Communautair geweld in India, hoe toevallig is dat?

Analyse

Waarom zoveel spanningen deze zomer uitlopen in rellen

Communautair geweld in India, hoe toevallig is dat?

Communautair geweld in India, hoe toevallig is dat?
Communautair geweld in India, hoe toevallig is dat?

De zomer van 2023 was lang en heet in India. Door extreem weer, maar vooral ook door communautair geweld. En dat is minder spontaan dan meestal voorgesteld wordt. Het is ook schadelijker voor India’s ambities dan de regering in Delhi beseft.

Reuters/ Adnan Abidi

Een gewapende jongeman van de Kuki-minderheid in Manipur, in juli 2023. De Indiase deelstaat staat in brand sinds betogingen ontaardden in communautair geweld.

Reuters/ Adnan Abidi

De frontpagina van de Indiase krant The Telegraph op 2 augustus 2023 is pijnlijk duidelijk. ‘Noorden, oosten, westen: het verhaal van Nieuw India’, schreeuwt de grote kop, boven een beeld met de smeulende restanten van een aantal straatkraampjes. Daarnaast drie kolommen, waarin de bijna alomtegenwoordigheid van communautair geweld geduid wordt.

Noord: over het geweld tussen hindoes en moslims in Gurgaon en het nabijgelegen Nuh, beide in de deelstaat Haryana.

Oost: over de totale afwezigheid van wet en orde in de door etnisch geweld verscheurde deelstaat Manipur.

West: over een veiligheidsagent op de trein naar Mumbai die een overste en drie moslimmannen doodschiet met zijn dienstwapen, intussen de namen van vooraanstaande hindoenationalisten scanderend (‘Modi, Yogi, Thackeray’).

Een foto van de krant wordt druk rondgetweet. ‘Alles wordt klaargestoomd voor de verkiezingen van 2024’, commentarieert journaliste Ritu Agarwal. Ze gebruikt daarvoor de Engelse uitdrukking ‘the stage is set’, ofte ‘de bühne is gereed’. Die theatermetafoor is niet toevallig, hoe ver rellen en repertoire ook van elkaar lijken te staan.

De choreografie van geweld

Er is in India een gebrek aan werk, onderwijzers, uien, toiletten en nog veel, veel meer. Maar er is geen gebrek aan geweld.

Er is het alledaagse geweld van kleine misdaad en patriarchaal machismo en er is het brutale geweld van de georganiseerde misdaad en van politieke bonzen – al is het onderscheid tussen die twee vaak niet te maken.

En dan is er communautair geweld. Meestal verwijst die term naar gewelddadige botsingen tussen hindoes en moslims (of christenen of andere geloofsgroepen). Maar het kan ook om etnische tegenstellingen gaan, of om geweld dat ontstaat uit oude maar gecontesteerde kastentegenstellingen.

Communautaire rellen in India zijn geen spontane gebeurtenissen.

De meest voorkomende verklaring van communautaire gewelddadigheden is: het zijn oncontroleerbare uitbarstingen van eeuwenoude, smeulende conflicten, waartegen de overheid weinig vermag.

De Amerikaanse academicus Paul R. Brass is het daarmee grondig oneens. In zijn boek The Production of Hindu-Muslim Violence in Contemporary India (2015) beweert én bewijst Brass dat communautaire rellen in India geen spontane gebeurtenissen zijn. Hij zet vergelijkbare steden en wijken naast elkaar en vraagt zich af waarom er op de ene plek wel en op de andere geen gewelddadige botsingen tussen hindoes en moslims voorkomen.

‘Er zijn weliswaar demografische, economische en kastenverschillen die dat verschil verklaren,’ schrijft Brass, ‘maar de bepalende factor van verschil zit in de politieke activiteit, de organisaties en de leiders’. Alles bij elkaar is zijn stelling behoorlijk genuanceerd: ‘Rellen ontstaan niet toevallig zoals een brand uit een smeulend vuurtje, maar ze zijn evenmin nauwgezet van alfa tot omega gepland. Rellen zijn eerder een vorm van straattheater dat bedoeld is om spontaan over te komen, maar waarin heel veel mensen vooraf verdeelde en ingestudeerde rollen spelen’.

