De coming of age van Julian Assange

Analyse

De coming of age van Julian Assange

De coming of age van Julian Assange
De coming of age van Julian Assange

Sarah Késenne

23 januari 2012

De manier waarop de klokkenluidersite Wikileaks werd aangepakt, roept vragen op over hoe vandaag deelgenomen kan worden aan het publieke debat. In die discussie lijkt het verleden van Assange als hacker zeker geen detail. Tussen persvrijheid en internetactivisme in probeerde Wikileaks immers een autonome zone te creëren, vanwaaruit kritiek op grote machtssystemen mogelijk blijft. Maar als Assange en Wikileaks daarin hebben gefaald, wat is er dan precies misgelopen?

Het gaat niet goed met Wikileaks en zijn stichter Julian Assange. In 2008 werd de klokkenluidersite nog bejubeld als de hoeder van de democratie, maar sinds Cablegate in 2010 ging het snel bergaf. Onder zware Amerikaanse druk blokkeren PayPal, Visa en Bank of America donaties aan de website, waardoor Wikileaks zich verplicht zag zijn activiteiten te staken. Assange zelf hangt intussen een proces voor dubbele aanranding boven het hoofd, en de kans bestaat dat hij nadien naar een militaire gevangenis in Amerika moet verhuizen, omdat hij duizenden diplomatieke documenten openbaar heeft gemaakt.

Daarmee vergeleken is de publicatie van zijn autobiografie zonder zijn toestemming klein bier. Een koekje van eigen deeg wel, Wikileaks’ credo ‘publish or perish’ in gedachten. Het boek doet hoe dan ook weinig goed aan de groteske karikatuur die de media intussen van Assange opvoeren, namelijk die van een narcistische weirdo met een bizar kapsel en bloed aan zijn handen.

Persvrijheid versus de freezone van de hacker

Persvrijheid wordt van oudsher als een belangrijke steunpilaar van de westerse democratie beschouwd. Het traditionele perswezen hier ziet zichzelf dan ook graag als een autonome zone, waarin kritiek op de machtssystemen mogelijk is. Maar is het dat nog wel? In realiteit blijkt persvrijheid een vaag en instabiel begrip, want hoewel je geen toestemming nodig hebt om iets te publiceren, kan je als uitgever achteraf wel worden aangeklaagd wegens laster en smaad.

De geloofwaardigheid van de westerse pers staat onder druk, maar de onduidelijke status van de persvrijheid is daarvoor lang niet de enige reden. De klassieke pers lijkt vandaag net iets te veel begaan met het zoeken naar nieuwe businessmodellen om haar cashflows veilig te stellen. Zo lijken er vandaag bijvoorbeeld meer mensen bij de afdelingen marketing en sales te werken dan dat er onderzoeksjournalisten rondlopen. Met andere woorden: terwijl het internet in sneltempo de instituten van de culturele industrie onderuithaalt, beheersen commerciële en competitieve logica’s de redacties van de klassieke westerse kranten (of althans hun ‘management’).

Bovendien toonde het onlineburgeractivisme in het Midden-Oosten via de sociale media over veel meer politieke impact te beschikken dan om het even welke westerse krant. De klassieke media lijken vandaag dus niet meer de luis in de pels van het establishment te zijn. Daardoor wordt het voor de journalistiek steeds moeilijker om haar meest essentiële eigenschap, met name haar kritische rol, te vervullen.

Ook de autonome positie van hacking is moreel en juridisch instabiel en vaag. Als pioniers in de jungle van het vroege internet en producten van de cyberkitschverbeelding inspireerden zij de bredere user-cultuur van vandaag. De mythische hacker bezit door die voorbeeldfunctie, en met zijn zeer specifieke verzameling van skills, wél een grote geloofwaardigheid. Essentieel gaat hacking om het aftasten van de grenzen van autonomie in haar puurste juridische vorm. Hackers opereren in een vage, juridische free zone tussen fun en politiek. Die zone valt misschien wel te vergelijken met het morele vooroordeel waar Assanges toekomst momenteel van afhangt: was de seks voor de fun of ging het om een criminele aanranding?

De juridische schemerzone van hacking berust grotendeels op een claim van technologische neutraliteit, want hoe ‘politiek’ is de hacker eigenlijk? Zo heeft Julian Assange geen achtergrond als politiek activist. Waar hacking zeker andere vormen van activisme inspireerde, situeert het zich toch vooral op het specifieke terrein van de internetvrijheid. De pijlen worden daarbij in de eerste plaats gericht op mediafirma’s en telecombedrijven. De gespecialiseerde technologische skills van hackers gaan dan ook vaak gepaard met een soort ideologische neutraliteit.

De technologische kennis van de hacker contrasteert scherp met de informele, amateuristische aura van zijn stiel. Je zou het ‘werk’ van de hacker daarom als een vorm van ‘zwak auteurschap’ kunnen zien – informele, anonieme, collectieve, jeugdige en autodidactische arbeid, die duidelijk afwijkt van het ‘sterke auteurschap’ dat we ons van de volwassen, professionele ‘werknemer’voorstellen. Het is dus een misverstand die competenties als amateuristisch te zien. Hedendaagse professionaliteit gaat dus meer over reskilling dan over deskilling. In plaats van ‘onprofessioneel’ werk doen hackers ‘informeel’ werk, waarbij de grens tussen vrije tijd en werktijd onbestaande is.

