binnen een bepaalde context wil behalen, dan vind ik het perfect denkbaar –en Groot-Brittannië en de Scandinavische landen doen dat ook al- dat we een oproep lanceren aan allerlei actoren om die doelstelling of delen ervan mee te realiseren. Op dat moment kan de financiering ook loskomen van de 80/20 regel [minstens 20 procent eigen inkomsten tegenover 80 procent overheidssubsidie] die nu geldt voor de programma’s, en kan de overheidsfinanciering voor die oproep naar de 100 procent gaan. Dat verplicht niemand, maar wie zich wil inschrijven, kan dat.’

Op de vraag of het op termijn de bedoeling is het huidige systeem van co-financiering te vervangen door die nieuwe aanpak, antwoordt De Croo resoluut: ‘Neen, het kan nooit de bedoeling zijn de werking van de ngo’s volledig afhankelijk te maken van hun bereidheid om binnen de strategie van de overheid te werken. Beide systemen zullen steeds naast elkaar moeten blijven bestaan. In welke verhouding van middelen, dat kan ik nu nog niet bepalen. Maar laat dit duidelijk zijn: we willen de ngo’s niet droogleggen of instrumentaliseren.’

Ngo’s, universiteiten of multilaterale organisaties zullen de besparingen de eerste jaren niet voelen

Decroo wil de voorgestelde beleidsomslag met alle actoren bespreken en voorbereiden. ‘Daarom wil ik zorgen voor financiële stabiliteit in 2015-2016. Ngo’s, universiteiten of multilaterale organisaties zullen de besparingen de eerste jaren niet voelen omdat we die zullen proberen realiseren door een herschikking van een betaling aan de Wereldbank.’

Minder versnippering en meer coördinatie tussen de verschillende actoren, betekent dat ook dat de minister hierover gaat overleggen en afstemmen met de ontwikkelingssamenwerking die door Vlaanderen en de federatie Wallonie-Bruxelles gevoerd wordt? De Croo is daar niet tegen, maar lijkt niet geneigd daar ook echt initiatief toe te gaan nemen.

In elk geval is er tijdens deze regeerperiode geen sprake van een verdere opsplitsing van Ontwikkelingssamenwerking: ‘Absoluut niet. Deze regering heeft gezegd dat er geen communautaire punten op de agenda staan de volgende vijf jaar. Dus ook niet op het vlak van ontwikkelingssamenwerking.’

Partnerlanden moeten vooruit gaan

In de Beleidsverklaring van de minister van Ontwikkelingssamenwerking wordt voorzien dat de huidige lijst van 18 partnerlanden bijgesnoeid wordt tot er 15 overblijven. Daarbij wordt prioritair gekozen voor fragiele landen en post-conflictzones, en meer bepaald voor partnerlanden in Noord- en West-Afrika en de regio van de Grote Meren. De reden: ‘De inzet van ontwikkelingsmiddelen moet zich toeleggen op landen en sectoren waarin onze meerwaarde het grootst is.’

Die keuze is moedig, maar de kans op mislukkingen is groter in fragiele staten dan in opkomende landen. Dat zegt De Croo met zoveel woorden in zijn beleidsverklaring. Hij wil daar liefst zo transparant mogelijk over communiceren: ‘We moeten streven naar een vertrouwensrelatie, en daarbinnen moeten we eerlijker met mislukkingen of fouten leren omgaan. Als er bij een project een probleem van corruptie is, bijvoorbeeld, moet je dat niet wegstoppen, maar juist transparant communiceren wat er gebeurd is en vooral wat we daaruit leren.’

Alle ontwikkelingsuitdagingen hebben immers betrekking op internationaal erkende en aanvaarde mensenrechten

De eerste as waarop De Croo zijn beleid wil baseren, is de “rechtenbenadering”: ‘Alle ontwikkelingsuitdagingen hebben immers betrekking op internationaal erkende en aanvaarde mensenrechten, zowel de burgerlijke en politieke rechten als de economische, sociale en culturele’, stelt de nota. Tijdens het gesprek verwijst de minister herhaaldelijk naar voorbeelden die met vrouwenrechten te maken hebben. Dat wordt onder zijn verantwoordelijkheid zeker een speerpunt. ‘België is altijd een voortrekker geweest op het vlak van reproductieve rechten, genderrechten, seksuele rechten, holebirechten. Die kennis en expertise moeten we meer inzetten in de OS.’

