100% katoen of niet? Bijna de helft van je kleren liegt

Analyse

Nederlandse overheid wil weten: zitten kledinglabels recyclage en een circulaire economie in de weg?

100% katoen of niet? Bijna de helft van je kleren liegt

100% katoen of niet? Bijna de helft van je kleren liegt
100% katoen of niet? Bijna de helft van je kleren liegt

Circulaire economie is een mooi idee. Maar om oud textiel te kunnen recycleren tot nieuwe kleding, zitten de kledinglabels in de weg. Ze vervuilen de grondstof, en geven de consument bovendien in 41 procent van de gevallen foute productinformatie, zo blijkt uit nieuw onderzoek. Gaan we binnenkort naar een digitale kledingbib, die voor ons bijhoudt uit welke stof onze kleding gemaakt is?

CC0 (public domain)

Van de labels bij kleding uit samengestelde stoffen, zoals bijvoorbeeld een mix van katoen en polyester, bleek 59 procent niet accuraat.

CC0 (public domain)

Katoen of polyester? Kledinglabels geven in 41 procent van de onderzochte gevallen foute informatie, zo blijkt uit een onderzoek van de ngo Circle Economy. Voor de recyclage van textiel is die foute info geen bezwaar, maar het label zélf is wel een probleem, blijkt ook uit het onderzoek. Vervangen we kledinglabels binnenkort door een digitale kledingbib, die bijhoudt uit welke stof onze kleding gemaakt is?

Vier dagen lang wroetten 73 studenten van het Amsterdam Fashion Institute door afgedankte kleding in een sorteercentrum. Ze deden dat samen met Hilde van Duijn en Jade Wilting van Circle Economy, een Nederlandse ngo die ijvert voor een circulaire economie.

In totaal bekeken ze 10.901 kledingstukken, maar bij een deel daarvan was het label verwijderd of waren de letters op het label niet meer leesbaar. 7454 labels waren uiteindelijk nog leesbaar, en de onderzoekers bekeken de samenstelling van die kledingstukken. Bijna de helft daarvan bleek niet juist te zijn. ‘En dat is nog een conservatieve schatting’, zegt Hilde van Duijn, de projectmanager van het onderzoek.

‘Als consument kom je dagelijks labels tegen, maar je staat er maar weinig bij stil wat daar nog verkeerd aan kan zijn.’

Circle Economy kon gebruik maken van Fibersort, een infraroodscanner ontwikkeld in België. Die scanner detecteert met een marge van 5 procent of een kledingstuk volledig uit katoen bestaat of niet. Daarop nam Circle Economy nog vijf procent foutenmarge. ‘Concreet wil dat zeggen: een label dat 100 procent katoen zegt, maar waarvan het kledingstuk uit 90 procent katoen en 10 procent elastaan bestaat, zien we voor dit onderzoek toch als correct’, licht van Duijn de methodologie toe.

Ondanks deze ruime marges bleek 41 procent van de onderzochte labels niet juist te zijn. Bij een vijfde van alle onderzochte kleding was het verschil ‘zelfs zeer groot’, zo staat in het rapport Kledinglabels. Nauwkeurig of niet? dat eind juni werd voorgesteld.

© Nikki Schuurman

Meer dan 10.000 kledingstukken gingen in een sorteercentrum door de handen van modestudenten, om te onderzoeken of de informatie op de labels wel klopte.

© Nikki Schuurman

Misplaatst vertrouwen

‘Heel straf’, vindt Veerle Spaepen, die de online voorstelling van die resultaten bijwoonde. Spaepen doet onderzoek naar de circulaire economie, aan de Thomas More Hogeschool in Mechelen, en werkte eerder onder meer als projectmedewerker mode bij Vlaanderen Circulair. ‘Als consument kom je dagelijks labels tegen, op alle soorten producten, maar je staat er maar weinig bij stil wat daar nog verkeerd aan kan zijn. Je hebt er vertrouwen in.’

Dat vertrouwen blijkt misplaatst, maar is wel gewenst en nodig. Bijna twee derde van de consumenten kijkt naar de vezelsamenstelling voor ze een kledingstuk aanschaffen. Wie plasticvrij leeft, wil geen polyester in zijn kleerkast. Heb je een wolallergie, dan wil je zeker geen wol op je huid. En wie een duur T-shirt kiest dat voor honderd procent uit (bio)katoen bestaat, komt bedrogen uit als daar ook polyester blijkt in te zitten.