‘Zwak’ auteurschap

Als puber was Julian Assange erg actief in de Australische hackerscene. Hij maakte deel uit van de groep Cyberpunks en werd in 1991 veroordeeld voor het hacken van Nortel, een Canadese telecommaatschappij. In zijn autobiografie vergoelijkt Assange die periode door ze te beschrijven als een speelse, jongensachtige exploratie. De andere medewerkers van Wikileaks zijn zelf niet echt actief als hackers. Hoewel de website principieel alleen data van anonieme bronnen publiceert, heeft het natuurlijk wel veel weg van rondneuzen in top secret informatie. In zijn autobiografie stelt Assange die ‘esthetische’, sublieme ervaring van de hacker voor als een onschadelijke activiteit, die vergelijkbaar zou zijn met het kijken naar schilderijen.

Wars van wat in onze diplomacultuur gangbaar is, bouwen hackers tijdens slapeloze nachten voor een flikkerend scherm competenties op door zelfstudie en collectieve DIY sharing. In een interview met Hans U. Obrist romantiseert Assange de jonge leeftijd van hackers, en zegt hij veel politiek potentieel in de jonge generatie te zien: ‘That we can rest the communication systems into the values of the new generation that has been educated by the Internet, outside the mainstream media distortion. What does it mean when the most powerful institutions from the CIA to News Corporation, use technical young people as computerprogrammers and system administrators? They are in an institution where they do not agree with the value system and yet, their hands are on the machinery.

De eigenschappen van de outlaw-hacker krijgen in de huidige kritische user-cultuur steeds meer geloofwaardigheid en grond voor autonomie. Misschien schetst ‘zwak auteurschap’ zelfs wel de voorwaarden voor politieke autonomie vandaag. Je ziet dat ook bij de Occupy-bewegingen en de Indignados: de manifestanten behoren tot diverse groepen, hun programma is diffuus. De legitimiteit van de kritische user-cultuur kan in die zin een alternatief vormen voor persvrijheid, of haar althans versterken.

‘All memoir is prostitution’

Als Wikileaks een test was om een nieuwe autonome zone te creëren voor intellectuele autonomie en vrijheid van meningsuiting, dan is dat experiment deels mislukt. Maar waar ging Assange precies de mist in? Waarom konden Wikileaks’ vijanden de publieke opinie zo snel tegen Assange en Wikileaks laten keren, waardoor men zonder pardon de financieringskanalen kon saboteren? En waarom werkt Assange zo veel mensen op de zenuwen?

Wikileaks effende wel de weg voor een nieuw soort journalistiek en persvrijheid

De tragiek van Wikileaks is dat het tussen twee stoelen valt, tussen twee vormen van autonomie. Waar Assange persvrijheid probeerde te claimen, kon hij geen beroep meer doen op de vrijzone van de hacker. Misschien faalde Julian Assange dus door juist te wéínig hacker te zijn, in plaats van te veel. Het ambitieuze Wikileaks richtte zich bijvoorbeeld misschien te snel op het terrein van de mensenrechten en de internationale politiek, ver van de typische onderwerpen uit het hackersactivisme. Hun technologische neutraliteit bleek daardoor niet te werken. Assange faalde daarnaast vooral door zijn autoritaire publieke profilering, die te sterk afweek van de anonieme, collectieve hackersidentiteit. Het zwakke auteurschap als waarborg voor onkwetsbaarheid. Assange, de sexy internet-CEO, Engelse Lord, James Bond of messias van de digitale wereld, oogstte te veel roem om symbool te kunnen blijven van de nieuwe autonomie van het internetactivisme.

Het laatste jaar lijkt dat ook tot Assange zelf door te dringen, en hij investeert sterk in die sfeer van collectiviteit in Wikileaks. Zijn in huisarrest geschreven autobiografie bulkt bijvoorbeeld van de uitspraken over de negatieve invloed van zijn publieke persona op zijn levensproject, en uitgever Canongate beweert dat Assange de publicatie heeft afgewezen omdat hij het manuscript te persoonlijk en te weinig manifesto vond, onder het motto ‘all memoir is prostitution’. Assange beweert ten slotte ook tegen zijn zin de rol van woordvoerder te hebben opgenomen; hij heeft het maar gedaan om de rest van de organisatie te beschermen

Assanges besef kwam echter te laat. Misschien was zijn rol als spreekbuis van Wikileaks inderdaad een vorm van zelfopoffering, en komen we in zijn autobiografie daarom zo weinig te weten over de interne keuken van de website, de werking van de organisatie of de samenwerking met anonieme bronnen. Maar daardoor komt Wikileaks natuurlijk wel net over als een hoogstpersoonlijk project van Assange. Bovendien rommelt het intussen tussen de medewerkers van de organisatie, die op eigen houtje documenten beginnen door te spelen aan journalisten of hun eigen klokkenluiderplatformen opstarten. De collectieve identiteit van Wikileaks is met andere woorden ver te zoeken.

