Als je vrede wil, bereid dan de oorlog voor
Alma Dewalsche
30 augustus 2004
In Colombia zijn de onderhandelingen tussen de regering en de geduchte AUC-paramilitairen officieel van start gegaan. Niet alleen mensenrechtenorganisaties zijn hierover verontwaardigd, ook Washington fronst de wenkbrauwen. Tegelijk is in het zuiden van het land het offensief ingezet om de grootste guerrillagroep, de FARC, definitief op de knieën te krijgen. In verschillende kampen doet de eigengereide aanpak van president Uribe vraagtekens rijzen.
Met de nodige media-aandacht zijn op één juli de lang voorbereide besprekingen gestart tussen de regering van president Alvaro Uribe en de paramilitairen van de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC), de Verenigde Zelfverdedigingsmilities van Colombia. Rond Santa Fe de Ralito, een stad in het noordwestelijke departement Córdoba, werd een zone van 365 vierkante kilometer afgebakend en uitgeroepen tot vrijhaven voor de paramilitairen, om de besprekingen in alle sereniteit te laten verlopen.
Voor de duur van de onderhandelingen hebben de milities een staakt-het-vuren beloofd, in ruil hiervoor kregen ze gerechtelijke immuniteit: geen aanklachten wegens drugssmokkel, geen berechting voor massamoorden en terreurdaden. Op 28 juli kregen drie kopstukken van de AUC zelfs een vrijgeleide om in het Congres hun visie te komen uiteenzetten. Bedoeling van de onderhandelingen is om tegen eind volgend jaar 95 procent van de milities, zo’n 14.000 personen, te ontwapenen. Op het proces wordt toegezien door de Organisatie van Amerikaanse Staten, maar zowel de VN als de EU sloegen de uitnodiging om de gesprekken bij te wonen af.
Het cordon sanitair doorbroken
De zelfverdedigingsgroepen zijn gewapende burgerwachten die begin de jaren tachtig opgericht werden door grootgrondbezitters en drugsbaronnen om de linkse rebellenbewegingen FARC en ELN te bestrijden. Die zelfverdedigingsgroepen groeiden uit tot paramilitaire groeperingen die bewapend werden en officieel erkend werden door de staat. Sommige analisten zien de paramilitairen als Colombia’s gemaskeerde politiek van staatsterrorisme.
Alleszins werden de paramilitairen de uitvoerders van een smerige oorlog waarvan vooral boerenleiders, syndicaten en mensenrechtenverdedigers het doelwit werden. De afgelopen tien jaar werden maar liefst 3500 vakbondsleiders vermoord. Al jaren lang wijzen organisaties als Human Rights Watch (HRW) en Amnesty International op de nauwe banden tussen het leger en de paramilitairen. In het vier decennia durend conflict stelt HRW de paramilitairen verantwoordelijk voor 80 procent van de massamoorden en gewelddaden.
Bij hun recente bezoek aan het Congres noemde de opperste AUC-leider Salvatore Macuso hun gewapend optreden een reactie op de zwakte van de staat en een plicht tegenover het vaderland. Reden waarom de AUC, aldus Mancuso, niet de cel maar wel eerherstel verdienen.
De AUC, die als koepelvereniging bestaan sinds 1997, dringen er al langer op aan als gesprekspartner ernstig genomen te worden. Met president Uribe, die in het departement Antioquia mee aan de basis lag voor de oprichting van de zelfverdedigingsgroep Convivir, zagen zij het klimaat hiervoor wel gunstig. Een jaar geleden al werd er gestart met de voorbereidingen van de huidige besprekingen. De AUC beloofden toen een staakt-het-vuren te respecteren. Dat belette hen echter niet om de voorbije maanden te moorden en de bevolking te intimideren in het Noordwesten rond Apartadó, in het Noordoosten in het departement La Guajira bij de Wayuu-indianen, in Arauca, in Sur de Bolivar in de dorpen langs de Cimitarrarivier. Bij de kankuamo-indianen, in de Sierra Nevada van Santa Marta, werden vorig jaar meer dan 100 mensen vermoord, waarvan de helft politieke en spirituele leiders.