Circle Economy ziet de grootste afwijkingen bij samengestelde stoffen of blends, zoals een mix van katoen en polyester. Daarvan is 59 procent niet accuraat.

Ook bij 23 procent van de “pure materialen”, zoals 100 procent katoen of 100 procent wol, bleken er toch andere stoffen in het textiel geslopen te zijn, zoals polyester en acryl.

‘Mogelijk gaat het om bewuste onnauwkeurigheid’, leidt van Duijn daar uit af. ‘Kleding van honderd procent katoen is doorgaans duurder dan die van een samengestelde stof. Als er minder katoen in een kledingstuk zit dan op het etiket staat, kan het mogelijk om fraude gaan.’

Toch is van Duijn daar niet helemaal van overtuigd. ‘We zien ook dat het aandeel van polyester, wat goedkoper is dan katoen, in een samengestelde stof soms overschat wordt. Dat zouden producenten niet doelbewust doen. Er is dus zeker ook sprake van onbewuste onnauwkeurigheid.’

Waar loopt het fout?

Volgens Circle Economy zijn er vijf mogelijke oorzaken voor ‘onnauwkeurigheden’, vijf momenten in de textielketen waarop het fout kan lopen.

Om te beginnen is het mogelijk dat het misgaat met de verhouding van de verschillende stoffen bij het spinnen van de verschillende soorten vezels tot garen. ‘Er kan vijftig procent katoen en vijftig procent polyester ingaan, maar de balans van bepaalde garens kan anders zijn’, legt van Duijn uit.

Een tweede mogelijke oorzaak voor de foute labels is dat producenten elkaar soms foutieve informatie doorgeven over de samenstelling van verhandeld garen of stof. Verder heb je kwaliteitscontroles van merken zelf, die onder andere bedoeld zijn om de samenstelling te controleren. Het verschil in kwaliteit van die controles verschilt. ‘Ook merken die een ambitieus beleid hebben op dat vlak vielen in ons onderzoek door de mand, tot hun grote verbazing’, aldus van Duijn.

Waar het nog misgaat: lidstaten van de Europese Unie moeten textiel controleren voor dat een EU-lidstaat binnenkomt, maar kijken niet genoeg naar de labels. In de praktijk testen douaniers vooral producten die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid. ‘Nauwkeurigheid van labels is niet prioritair’, zegt van Duijn over Nederland. Jan Verheyen van OVAM bevestigt dat ook in ons land de prioriteit eerder bij gevaarlijkere producten ligt, zoals elektronische toestellen.

Het specifieke onderzoek naar labels gaat verder dan wat België kan of moet doen, vindt onderzoekster Veerle Spaepen. ‘Dit is groter dan de landenbeleid alleen. Als het gaat om strengere controles op producten, wordt dat beter ineens toegepast op Europees niveau.’

© Nikki Schuurman

‘België mag dan koploper zijn in afval sorteren en recycleren, maar op het vlak van textiel lopen we nog achter.’

© Nikki Schuurman

Tot slot: stoffen verliezen ook een deel van hun vezels als consumenten ze vaak dragen en dus ook vaak wassen. In de wasmachine gaan microvezels verloren. Vooral katoen verliest aan kracht.

Het rapport van Circle Economy verwijst daarvoor naar onderzoek van mariene biologen aan de universiteit van North Carolina uit 2019, waaruit blijkt dat het vezelverlies bij vijftig wasbeurten uiteenloopt van 1 tot 20 procent verlies van katoenvezels en 0,5 tot 5 procent verlies van polyestervezels. ‘Maar dit alleen verklaart zeker niet de grote verschillen tussen daadwerkelijke en geclaimde samenstelling die in het onderzoek gevonden zijn’, besluit van Duijn.

Vraag vanuit beleid

Het onderzoek van Circle Economy naar de labels kwam er op vraag van het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dat vroeg de studie aan nadat een Nederlandse politica een kledingsorteercentrum bezocht en daar nadien vragen over stelde in de Tweede Kamer. ‘Ambitieus, in het kader van de circulaire doelstellingen van de Nederlandse overheid’, zegt Jade Wilting van Circle Economy daarover. Nederland wil namelijk ‘volledig circulair’ zijn tegen 2050.

Circulaire economie voor textiel?

Je hoort de term steeds vaker de laatste jaren: “circulaire economie”. Daarmee wordt verwezen naar een economie waarin producten en grondstoffen zo lang mogelijk hun waarde behouden en daarom ook hergebruikt worden.