Auteur Kapit Satish Komireddi deelt die overtuiging, al onderbouwt hij ze minder met minutieus onderzoek. ‘Gewelddadige bendes en herrieschoppers krijgen een eigen dynamiek, maar ze ontstaan niet uit het niets’, schrijft hij in zijn Malevolent Republic. A Short History of the New India (2019).

‘De wanorde van een rellende massa, datgene wat haar eigenlijk definieert, verbergt in het geval van India de aanwezigheid van heel wat orde. De mensen die eraan deelnemen, kennen elkaars namen, adressen en families.’ En elders schrijft hij: ‘De overrompeling was veel te zorgvuldig gechoreografeerd om als anarchie bestempeld te worden.’

De verontwaardiging over straatgeweld of over de filmpjes die daarover circuleren op sociale media moet, met andere woorden, altijd leiden naar de vraag welke strategie erachter zit. Wie aan de touwtjes trekt. Wie alles in scène zet, en waarom.

Van het noordoostelijk front geen nieuws

De gewelddadige zomer van 2023 begon op 3 mei in de noordoostelijke deelstaat Manipur. Die dag betoogden 50.000 mensen van de Kuki-minderheid tegen een voorgenomen wetswijziging. Die zou de Meitei-meerderheid in de deelstaat onder andere ook het recht geven om grond te kopen in de berggebieden waar de Kuki’s wonen.

Opstootjes met Meitei-tegenbetogers ontaardden. Binnen de kortste keren stond de deelstaat in brand, met drie maanden later nog steeds voortwoekerend geweld en etnische zuiveringen.

Religieuze plaatsen zijn uitgelezen doelwitten, omdat ze een gemeenschap diep kunnen raken.

Meitei-bendes plunderden verschillende wapenopslagplaatsen van de politie, wat de dodelijke vuurkracht van de milities de weken erna helpt verklaren. Begin augustus werd er trouwens nog zo’n depot leeggehaald. Het roept veel vragen op over de bereidheid of de capaciteit van de veiligheidsdiensten om zichzelf, laat staan de bevolking, te beveiligen.

Toen de avond op 4 mei viel, waren er, volgens de katholieke aartsbisschop van de deelstaathoofdstad Imphal, al 249 kerken afgebrand – want ja, Kuki’s zijn overwegend christelijk. Meitei zijn daarentegen grotendeels hindoe of traditioneel sanamahi, terwijl Pangal Meitei’s dan weer moslim zijn. Religie speelt in het huidige conflict zo goed als geen rol, maar religieuze plaatsen zijn wel uitgelezen doelwitten omdat ze een gemeenschap diep kunnen raken.

Volgens de aartsbisschop moesten die brandstichtingen vooraf gepland zijn om zo snel en massaal te kunnen plaatsvinden. Hij vroeg zich overigens af of ze een nieuwe vorm van ghar wapsi zijn. Dat is een verwijzing naar een plan van de hindoenationalisten om christenen en moslims aan te moedigen ‘naar huis terug te keren’ en zich tot het hindoeïsme te bekeren. Het Meitei-geweld wordt grotendeels geleid en uitgevoerd door milities en organisaties die nauwe banden hebben met de hindoenationalistische regering in Manipur.

Eind juli stond de teller van het conflict op 200 doden, 300 Kuki-dorpen die platgebrand waren en zeker 65.000 ontheemden, waarvan 15.000 de deelstaat verlaten hebben.

In deelstaathoofdstad Imphal werden zeker 2000 huizen van Kuki’s vernield. Die waren makkelijk te vinden, omdat overheidsdiensten ze begin dit jaar nog met verf gemerkt hadden tijdens een onderzoek van Kuki-wijken.

De centrale vallei blijft verboden terrein voor Kuki’s. Indiase soldaten hebben bufferzones gecreëerd om verder bloedvergieten tegen te gaan, en die functioneren als een de facto etnische opdeling van Manipur, terwijl ze al te vaak niet slagen in hun eigenlijke opzet.

Dat laatste, schrijft journaliste Greeshma Kuthar in een lange reportage over het conflict in Caravan Magazine, wordt door de militairen zelf toegeschreven aan een gebrek aan duidelijkheid van hogerhand. Met name de manier waarop ze moeten omgaan met rellende menigten wordt niet helder omschreven, waardoor ze voor een onbegonnen opdracht staan.