De Croo zegt dat hij de klemtoon op mensenrechten wat forser wil inzetten dan de voorbije jaren het geval was in onze samenwerkingsrelaties. Hij heeft er alle begrip voor dat landen soms uit heel moeilijke situaties komen, maar hij wil reële inspanningen zien om die situatie te verbeteren. Dat blijkt ook uit een zin die naar de noodzaak van goed bestuur verwijst: ‘Wanneer partnerlanden zich niet verantwoordelijk achten voor de kwaliteit en de resultaten van de interventie en geen inspanningen doen om die interventies duurzaam te maken, dan heeft het geen zin om als donor mordicus de inspanning verder te willen zetten.’

Wie bij die laatste zin, in combinatie met de mensenrechtenambities, niét denkt aan de samenwerking met de Democratische Republiek Congo, heeft slecht gelezen. Krijgen we de terugkeer van de stijl De Gucht? De Croo lacht. Hij had de vraag voelen aankomen. ‘Ik hou niet van harde conditionaliteit, die stelt dat we stoppen met de samenwerking als die niet verloopt zoals wij dat willen. Ontwikkelingssamenwerking is dialoog, samenwerking waar eigenaarsschap van het land belangrijk is. Maar achteruitgang op vlak van mensenrechten kunnen we niet aanvaarden. Ik geloof meer in een more for more benadering: als het goed gaat, kunnen we meer doen. Dat werkt beter dan een bestraffende benadering die gericht is op stopzetten of afnemen.’

Het is de economie, stupid

Naast mensenrechten, zet de minister ook volop in op duurzame economische groei. ‘In de armste en fragiele landen is economische groei een voorwaarde eer de staat voldoende belastingen kan heffen om haar eigen beleid te financieren. Daarom leggen we de nadruk op de groei van een kmo-economie. Ontwikkelingssamenwerking is er niet om de multinationals het leven aangenamer te maken, maar om de lokale economie en ondernemingen kansen te geven. Want dat is de enige manier dat je kan vooruitgaan.’

Wanneer economische groei enkel leidt tot groeiende ongelijkheid, verhoogt de kans op instabiliteit en verlaagt de kans op duurzame ontwikkeling

Maar economische groei volstaat niet, voegt De Croo er meteen aan toe. ‘Het moet om inclusieve groei gaan.’ In de Beleidsverklaring klinkt dat zo: ‘Wanneer economische groei enkel leidt tot groeiende ongelijkheid, verhoogt de kans op instabiliteit en verlaagt de kans op duurzame ontwikkeling.’

Wil hij van inclusieve groei dan ook een voorwaarde voor samenwerking maken? Daar is de minister minder zeker van. Hij ziet niet meteen hoe je dat in een conditionaliteit zou kunnen vertalen ‘Misschien door te kijken naar het respect voor eigendomsrechten, naar de mogelijkheid en vrijheid om te ondernemen, naar de bereikbaarheid van krediet en financiële diensten, …?’

Het tekent de benadering van de minister, die niet wegsteekt welke zijn politieke kleur is. Maar moet de overheid, net in die kwetsbare landen, ook geen centrale rol spelen als economische actor? In de nota wordt daarover in niet gesproken en tijdens het interview ziet De Croo -naar liberaal recept- enkel een rol voor de overheid als facilitator.

‘Natuurlijk moet de overheid in ontwikkelingsprocessen een belangrijke rol spelen. In Burundi hebben we een samenwerking opgezet om de belastingfraude te minimaliseren en daardoor een minimale inkomstenbasis voor de staat te creëren. De overheid moet zorgen voor een functionerende rechtsstaat, door de mogelijkheden te creëren om te ondernemen.’

Om die klemtoon op lokale economische groei gestalte te geven, wil De Croo de BIO [de tak van de Belgische OS die investeert in lokale ondernemingen en in microkrediet] versterken, onder andere door meer private investeringen aan te trekken. De Croo: ‘Grote investeerders willen vaak een deel van hun investeringen doen met een sociale impact. Waarom zouden we het fonds van BIO niet openstellen voor investeringen door privé-investeerders? Voor alle duidelijkheid: die operatie moet “ongebonden” verlopen. De investeringen worden dus niet toegewezen aan een bepaald project, ze moeten in de globale portefeuille van BIO gaan.’

