De neoconservatieve motor achter de VS-politiek
Jim Lobe
06 april 2004
Hebben de neoconservatieven die de Amerikaanse agenda bepalen nog toekomst? Jim Lobe, IPS-correspondent en veteraan in de berichtgeving over internationale politiek van de VS, schreef onderstaande analyse voor MO*. Lobe zal in april ook deelnemen aan het BRussels Tribunal.
Het is te vroeg om een definitief antwoord te geven op de vraag of het agressieve en ambitieuze unilateralisme dat de buitenlandpolitiek van president George W. Bush gekenmerkt heeft over zijn hoogtepunt heen is. Het resultaat van de verkiezingen in november, het succes of de mislukking van de “overgang” in Irak naar een post-bezettingsbestuur, de strategische berekeningen van Kim Jong Il in Noord-Korea: het zijn maar enkele van de factoren die het toekomstige beleid van de VS mee zullen bepalen. En de meeste daarvan ontsnappen aan de controle van de Amerikaanse regering.
Vlak na 11 september klonk het al dat Bush, na het opblazen van het Kyoto-akkoord en het opzeggen van het ABM-verdrag met Rusland om het aantal kernwapens te verminderen, gedwongen zou worden om meer samenwerking met andere landen na te streven. Idem toen Bush naar de VN-veiligheidsraad stapte om Irak tot ontwapening te dwingen. Telkens bleken de commentatoren misleid door hun eigen wensen en verwachtingen. Elke bewering dat het tij gekeerd is, moet dan ook met de grootste voorzichtigheid benaderd worden. Toch lijken de machtsverhoudingen in de Amerikaanse regering stilaan over te hellen in het voordeel van de “realisten”.
No war in ‘04
De eerste verklaring voor deze verschuiving ligt bij de publieke opinie. Uit zowat alle opiniepeilingen tijdens de voorbije dertig jaar dat een grote -en soms een overweldigende- meerderheid van de Amerikanen voorstander is van een multilateraal optreden in de wereld, liefst via de VN. Zelfs op het moment dat Amerikaanse tanks Bagdad binnendenderden, voelden de meeste Amerikanen zich ongemakkelijk bij de eenzijdige aanpak van de regering Bush. Dat onbehagen is sindsdien alleen maar toegenomen.
Zoveel te hoger de Amerikaanse dodentol in Irak, zoveel te lager de score van de president in de polls. Die vaststelling deed Karl Rove, de politiek adviseur van Bush, de oekaze uitvaardigen: ‘No war in ‘04’. De president moet immers herverkozen worden dit jaar, en met een meerderheid die vindt dat de invasie van Irak een vergissing was, zal dat niet makkelijk zijn. De groeiende overtuiging dat de overheid, in de aanloop naar de oorlog, geknoeid heeft met de inlichtingen over massavernietigingswapens en vermeende banden tussen Irak en Al Qaeda, heeft de president trouwens op zijn zwakste plek geraakt: het vertrouwen. Time Magazine schrijft in februari: ‘Voor een president is vertrouwen een goed dat hij, eenmaal verloren, niet kan terugkopen. En dit zou wel eens op een bijzondere manier kunnen gelden voor George W. Bush, wiens aantrekkingskracht altijd meer persoonlijk dan politiek geweest is.’
Een tweede factor die de aarzelende ideologische verschuiving in de regering Bush verklaart, is de binnenlandse economie het sleutelthema voor de verkiezingen in november. Het Witte Huis verkondigt dat het economische herstel voor honderdduizenden nieuwe banen zal zorgen, maar die zijn voorlopig in geen velden of wegen te bekennen. Nog erger is dat het publiek zich ernstig zorgen begint te maken over het gapende fiscale deficit. Dat tekort bedraagt dit jaar wellicht 500 miljard dollar, en dat is -jammer voor de haviken- bijna exact hetzelfde bedrag als wat de regering uittrekt voor militaire uitgaven.
De financiële lasten van het imperium beginnen te wegen op de Amerikaanse kiezer en dat verontrust een deel van de achterban van Bush, zowel de harde kern als de meer twijfelende Republikeinen. Hoe reëel de problemen zijn, werd duidelijk toen Federal Bank voorzitter Alan Greenspan de idee opperde dat er wellicht besparingen zullen nodig zijn in de sociale zekerheid. Andrew Bacevich, een conservatieve denker die doceert aan de Boston University, verwoordde het in de Los Angeles Times zo: ‘Irak heeft ons geleerd hoe dun de grens is tussen global hegemony en imperial overstretch.’
De groeiende publieke scepsis over de invasie en de bezorgdheid over de stijgende kosten van de bezetting zorgen, samengeteld, voor een derde factor die een wijziging in beleid kan verklaren: conflicten onder de haviken zelf. Op dit moment blijkt de coalitie van conservatieve krachten, die sinds 11 september zo onoverwinnelijk leek, voortdurend aan invloed te verliezen in regeringskringen. Ze is haar samenhang kwijt en reageert hoe langer hoe defensiever. Sprekend is de stilte van de groep hardliners die door het leven gaat als The Project for the New American Century (PNAC) en die sinds 11 september haast synoniem geworden was voor het huidige neo-imperialisme.
Het BRussells Tribunal
Van 14-17 april loopt in Brussel een hoorzitting over The Project for a New American Century (PNAC). Het initiatief volgt de traditie van het historische Russel-tribunaal tegen de oorlog in Vietnam. Het BRussels Tribunal zal één van de commissies zijn die de Nieuwe Imperiale Wereldorde onderzoeken en die uiteindelijk zullen uitmonden in een globaal tribunaal over de oorlog in Irak. Volgens de initiatiefnemers van het BRussels Tribunal hebben ‘het PNAC en de leden ervan, vooral de sleutelfiguren het oorlogskabinet van Bush, misdaden tegen het internationaal recht en tegen de menselijkheid gepredikt, gepland en gepleegd.’
Het initiatief vindt dat de bevolking de plicht heeft te protesteren tegen het Amerikaans beleid dat ‘immoreel, gevaarlijk en misdadig’ genoemd wordt. Vandaar: The People vs. Total War Incorporated. Professor François Houtart, één van de grondleggers van het Wereld Sociaal Forum in Porto Alegre, zal het hoorcomité voorzitten. Jim Lobe, Samir Amin, Nawal El Sadawi, Hans von Sponeck, Michael Parenti, Ramsey Clark, Immanuel Wallerstein en anderen nemen deel aan het BRussels Tribunal.
Informatie: www.brusselstribunal.org.