Voorwerp van discussie vanaf dag één is de verantwoordelijkheid van deelstaatpremier Biren Singh (BJP), onder andere omdat die actieve banden heeft met de Meitei-milities die het meeste geweld plegen. Premier Modi (ook BJP) bleef hem met koppig stilzwijgen de hand boven het hoofd houden, en dat heeft de vraag naar de rol van de hindoenationalisten alleen maar luider doen klinken.

Modi doorbrak dat zwijgen pas op 20 juli, toen een filmpje nationaal en internationaal beroering wekte. In het filmpje, opgenomen op 4 mei, waren twee naakte Kuki-vrouwen te zien die werden voortgejaagd door een Meitei-menigte. Congress-parlementslid Jairam Ramesh deed Modi’s reactie af als ’36 seconden niets zeggen na 1800 uren stilzwijgen.’

Modi’s reactie op het geweld in Manipur is ’36 seconden niets zeggen na 1800 uren stilzwijgen’, volgens de oppositie.

In zijn rijkelijk late reactie sprak Modi níét over het aanhoudende geweld, maar focuste hij op dat ene incident en de ontering van die vrouwen.

Tegelijk wiep hij het net van zijn verontwaardiging veel breder, door toe te voegen dat dergelijk geweld onaanvaardbaar is ‘of het nu plaatsvindt in Rajasthan, Manipur of Jharkhand.’ Daarmee noemde hij ook twee deelstaten waar hoegenaamd geen etnische rellen plaatsvinden, maar die wel geregeerd worden door partijen die nationaal in de oppositie zitten. Zo weigert Modi nogmaals de eigenlijke verantwoordelijke, uit zijn eigen partij, tot de orde te roepen.

Ook de verontwaardiging over het onteren van vrouwen had wel wat ruimer gemogen, want dat bleef zeker niet beperkt tot de twee vrouwen in het filmpje.

Wat helemáál onvermeld bleef, ook in de internationale berichtgeving over de beelden, was het feit dat veel gevallen van misbruik tegen vrouwen aangejaagd en mogelijk gemaakt werden door de Meira Paibis. Dat is een radicale Meitei-vrouwenbeweging met een lange en indrukwekkende staat van dienst. Het lijkt een schoolvoorbeeld van communautaire logica, waarbij zelfs militante mensenrechtenactivisten in de gewelddadige wij-of-zij-logica gezogen worden.

Wat telt

De aanloop naar 3 mei is een ingewikkeld verhaal van decennialange gespannen communautaire en economische verhoudingen tussen Meitei, Kuki en Naga (die voorlopig buiten dit conflict blijven). Er gaan letterlijk eeuwen koloniale en postkoloniale machtspolitiek aan vooraf. Die uiten zich vandaag onder andere in de uiterst gevoelige kwestie van Myanmarese vluchtelingen.

Ter verduidelijking: de Kuki uit Manipur en de Chin uit Myanmar en de Mizo uit Mizoram zijn eigenlijk hetzelfde volk. Ze zijn dus makkelijk bereid elkaar op te vangen over de grenzen heen, als een opstand hier of geweld daar de mensen weer eens op de vlucht jaagt.

Voor de Meitei, die ook een geschiedenis over de grens in Myanmar hebben, zijn alle vluchtelingen “illegale immigranten” of erger nog “drugshandelaren”. Maar het was net de opgevoerde strijd tegen papaverteelt en drugshandel die de Kuki’s ervaarden als een nauwelijks vermomde poging van de regering-Biren Singh om hun gemeenschap te viseren en economisch te ontwrichten.

Bij het uitbarsten van geweld bleef de overheid aan de kant staan en weigerde ze de minderheid te beschermen.

De ruimte ontbreekt hier om de complexe lagen van dit etnische conflict recht te doen. Greeshma Kuthars artikel, How the BJP is enabling ethnic cleansing in Manipur, heeft er bijvoorbeeld al meer dan 12.000 woorden voor nodig. En zowel de Zweedse journalist Bertil Lintner (Great Game East) als schrijver-historicus Thant Myint-U (Where China Meets India) hebben dik vierhonderd bladzijden nodig om de geografisch-historische realiteit en haar impact op zowel de maatschappelijke verhoudingen als de geopolitieke belangen van de regio uit te leggen.

Wat telt, is dat de hindoenationalistische milities en overheid in Manipur de maatschappelijke verhoudingen stelselmatig gepolariseerd hebben tot communautaire tegenstellingen. Dat bij het uitbarsten van geweld in mei diezelfde overheid aan de kant bleef staan en dus de minderheid weigerde te beschermen. En dat ze die houding maandenlang kan volhouden zonder ervoor verantwoordelijk gesteld te worden.