Als je dat toepast op textiel, zou kleding langer moeten meegaan en meer gerepareerd of doorverkocht worden. En als kledingstukken echt niet meer bruikbaar zijn, dan worden ze verwerkt tot nieuwe grondstof, om nieuwe producten van te maken. Zo wordt afval opnieuw grondstof.

‘België mag dan koploper zijn in afval sorteren en recycleren, maar op het vlak van textiel lopen we nog achter’, vindt Spaepen. Dat beaamt Sam Elinck, projectmedewerker bij De Kringwinkel. ‘In vergelijking met buurlanden zoals Frankrijk en Nederland blijven wij eerder afwachtend. Dat zouden we net niet mogen zijn. Textiel is een belangrijke focus van de Europese Green Deal, en als België blijft afwachten, zullen we achterophinken.’

Volgens Jan Verheyen van OVAM heeft Vlaanderen nog nooit een soortgelijk onderzoek gevoerd als Nederland. De focus van het huidige afvalbeleid is om de hoeveelheid textiel die ingezameld wordt nog te verhogen. ‘Het grootste probleem is dat de helft van het textiel van de radar verdwijnt. Per Vlaming zamelen we elk jaar 8,4 kilogram textielafval in. En nog eens diezelfde hoeveelheid verdwijnt in het restafval.’

In 2021 wordt de nieuwe Europese Textieverordening ingevoerd. Arende van de Pol, beleidsmedewerker bij het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, heeft de resultaten alvast gedeeld met de Europese Commissie. ‘Het is onaanvaardbaar dat zoveel kledingstukken niet correct gelabeld zijn’, zegt ze. ‘Nu is het moment om dit op Europees niveau aan te pakken. Er is alvast veel interesse in het rapport.’

Gevaar voor recyclagepotentieel?

De voornaamste bezorgdheden van de Nederlandse kamerleden is of ‘onbetrouwbare labels een belemmering voor de recycling van niet-herdraagbaar textiel vormen’. Circle Economy onderzocht ook die vraag, en de vrees blijkt niet helemaal gegrond.

Het grootste probleem voor recyclage zijn de labels zelf. 63 procent van de onderzochte, geschikte kledij kon niet verwerkt worden omwille van het label.

Uit een rondvraag van Circle Economy blijkt dat recyclagebedrijven meestal niet sorteren op basis van de labels. ‘Die zijn ook vaak niet meer op kleding aanwezig’, zegt van Duijn daarover.

Zeker wie technologie gebruikt, zoals scanners als Fibersort, heeft geen nood aan labels om te bepalen wat voor stof erin zit. Ook wie handmatig sorteert, wat bij textielinzamelaars zoals De Kringwinkel en Oxfam nog gebeurt, kan afgaan op zijn ‘vingertopgevoel’, zo verwoordt van Duijn het.

Het grootste probleem voor recyclage zijn de labels zelf. Maar liefst 63 procent van de kledij die volgens het onderzoek klaar was voor recyclage, kon niet zomaar verwerkt worden omwille van het label. Dat is gemaakt van polyester en kan dus niet zomaar mechanisch gerecycleerd worden als je bijvoorbeeld katoenvezels wil recupereren.

‘Je ziet het label ook zitten na het shredden (verscheuren of versnipperen van textiel, red.)’, zegt van Duijn. ‘Het vormt kleine witte draadjes, waardoor het niet meer geschikt is om nadien te recycleren tot nieuw textiel.’

© Nicolas Douchy, Procotex

‘De labels worden verscheurd of versnipperd tot witte draadjes en kunnen daardoor niet meer dienen voor recyclage.’

© Nicolas Douchy, Procotex

Om textiel-naar-textielrecyclage aan te moedigen, doet Circle Economy aanbevelingen om labelvervuiling tegen te gaan. Daarbij kijken ze vooral naar alternatieven voor huidige labels. Volgens van Duijn is Europa niet te laks, maar juist te streng voor labeling van textiel. ‘Tenminste, dat is mijn persoonlijke mening. Volgens de huidige Europese Textielverordening moeten labels goed leesbaar en stevig vastgemaakt zijn en moeten de labels minstens honderd wasbeurten meegaan. Dan kom je automatisch bij een vervuilend polyester label uit.’