België blijft -in tegenstelling tot Nederland- de ongebonden hulp hoog in het vaandel dragen

Op welk rendement mogen die investeerders dan rekenen? Dat is nog niet duidelijk, zegt De Croo. De voorstellen moeten nog uitgewerkt worden. Maar: ‘Het is wel duideljk dat het om een investering met hoog risico gaat.’ En dus mogen investeerders rekenen op een hoge return? ‘Het is geen gegarandeerde return, dus hij kan hoog zijn, maar kan ook afwezig zijn. De return voor investeerders zal sowieso ondergeschikt zijn aan de return van de investeringen ter plaatse. Het gaat om de sociale impact, dat is de eerste prioriteit. Wie zoekt naar puur rendement, zal niet bij BIO moeten zijn’, besluit de minister.

Hij bevestigt ook dat België -in tegenstelling tot Nederland- de ongebonden hulp hoog in het vaandel blijft dragen. ‘Als we een bepaald project willen realiseren moet er een open aanbesteding gebeuren, en een Belgisch bedrijf zal het project pas toegewezen kunnen krijgen als het de beste waarde voor het beschikbare budget kan leveren.’

Handel, landbouw, milieu, energie, klimaat

‘Ontwikkelingshulp vormt slechts één element van economische en sociale ontwikkeling. Vaak zelfs niet het belangrijkste element. Andere factoren zijn minstens even belangrijk: internationale veiligheid en stabiliteit, overdracht van technologie, financiële transparantie, handel en investeringen’, schrijft De Croo in zijn Beleidsverklaring. Daarmee pikt hij de draad van zijn voorgangers Labille en Magnette op, die van beleidscoherentie hun prioriteit wilden maken. De Croo is daarin bescheidener. Hij vermeldt het belang ervan, maar beweert niet dat elke regeringsbeslissing aan een ontwikkelingstoets onderworpen zal of moet worden. De ambities van zijn voorgangers leverden weinig concrete resultaten op. Of bescheidenheid meer resultaat zal geven, is nog de vraag.

Een eerste test is of Ontwikkelingssamenwerking het vastgelopen gesprek over de Belgische bijdrage tot het Green Climate Fund kan helpen lostrekken. ‘In België geraken we het voorlopig niet eens over wie wat moet bijdragen om tot een fatsoenlijke bijdrage aan dat Fonds te komen. OS zal daar toe bijdragen, als de anderen -met name de gewesten- ook over de brug komen. Ik hoop dat we dat binnenkort kunnen rondkrijgen, zodat België niet met het schaamrood op de wangen naar de klimaattop in Lima moet.’

Belgische expertise op vlak van gezondheidszorg

Vrouwen helpen om hun reproductieve keuzes zelf te maken, is ook een belangrijke bijdrage tot inclusieve groei

In de wet over de Belgische Ontwikkelingssamenwerking van 19 maart 2013 wordt gezondheidszorg niet vermeld als een belangrijk thema van de OS. Voor de nieuwe minister is het net een van de belangrijkste aspecten: ‘Gezondheidszorg is een mensenrecht, dat mag je niet vergeten. Bovendien hebben we in België bijzonder veel expertise op dat vlak, zowel gouvernementeel, niet-gouvernementeel, academisch als in de privé-sector. Als de vraag is hoe de ontwikkelingssamenwerking mensen zonder toekomstperspectief toch een begin van eigen toekomst kan bezorgen, dan is investeren –zeker voor België- in gezondheidszorg toch een heel logische keuze.’

De Croo verwijst ook naar de recente campagne van Plan België rond kindhuwelijken. ‘Als elke minuut dertig minderjarige meisjes in een huwelijk gedwongen worden, dan heeft dat te maken met extreme armoede en moeders die ongeschoold zijn, waardoor ze zich niet kunnen verzetten. Vrouwen helpen om hun reproductieve keuzes zelf te maken, is ook een belangrijke bijdrage tot inclusieve groei.’