Religieuze feesten, moorden en brandstichten

Premier Narendra Modi zwijgt, wat vaak verklaard wordt met een verwijzing naar 2002. Toen zag hij als deelstaatpremier van Gujarat ook toe op een pogrom en gaf hij volgens interne getuigenissen opdracht om een tijdlang niet op te treden, om zo “de volkswoede” een uitweg te bieden.

De oppositiepartijen probeerden maanden om de premier tot uitspraken te dwingen via parlementair debat, maar dat werd telkens afgeblokt. Uiteindelijk diende de oppositie een motie van wantrouwen in, waarop de premier wel moest reageren in het parlement. Op 10 augustus deed hij dat uiteindelijk – nadat de oppositie de ruimte verlaten had. In zijn toespraak van 133 minuten waren 3 minuten voorbehouden voor Manipur.

‘Als overheden het niet willen, vinden er geen communautaire rellen plaats. Dat is de lelijke realiteit van onze democratie.’

Maar straatgeweld hoeft niet altijd te leiden tot etnische zuivering, en het blijft zeker niet beperkt tot het etnische kruitvat dat noordoostelijk India altijd al is geweest. Als er één terugkerende aanleiding of locus is voor communautair geweld in India, dan zijn het de religieuze processies van diverse gemeenschappen.

‘Ik zie de tijd van religieuze feesten meestal met bezwaard gemoed tegemoet’, schreef Neera Chandhoke, politiek wetenschapster aan Delhi University, half april in The Wire. ‘Openbare vieringen van religieuze feesten culmineren in optochten die binnen de kortste keren muteren tot uitbarstingen van communautair geweld. Het lijkt wel alsof het moorddadig aanvallen van een andere religieuze gemeenschap, en het offeren van mensenlevens, het sluitstuk vormt van de rituelen.’

Chandoke stelt trouwens onverkort: ‘Als overheden het niet willen, vinden er geen communautaire rellen plaats. Dat is de lelijke realiteit van onze democratie: dat mensenlevens er niet toe doen in de onophoudelijke zoektocht naar macht en meer macht.’

Aanleiding voor Chandokes opiniestuk in The Wire was het geweld begin april in de straten van West-Bengalen, Bihar, Gujarat, Karnataka, Maharashtra, Madhya Pradesh, Jharkhand en Uttar Pradesh. Dat vond plaats naar aanleiding van de jaarlijkse Ram Navami-processies, waarmee de geboorte van de hindoegod Ram gevierd wordt.

Niet onbelangrijk: de plaats waar Ram volgens de gelovigen ter wereld kwam, is de gecontesteerde plek in Ayodhya waar de historische Babri-moskee stond, die in 1992 door hindoenationalisten afgebroken werd. Het Opperste Gerechtshof besliste in 2019 dat er een nieuwe tempel voor Ram gebouwd mocht worden op de grond van de vroegere moskee, waardoor die tempel wellicht nog voor de verkiezingen van 2024 ingehuldigd zal worden.

Ram Navami-processies zijn in veel gevallen dan ook in niets te vergelijken met wat wij ons vandaag voorstellen bij katholieke processies. Het zijn eerder uitingen van rauw machistische hindoesuprematie. Het geweld zelf wordt overgelaten aan stoottroepen zoals Bajrang Dal, maar het ophitsen wordt gedaan door politici die daarmee hopen te scoren als het op stemmen aankomt.

In Hyderabad, bijvoorbeeld, nam een BJP-volksvertegenwoordiger uit het deelstaatparlement van Telangana deel aan de processie. Daarbij daagde hij de aanzienlijke moslimgemeenschap van de stad onder andere uit door op te roepen om hun stemrecht te beperken. Hij stelde bovendien: ‘Jullie zijn al half besneden, wij zullen jullie helemaal doorsnijden.’ Na veertien dagen van geweld waren overal moskeeën en madrassa’s uitgebrand, winkels geplunderd, mensen gedood, gemeenschappen verscheurd.

Voor veel moslims in India is dit gewelddadige incident een zoveelste bewijs van de groeiende onveiligheid waarin ze leven.