Van Duijn stelt zich vragen bij het nut daarvan. Uit onderzoek van dr. Radha Jethu-Ramsoedh (Universiteit van Amsterdam) blijkt bovendien dat consumenten niet erg geïnteresseerd zijn in wat op labels staat. We willen vooral de maat en de wasvoorschriften kunnen aflezen.

In het rapport verwoorden van Duijn en Wilting het zo: ‘Overheden staan voor een belangrijk dilemma: is het belangrijker om de consument te informeren, of staat juist de circulariteit van textiel voorop?’ Dat nuanceert van Duijn aan de telefoon. ‘Natuurlijk moet de consument goed geïnformeerd zijn, maar misschien moet dat niet met een fysiek label.’

Materialenpaspoort en virtuele kleerkasten

Houden we in de toekomst de inhoud van onze kleerkast digitaal bij? Om te weten uit welke stoffen onze kleren bestaan en hoe draagbaar ze nog zijn?

Volgens Jan Merckx, duurzaamheidsspecialist bij EAN-, bar- en andere codeproducent GS1 Nederland, wordt momenteel veel onderzoek gedaan naar alternatieve en zelfs digitale labels. ‘Denk aan een barcode, DNA-trackers of digitale watermerken’, somt Merckx enkele veelbelovende alternatieven op.

‘Maar daar zijn we nog niet. Het gaat vooral om pilootprojecten, om start-ups die ideeën uittesten. Vermoedelijk zullen we in de toekomst niet voor één soort label kiezen, maar verschillende soorten technologieën combineren.’

Achter één pilootproject schaart de Luxemburgse overheid zich al: een materialenpaspoort voor alle mogelijke producten. Heel interessant, vindt Jan Merckx dat. Jan Verheyen (OVAM) beaamt dat. ‘In Vlaanderen bestaan ook materialenpaspoorten, niet in de textielindustrie maar wel in de bouw. In die sector wordt 90 procent van de materialen gerecycleerd.’

Ook Sam Elinck van De Kringwinkel, die verder onderzoek wil doen naar digitale labels en scanners, verwijst naar het Luxemburgs project. ‘Dat zal op termijn de textielsector enorm helpen. Als materialenpaspoorten hand in hand gaan met de juiste technologie, kan er bijvoorbeeld bijgehouden worden hoe vaak een kledingstuk gewassen is en hoe lang het al in de kast hangt.’

Volgens Elinck zullen we in de toekomst allemaal de inhoud van onze kleerkast moeten bijhouden in een virtuele kledingbib, om zo digitaal op te volgen uit welke stoffen de kledingstukken bestaan en hoe draagbaar de stukken nog zijn. ‘Zo weten wij als inzamelaar sneller of kleding nog herverkoopbaar is en moeten we maar één keer sorteren, op vezels, in plaats van eerst op draagbaarheid te shiften.’

© Nikki Schuurman

‘Wie weet moedigt zo’n virtuele kleerkast mensen ook aan om minder te consumeren?’ Zo zou er uiteindelijk minder kleding in textielsorteercentra belanden.

© Nikki Schuurman

En wie weet kan zo’n virtuele kleerkast consumenten ook sensibiliseren. ‘Als je al je aangekochte spullen bijhoudt, kan zo’n bib suggereren dat het wel heel lang geleden is dat je bepaalde kledingstukken nog gedragen hebt. Wie weet moedigt dat consumenten aan om minder te kopen?’

‘Om echt tot een circulaire economie te komen, moet je naast merken en overheden ook de consument meekrijgen’, vindt van Duijn. ‘Die moet meer willen betalen voor kleding en er uiteindelijk langer mee doen. Als de consumptie verandert, zal het productiepatroon veranderen.’

Dat hoopt ook Spaepen, die de komende twee jaar onderzoek zal doen naar de concrete rol van consumenten voor de circulaire economie. ‘Als consumenten zijn wij medeverantwoordelijk. Als we anders kopen, zullen de materialen misschien beter zijn. Zo kunnen we het begin van de keten veranderen, kleding langer (her)gebruiken, het recyclagepotentieel van meet af aan verbeteren en zo de kringloop effectief sluiten.’

Is de textielindustrie veranderd in een soort Booking.com, waarbij merken de pandemie misbruiken om hun bestellingen kosteloos in te trekken? Dat vraagt Sarah Vandoorne zich af in haar eerste e-book, “Shopdown”. In 65 pagina’s beschrijft ze de impact van de coronacrisis op de textielindustrie en vooral: de arbeiders die onze kledij in elkaar stikken. Je kan dat boek hier downloaden.