Niet toevallig opereren die AUC-milities in regio’s die bijzonder rijk zijn aan olie, gas, goud, vruchtbare landbouwgrond of watervoorraden, of in regio’s die van groot strategisch belang zijn. Het recente rapport van het VN-Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten stelt dat president Uribe te weinig doet om de banden tussen het leger en de paramilitairen te verbreken. Een week vóór het pleidooi van de AUC in het Congres veroordeelde het Interamerikaans Hof voor de Mensenrechten de Colombiaanse staat nog voor betrokkenheid bij een massamoord in 1987 in een zone die gecontroleerd werd door één van de drie AUC-chefs die zich in het Congres presenteerden.
Straffeloosheid en witwasoperaties
Sociale organisaties en mensenrechtengroeperingen vinden dan ook dat de huidige onderhandelingen vooral dienen om de gruweldaden uit het verleden toe te dekken en de illegale praktijken wit te wassen. ‘In plaats van te ontwapenen, zijn de paramilitairen vooral bezig met het consolideren van hun territoriale macht en van hun drugskapitaal’, stellen zij in een communiqué. Ook de VS morren over die betrokkenheid bij de drugssmokkel. Omwille van die betrokkenheid vraagt Washington de uitlevering van verschillende kopstukken, waaronder de vroegere leider Carlos Castaño en de huidige opperste commandant Salvatore Mancuso. Castaño, die uiteindelijk bereid bleek om met de VS over uitlevering te spreken, is intussen bij een interne afrekening door eigen AUC-mannen ‘vermist’. Volgens William Wood, ambassadeur van de VS in Bogota, dienen de huidige onderhandelingen eerder de drugshandel dan wel de vrede.
Fernando Valencia, een advocaat gespecialiseerd in mensenrechten en in paramilitarisme, ziet toch ook een positieve kant aan de onderhandelingen. Hij stelt dat het afbreken van de besprekingen met de paramilitairen zou betekenen dat hiermee ook de kans verloren gaat om de steun te winnen van deze machtige groep. Valencia voorspelt dan een scenario waarbij er een nieuwe groepering zou ontstaan, die expliciete banden zou smeden met de wereldwijde drugshandel en eventueel zelfs met de guerrilla om samen de staat te bestrijden. Een constructie die helemaal niet ondenkbaar is gezien de historiek van Colombia’s gewapend conflict.
Om het vaderland te redden
Van een overleg met de FARC kan er voor president Uribe geen sprake zijn. FARC en Alvaro Uribe zijn gezworen vijanden. De president wil de rebellen -15.000 tot 18.000 manschappen- definitief op de knieën krijgen met harde militaire acties. Het opzet heet Plan Patriota en is sinds mei in volle uitvoering. Sommige deskundigen hebben het over het meest prestigieuze militaire offensief van de veertig jaar dat het gewapend conflict in Colombia duurt.
Het zwaartepunt van de operaties is het departement Caquetá in het zuiden van het land, de regio die tijdens Pastrana’s regeerperiode (1998-2002) de scène was voor de vredesbesprekingen met de FARC. Het leger wil hier het gebied op de rebellen heroveren en minstens een jaar bezet houden. 15.000 soldaten werden er ingezet, waaronder speciale eenheden die getraind werden om in oerwoudgebied te vechten en die geëquipeerd werden met uiterst moderne technologie. Onder de special forces bevinden zich 400 Amerikaanse militairen, en nog eens zoveel militaire adviseurs die door het ministerie van defensie in privé-dienst werden ingehuurd. Op vraag van president Bush werden er nog eens 100 Amerikaanse militairen extra toegekend. Het Congres keurde hiervoor een bedrag van 110 miljoen dollar goed voor dit jaar. Voor 2005 en 2006 vraagt het Amerikaanse Ministerie van Defensie nog eens dit bedrag.
Volgens een memorandum dat de studiedienst WOLA (Washington Office on Latin America) half mei indiende in het Congres van de VS, markeert dit Plan Patriota een nieuwe fase in de betrokkenheid van de VS bij het Colombiaanse conflict en gaan de VS hier een engagement aan dat verder strekt dan afgesproken in het Plan Colombia. Dat plan werd in 2000 door het Congres goedgekeurd en loopt af in 2005. De kans dat het Plan Patriota het conflict verder doet escaleren in plaats van een vredesperspectief te openen, is dan ook erg groot, vindt WOLA.
Intussen is er echter door president Uribe en zijn ambtsgenoot in de VS al onderhandeld over Plan Colombia II, dat zou lopen tot 2009. Om een en ander tot een goed einde te brengen, heeft de Colombiaanse president al alles in het werk gesteld om de grondwet te laten wijzigen en zijn herverkiezing in 2006 mogelijk te maken.