Het scenario leek zich eind juli te herhalen in Haryana, de deelstaat ten noorden van Delhi. Aanleiding ditmaal was de Sobha Yatra, een processie ter ere van de hindoegod Shiva. Vóór de processie in Nuh postte een voortvluchtige hindoenationalistische militant, die gezocht wordt voor de moord op twee moslimmannen, een filmpje. Daarin riep hij op tot de processie en beweerde hij dat hij zelf ook zou deelnemen.

Het zorgde voor nervositeit bij de moslimbevolking en daarna voor regelrechte confrontaties tussen de twee gemeenschappen. Enkele dagen later waren vijf slachtoffers begraven, waaronder een imam van een moskee in Gurugram, aan de rand van Delhi. Er waren minstens twintig gewonden en in totaal werden talloze winkels geplunderd en huizen afgebrand.

Mensenrechtenactivist Harsh Mander beschreef wat hij zag bij een bezoek een week na het geweld: ‘We banen ons een weg over gekwetst terrein met skeletten van uitgebrande voertuigen en kilometers ruïnes van barakken, winkelstalletjes, apotheken en hoogbouw – allemaal geveld alsof er een razende storm door getrokken is. Maar nog veel dramatischer zijn de wrakstukken van wat ooit de publieke overtuiging was in Nuh, de verkoolde resten van hun vertrouwen in de overheid, van hun hoop en geloof in een betere toekomst.’

Nergens meer veilig

De druppel voor veel mensen was dat Chetan Singh Choudhary op maandag 31 juli vier mensen – een overste en drie moslimmannen – doodschoot op de trein tussen Jaipur en Mumbai. Choudhary was gewettigd gewapend als RPF (Railway Protection Force), maar richtte zijn dienstwapen dus tegen de reizigers die hij hoorde te beschermen.

De man had veertig minuten de tijd om zijn aanslag uit te voeren en ging van de ene naar de andere wagon om zijn slachtoffers uit te zoeken, waarbij hij beledigingen aan het adres van moslims en beschuldigingen over banden met Pakistan rondstrooide en onder andere ‘Modi-Yogi-Thackeray’ riep. Modi verwijst natuurlijk naar de premier, Yogi naar de radicaal-hindoenationalistische deelstaatpremier van Uttar Pradesh, en Thackeray is de familienaam van de oprichter de hindoenationalistische Shiv Sena, die sterk stond in Mumbai en de deelstaat Maharashtra.

De overheid benadrukt dat Chetan Singh Choudhary mentaal onstabiel was. Media melden dat hij over de rooie ging omdat hij van zijn overste geen toestemming kreeg om zijn dienst sneller te verlaten. Maar voor veel moslims in India is het incident een zoveelste bewijs van de groeiende onveiligheid waarin ze leven.

‘Ik wou dat de regering Modi even proactief was in het voorkomen van haatmisdrijven tegen moslims als in het laten verwijderen van mijn tweet.’

Asaduddin Owaisi, volksvertegenwoordiger uit Hyderabad, waar ook het vierde slachtoffer vandaan kwam, en voorzitter van de All India Majlis-e-Ittehadul Muslimeen (AIMIM) noemde de aanslag op Twitter een terroristische daad. Maar die tweet verdween, blijkbaar op verzoek van de Indiase regering.

In een vervolgtweet schreef Owaisi: ‘Mijn tweet over de #JaipurExpressTerrorAttack is verwijderd in India op verzoek van de regering van India. Welke wet werd er overtreden? Is het een misdaad om een terreurdaad een terreurdaad te noemen? Ik wou dat de regering Modi even proactief was in het voorkomen van haatmisdrijven tegen moslims.’

Geweld is geen uitzondering

Het is een lange, hete zomer voor India. En ja, dat is een verwijzing naar de long, hot summer of 1967, toen de zwarte burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten ontspoorde in bijna 160 rassenrellen doorheen het land.

Is deze long, hot summer in India uitzonderlijk? Is het een teken van toegenomen communautaire spanning of bereidheid om geweld te gebruiken? Eigenlijk is het antwoord tweemaal ontkennend. En dat is geen positieve vaststelling, want het betekent dat India doorheen zijn geschiedenis altijd, en soms nog veel meer, straatgeweld gekend heeft.