Het verhaal van Assange is dat van de institutionalisering van de outlaw, de depressie van de verouderende kindster. Dat verlies van de onschuld wordt uiteraard nog meer in de verf gezet door de heisa rond de aanrandingszaak, waardoor hij getransformeerd is in een volwassen agressor. Zo werd Assange de inconsequente hacker: te bekend om nog geloofwaardig te zijn, een combinatie van onvolwassenheid en roem. Zijn vijanden zetten dan ook maar al te graag in op de perceptie van Wikileaks als inefficiënt, slordig, ongeconcentreerd, onverantwoordelijk en zelfs ‘crimineel’ werk. Maar ook de Britse journalist in wiens huis Assange zijn huisarrest doorbrengt, illustreert dat beeld van de veertigjarige Assange perfect: ‘Julian often behaves like a moody teenager and is pursued by hordes of groupies.’

De grote aandacht die in de autobiografie wordt besteed aan zijn verleden als hacker, wordt in die zin een soort ‘rootsverhaal’, zoals rijke, beroemde hiphopsterren respect betuigen aan de tijd back in the hood, omdat ze weten dat hun krediet bij hun publiek net daarvan afhangt. Die coming of age van de internet-CEO zie je ook bij Marc Zuckerberg, die angstvallig zijn status van teenage hacker en computernerd in stand probeert te houden, omdat zijn eigen geloofwaardigheid en die van zijn product (Facebook) ervan afhangen.

‘Journalistiek ennui’

Ook de samenwerking met belangrijke internationale kranten leverde Wikileaks niet de autonomie of de persvrijheid op waarnaar het verlangde. Dat uit zich pijnlijk in de vraag of het Pentagon Assange als spion voor de militaire rechtbank kan brengen, dan wel als uitgever. Om de gepubliceerde bronnen een breder forum te geven, zocht Wikileaks contact met The Guardian, The NY Times en Der Spiegel – later voor Cablegate ook nog met Le Matin en El Pais. Assange zegt in zijn biografie die kranten als partners van Wikileaks te beschouwen, en de website niet als een vervangend journalistiek medium te zien. Toch liep de samenwerking al snel fout. Twistappel was de vraag hoeveel redactie op de enorme hoeveelheid data moest worden uitgevoerd. Assange stoorde zich bovendien aan de ‘journalistic ennui’ van de kranten over de oorlog in Irak.

Op het moment dat Cablegate de wereldpers haalt, is de situatie al zo geëscaleerd dat The Guardian Wikileaks begint te chanteren: men dreigt het materiaal zonder veel redactie uit te brengen om een scoop te hebben, dan weer wil de krant juist dat alle namen en concrete gegevens uit de documenten worden gehaald. Dat is toch het verhaal dat in Assanges autobiografie naar voren wordt gebracht.

Vooral met The Guardian en The New York Times liep het grondig fout. Nog voor Cablegate en de beschuldigingen van aanranding, begonnen die kranten negatieve artikels over Assange te publiceren. In The Guardian werd hij zelfs letterlijk afgeschilderd als een stinkende backpacker en een onbetrouwbare, instabiele egomaniac. De kranten willen met andere woorden wel meeprofiteren van de faam van Wikileaks, maar tegelijk zijn ze erg begaan met hun eigen morele onschendbaarheid. Bij persconferenties willen de kranten niet dat hun logo’s uithangen. ‘The world needs new institutions’, schrijft Assange. Volgens hem is de klassieke pers te gecommercialiseerd en te gebonden voor de radicale transparantie van Wikileaks.

Wikileaks mag dan misschien een gefaalde testcase zijn voor een hedendaagse vorm van autonomie, het project effende wel de weg voor een nieuw soort journalistiek en persvrijheid. Het maakt daardoor deel uit van een bredere revolutie waarbinnen decentralisering van informatie en participatiecultuur samengaan. Intussen introduceerden verscheidene klassieke kranten trouwens zelf een anonieme klokkenluiderfunctie op hun website, zoals Al Jazeera’s Transparancy Unit.

Het ‘zwakke auteurschap’ van de hacker of activist stelt daarbij de vraag of er vandaag een zekere ‘onschuld’ nodig is om politiek te kunnen zijn. Ergens geraakte Wikileaks’ chief-editor in de knoop tussen zijn roots als hacker en zijn verlangen om aanvaard te worden als onderzoeksjournalist of mensenrechtenactivist. De karikatuur die in de media van hem wordt gemaakt, heeft de geloofwaardigheid van Wikileaks geen goed gedaan. Te institutioneel als hacker, te veel cowboy als journalist: de coming of age van Julian Assange, waarbij hij zijn hackersverleden ontgroeide, deed Wikileaks in die zin de das om.

Sarah Késenne werkt aan Sint-Lucas Beeldende Kunst en de K.U.Leuven aan een doctoraat onder de werktitel ‘De kunstenaar neemt afstand. Het neerleggen van auteurschap in het werk van Dora Garcia als onderhandeling van autonomie in het publieke’.

Dit artikel verscheen in het vijftigste nummer van rekto:verso.