Elke mening levensgevaarlijk in Birma

Analyse

Elke mening levensgevaarlijk in Birma

Elke mening levensgevaarlijk in Birma
Elke mening levensgevaarlijk in Birma

In Birma is er weinig meningsverschil over de vraag of het uiten van een kritische opinie gevaarlijk is. Het antwoord daarop is ronduit ja. De meest verrassende polariteit in de gesprekspartners van MO*hoofdredacteur Gie Goris, die momenteel door Birma reist, is de tegenstelling tussen anoniem en 'met-naam-en-toenaam'.

‘Er moeten voldoende dwazen in dit land zijn om hardop hun gedacht te zeggen, want anders verandert er nooit wat.’ Of hij wel goed beseft dat de stellingen die hij het voorbije anderhalf uur geformuleerd heeft hem in de problemen kunnen brengen? ‘Jazeker.’
Andere gesprekspartners vandaag en de voorbije dagen zijn een stuk voorzichtiger, schrijft Gie Goris. De ‘dwaze man’ van vandaag is niet alleen, ook anderen willen dat hun stem gehoord wordt in het buitenland. Maar bij hen is het niet altijd duidelijk of alles wat ze zeggen on the record is. Mag de zin ‘De Birmanen hebben al 1001 leugens gezien van dit regime, ze zullen zeker niet in het schijnspektakel van de komende verkiezingen trappen’ met naam en toenaam in het artikel? Of willen ze geciteerd worden, maar dan in een afgezwakte vorm?
 In elk geval is iedereen het erover eens dat het regime bepaald onzacht omgaat met kritiek, zeker als die politiek is. Over sociale, culturele of etnische toestanden kan al eens een mening door de onvoorspelbare mazen van het censuurnet glippen, maar als het over de regering, de grondwet of de (komende) verkiezingen gaat, is het ‘no pasaran’ onverbiddelijk.

In gevaar brengen?

Mag ik die paar moedige of dwaze mensen in gevaar brengen? Of moet ik ze tegen zichzelf in bescherming nemen? Kan ik straks een journalistieke reportage schrijven met alleen maar anonieme getuigen of gefingeerde namen? Het is als reizend journalist al te gemakkelijk om je eigen vereisten (een geloofwaardig artikel) boven de veiligheid van je gesprekspartners te stellen.
Maar iedereen anonimiseren zou ook de indruk kunnen wekken dat niemand in Birma verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn of haar positie, dat dit een land is van stemlozen en gezichtlozen, een anonieme massa waaruit de reporter naar eigen goeddunken enkele quotes plukt die gewoon illustreren wat hij vooraf al wist of meende te weten. Wat voor deze reis absoluut niet het geval is. Birma anno 2010 is een ander land dan in 1994, toen ik hier de vorige keer was.

Onuitroeibare angst

De angst regeert nog steeds, maar het is een andere angst. Meer geworteld; deel geworden van de cultuur en dus onzichtbaarder maar ook onuitroeibaarder. Dat stel ik niet vast, dat vertellen mijn getuigen. Mannen en vrouwen met een geboortedatum, een gezicht, een verleden -waar niet zelden een tijd achter de tralies bij hoort- en een toekomst. En ik wil er niet graag de oorzaak van zijn dat ook die toekomst gedeeltelijk in ondervragingscentra of gevangenissen doorgebracht wordt. Maar ik wil ook geen onrecht doen aan de Birmanen die ingaan tegen het fatalisme of het cynisme.
Alleen: wat kan ik voor hen doen als de generaals inderdaad MO* lezen en de rekening sturen eenmaal de reportage verschenen is? De factuur zal immers niet in Brussel arriveren, maar in Rangoon. Of liever: in Yangon, want de huidige heersers van Birma besturen Myanmar, en de stad die ze degradeerden van hoofdstad tot provinciestad heet niet langer Rangoon maar Yangon. Zoals de grote rivier die het land water en landbouwgrond geeft niet langer de Irriwaddy is maar de Ayeryawaddy. Maar daarover meer later.
Het leven in Rangoon lijkt op een zaterdagavond recht uit de toeristische folders te komen. Het is alleen nog even wachten tot iemand op de idee komt om enkele oude muzikanten samen te brengen in een koloniaal gebouw van de Britten en ze te verkopen als de Buena Vista Yangon Club, en de nostalgietrein brengt vanzelf extra volk naar Rangoon / Yangon.

Het leven is duur

Het dagelijkse leven in de voormalige hoofdstad van Birma is natuurlijk allesbehalve een folder. De cijfers die ik de voorbije dagen hoorde, spreken voor zich. Gemiddelde maandlonen variëren tussen dertig en honderd dollar, voor respectievelijk gewone arbeiders en universiteitsprofessoren. En dan hebben we het  nog niet over al wie geen formele baan heeft.
Eten en vervoer lijken voor een toerist dan wel spotgoedkoop -voor 2 dollar heb je een lekkere kip biryani met een een fles minaalwater- in vergelijking met de magere maandlonen weegt zelfs dat zwaar door. En een kamer huren in de stad, kost al gauw tachtig dollar per maand, zegt een van mijn gesprekspartners.
Elders zegt iemand -op een veilige plek, uiteraard- dat het leven in dit land geregeerd wordt door angst. Niemand die goed bij zijn hoofd is, zal iets doen of een beslissing nemen die wel eens onwelgevallig zou kunnen zijn bij degene die hiërarchisch boven hem of haar staat, laat staan bij de generaals met echte macht.