Amit Ahuja en Devesh Kapur, twee politiek wetenschappers aan universiteiten in de VS, stellen in hun boek Internal Security in India. Violence, Order, and the State (2023) dat het geweld de voorbije twee decennia aanzienlijk minder is dan de drie voorafgaande decennia. Ze kijken daarbij wel verder dan communautair straatgeweld, maar ook daarbij vallen aanzienlijk minder slachtoffers of zijn er (voor Manipur) minder grootschalige pogroms geweest, stellen ze.

‘Nieuwe vormen van publiek geweld lijken over het hele land te groeien als een lelijke kanker.’

Bovendien, zeggen ze in een gesprek met de BBC, ontstaan er nieuwe vormen van geweld, die aangejaagd worden door groeiend communautaire politiek, zoals burgerpatrouilles tegen interreligieuze huwelijken of koeiensmokkel. ‘Nieuwe vormen van publiek geweld, zoals vigilantisme en lynchings door menigten, lijken over het hele land te groeien als een lelijke kanker.’

Die nieuwe vormen van geweld staan overigens niet los van nieuwe, digitale manieren om te mobiliseren, gemoederen op te hitsen en de ene groep op te zetten tegen de andere. In de berichtgeving over de rellen in Haryana wordt steevast verwezen naar een filmpje van een voortvluchtige hindoenationalistische militant. En elke analyse van de begindagen van het etnisch geweld in Manipur staat vol berichten over de rol die online filmpjes, nepnieuws en haatberichten gespeeld hebben.

Binnen elke gemeenschap zijn er leiders die sociale media inzetten als deel van hun verdeel-en-heersstrategie. Jongeren proberen al snel elkaar de loef af te steken, wat de kans op tastbaar geweld alleen maar verhoogt.

In een overzicht van religieus geïnspireerd geweld, te vinden op Wikipedia, blijkt dan weer dat daar de voorbije decennia een golfbeweging in zit. De pieken lijken telkens samen te vallen met jaren waarin nationale verkiezingen plaatsvinden, of met het jaar daarvoor.

Dat kan toeval zijn. Maar het kan ook bewijzen dat Ritu Agarwals vermoeden klopt dat het geweld van deze zomer dient om alles in gereedheid te brengen voor de belangrijke verkiezingen van 2024. In dat geval zou ook deze herfst een verschroeiend seizoen kunnen worden.

De eerste tekenen daarvan werden zichtbaar begin augustus, toen regeringspartij BJP Kapil Mishra tot ondervoorzitter van de partij in New Delhi maakte. De man wordt verantwoordelijk gehouden voor de gewelddadige rellen in 2020, nadat hij de politie een ultimatum had gesteld: ofwel maakten zij een einde aan de protesten tegen de gecontesteerde burgerschapswet, ofwel zou hij daar zelf wel voor zorgen.

Tijdens die rellen gebruikte een andere militant, Kapil Gurjar, vuurwapens. Dat leverde hem geen celstraf op, maar een audiëntie bij de nationale secretaris-generaal van de BJP.

Ook de manier waarop de BJP-deelstaatregering van Haryana de rellen in Nuh en Gurugram opvolgt, is tekenend, en verontrustend. Enkele dagen nadat minstens vijf mensen er de dood vonden en talloze huizen in de as gelegd werden, worden eerst tientallen moslimjongeren gearresteerd. Ook al kunnen velen aantonen dat ze niet ter plaatse waren.

Staatsbulldozers rukten deze zomer uit om tussen 750 en 1200 gebouwen te slopen. Het grootste deel daarvan behoorde toe aan moslims.

De daaropvolgende dagen rukten de staatsbulldozers uit om tussen 750 en 1200 gebouwen te slopen – waarvan het grootste deel aan moslims toebehoorde. Er was geen sprake van tijdige aankondigingen en vaak zelfs niet van wettelijke gronden.

De Hindustan Times citeerde verschillende politiemensen die aangaven dat bepaalde huizen gewoon gesloopt werden omdat er van daaruit stenen gegooid werden naar de processie. Het Hooggerechtshof legde de wraaksloop stil, met de vraag of dit geen geval is van overheidsgeleide etnische zuiveringen.

Op basis van deze en vergelijkbare vaststellingen besluit Shoaib Daniyal zijn India Fix-nieuwsbrief van 7 augustus met de woorden: ‘De weg naar de verkiezingen van 2024 zou wel eens bezaaid kunnen zijn met veel meer communautaire incidenten in deelstaten die door de BJP geregeerd worden en met meer radicale leiders zoals Monu Manesar die prominent worden.’