Een Belg wil Congo doen vliegen via Panamese offshore
Louis Colart en Allain Lallemand
19 mei 2016
Philippe de Moerloose is een van de rijkste Belgen die zijn fortuin in Afrika heeft opgebouwd. Als zijn investeringen in de luchtvaart dreigen te mislukken, gaat hij over tot vereffening. Idem dito voor zijn offshorebedrijf. Dat blijkt uit de Panama Papers.
Hij is geen grote bekende bij de Belgische haute finance. Nochtans staat Philippe de Moerloose, 48 jaar, net niet in de top 100 van rijkste Belgen. De man heeft er immers voor gekozen zijn imperium ver weg van Brussel uit te bouwen, in het Afrika van de Grote Meren waar hij als kind is opgegroeid, in de Democratische Republiek Congo (DRC). Daar hield hij zich in de jaren negentig bezig met de import en export van voertuigen en auto-onderdelen. Vandaag houdt de groep zich voornamelijk bezig met de distributie van constructiemachines, vrachtwagens, landbouwmachines , kranen en andere types industriële machines.
Het succesverhaal begint in 1991. Met een diploma van de Brussels Management School (Ichec) op zak, trekt hij terug naar Kinshasa om Demimpex, een bedrijf dat gespecialiseerd is in de verkoop van auto-onderdelen. In minder dan 25 jaar tijd zal Philippe de Moerloose een bedrijfje met een maatschappelijk kapitaal van 75.000 Belgische frank omtoveren tot een holding met een waarde van meer dan 130 miljoen euro in 2013.
Offshore in Panama
De ene keer wordt hij vergeleken met Vincent Bolloré, dan weer met George Forrest. De drie mannen hebben allemaal een bloeiende handel uitgebouwd in Afrika. Philippe de Moerloose koestert bewondering voor George Forrest, maar is tegelijkertijd ook afgunstig. Dat beweert althans een insider van de Congolese zakenwereld. De gelijkenissen zijn treffend: beide mannen zijn Belg, rijk en beschikken over stromannen in de plaatselijke politiek. Bovendien hebben ze zich allebei verkeken op de burgerluchtvaart, zo blijkt uit de Panama Papers die Le Soir, De Tijd, Knack en MO* hebben kunnen inkijken.
Op 7 juni 2004 richt Philippe de Moerloose, met behulp van een financiële dienstverlener uit Tortola (Britse Maagdeneilanden), een offshorebedrijf in Panama op waarvan het advocatenkantoor Mossack Fonseca de waardepapieren bezit: Pangun Holdings Corp. Waarom richt hij een offshorebedrijf op?
Volgens de financiële dienstverlener in Tortola, is Pangun Holdings Corp. de holding die de activiteiten van twee filialen financiert: Executive Jet Services en de Compagnie Africaine d’Aviation sarl, twee bekende spelers in de Congolese burgerluchtvaart. Een onderneming met de nodige risico’s als we afgaan op de talrijke ongelukken met vliegtuigen die het journaal halen.
In een lange brief van acht pagina’s waarin Philippe de Moerloose onze vragen beantwoordt, weerlegt hij dat hij zijn aandeel in de Congolese luchtvaart wilde verdoezelen of dat hij zijn wettelijke aansprakelijkheid wilde ontlopen. Pangun Holdings Corp is volgens Philippe de Moerloose inderdaad ‘het enige bedrijf in Panama waar ik minimale aandelen in heb’. De bedoeling van de offshore was ‘als holding te fungeren in het kader van mijn investeringen in de vennootschappen van het Congolese Executive Jet Services sarl (EJS), Hewa Bora Airways (daarna veranderd in FlyCongo SARL, HBA) en Compagnie Africaine d’Aviation SARL (CAA)’.
Maar deze keuze is louter ingegeven door fiscale en wettelijke motieven, zegt hij. Als inwoner van de Democratische Republiek Congo heeft hij voor deze constructie gekozen met de bedoeling ‘er fiscaal voordeel uit te halen en zijn vermogen te optimaliseren’, ‘perfect legaal volgens het Congolese recht.’
Hij merkt fijntjes op dat, indien hij Pangun Holdings Corp. als dekmantel had willen gebruiken om zijn wettelijke verantwoordelijkheid in de luchtvaartsector te ontlopen, hij zijn projecten niet via de media kenbaar had gemaakt en, zo voegt hij er zelfzeker aan toe, dan ‘had hij zeker zijn eigen rol niet in de verf gezet.’ Waarvan akte.
Philippe de Moerloose wil het luchtvaarthoofdstuk afsluiten en het Panamese avontuur achter zich laten: ‘Omdat ik, vanaf 2011, steeds minder ging investeren in de luchtvaart, werd Pangun volslagen overbodig. Er is zelfs een verzoek tot liquidatie ingediend, dat normaal gezien voor het eind van het jaar gerealiseerd zal zijn. Mijn groep zal in de toekomst dan ook niet meer investeren in de burgerluchtvaart.’
‘Mijn enige relatie met president Kabila is die van leverancier; leverancier aan de Congolese instellingen (…) ’
Naar aanleiding van de Panama Papers krijgt Philippe de Moerloose ook de kans om zich uit te spreken over twee geruchten die de ronde doen en zelfs tussen de regels in de documenten van het advocatenkantoor Mossack Fonseca te lezen staan. Een werknemer van de dienst “compliance” vestigt er de aandacht op dat de Belg en president Jospeh Kabila geen vreemden voor elkaar zijn. Hij noemt De Moerloose zelfs een “PEP”, een politically exposed person, iemand met duidelijke politiek connecties en dus een klant met een hoger risico op betrokkenheid bij corruptie of omkoping.
Maar, Philippe de Moerloose zegt zelf: ‘Ik maak geen deel uit van de entourage van de president van de Democratische Republiek. Mijn enige relatie met hem is die van leverancier; leverancier aan de Congolese instellingen (…) Mijn ontmoetingen met president Kabila waren telkens minzaam en professioneel van aard.’
Het andere gerucht heeft te maken met de vermoedelijke import van militaire voertuigen in Congo terwijl het bedrijf Demimpex hier geen licentie voor had. Ook dat staat in de Panama Papers. De reactie van Philippe de Moerloose is scherp: het zou hier om een misverstand gaan toen hij in 2008 tanktransporters moest leveren voor het Congolese ministerie van Defensie; aanhangwagens die verstevigd zijn en grote machines, zoals bulldozers, kunnen vervoeren. Het enige materieel dat Demimpex aan het Ministerie van Defensie in 2008 heeft geleverd was een lot voertuigen (vrachtwagens en opleggers) dat uitsluitend bestemd was voor de civiele bouwsector (om precies te zijn, voor het vervoer van nivelleermachines). Het woord tanktransporter zou verwarring gezaaid hebben waardoor men het idee kreeg dat het om oorlogstuig ging.
Louis Colart en Alain Lallemand zijn journalisten bij Le Soir. Dit artikel werd uit het Frans vertaald door Dirk Verbeeck