Sinds 1 september 2010 mogen de Belgische geheime diensten verregaand ingrijpen in het privéleven van burgers. Vergeet James Bond, dit is het echte leven: op een jaar tijd zijn in België ruim 600 dossiers opgestart waarin bijzondere inlichtingenmethoden zoals telefoontap worden toegepast. Na één jaar praktijk is het duidelijk dat de “afluisterwet” al aan herziening toe is.
22 september 2011. Terwijl de verzamelde justitiepers massaal aanwezig is op het proces-Ronald Janssen in Tongeren en volledige krantenkaternen volschrijft met gruwelijke details, spreekt het Grondwettelijk Hof in Brussel zich uit over een zaak die veel meer impact heeft op de burgerlijke vrijheden van alle Belgen. Alleen is de publiekstribune hier zo goed als leeg. Enkel een advocaat van de Belgische overheid, een juriste van de Staatsveiligheid en een journalist van MO* luisteren naar het arrest van het hof over de zogenaamde BIM-wet. Die laat de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst onder meer toe om “specifieke” en “uitzonderlijke” inlichtingenmethodes toe te passen: telefoons afluisteren, e-mails onderscheppen, afluisterapparatuur plaatsen in woningen en zelfs valse bedrijven oprichten en misdrijven plegen.
De Liga van de Mensenrechten en de Orde van de Vlaamse Balies waren naar het Grondwettelijk Hof gestapt omdat ze vinden dat de nieuwe wet de fundamentele rechten en vrijheden van burgers drastisch beknot. Nochtans is bij de totstandkoming van de wettekst niet over één nacht ijs gegaan. Het parlementair debat over de inlichtingenmethoden heeft maar liefst acht jaar geduurd. Toch kon het op het einde van de rit niet snel genoeg gaan, en heeft de wetgever een aantal zaken voor zich uit geschoven. ‘
Men zag de wet blijkbaar liever meteen goedgekeurd, ook al zou dat betekenen dat naderhand een reparatiewet moest worden gemaakt’, schrijfven Bart Vangeebergen en Johan Vanderborght van het Comité I, dat in opdracht van het parlement de Belgische inlichtingendiensten controleert. Op vraag van het criminologisch tijdschrift Orde van de Dag bogen zij en een tiental andere insiders –onder meer juristen en vertegenwoordigers van de Staatsveiligheid, het Comité I en de BIM-commissie– zich over de BIM-wet. Het resultaat verschijnt in december in het themanummer Een publiek debat over geheime methoden. MO* kon de teksten als eerste inkijken en vat de belangrijkste punten hieronder samen.
1. Accuraat en performant
De betrokken diensten zijn over het algemeen best tevreden over de BIM-wet. Alain Winants, administrateur-generaal van de Staatsveiligheid: ‘De maanden van effectieve toepassing van de nieuwe wetgeving hebben overduidelijk aangetoond dat deze nieuwe methoden de dienst deden beschikken over accurate en performante informatie.’
Volgens Winants heeft het gros van de aanvragen die zijn dienst voorlegde aan het Comité I en de BIM-commissie (een commissie van drie magistraten die toeziet op de correcte toepassing van de wet) de controles zonder probleem doorstaan. Winants: ‘De samenwerking met de controleorganen is dan ook bijzonder goed te noemen en gebeurt in totaal respect van mekaars onafhankelijkheid en met eerbied voor de eigen bevoegdheden van elke instantie.’
Paul Van Santvliet, voorzitter van de BIM-commissie, wijst er wel op dat de geheime diensten in het begin ‘terughoudend waren inzake de openheid van de inhoud van de dossiers’, maar bevestigt dat de communicatie inmiddels ‘open’ en ‘met wederzijds respect’ voor ieders taken verloopt.
2. Afzender: staatsveiligheid
Moet het enthousiasme van de inlichtingendiensten angst inboezemen? Is onze privacy in het geding? Niet noodzakelijk, zo blijkt uit het arrest van het Grondwettelijk Hof. Dat volgt de verontruste analyse van de Liga van de Mensenrechten en de Orde van de Vlaamse Balies maar voor een klein stuk.
Slechts één bepaling werd door de rechters integraal uit de wet geschrapt: volgens de BIM-wet moeten personen die doelwit zijn geweest van een specifieke of uitzonderlijke methode achteraf door het hoofd van de inlichtingendiensten schriftelijk geïnformeerd worden, zij het enkel indien die doelwitten daar zelf om vragen. Het Hof stelt in zijn arrest dat de geheime diensten zelf dat initiatief moet nemen.
Maar de kans dat u morgen een brief krijgt van de Staatsveiligheid met als melding ‘Mijnheer, mevrouw, we hebben u afgeluisterd’ is bijzonder klein. Er gelden immers nog een aantal bijkomende voorwaarden vooraleer de diensten hun doelwitten in kennis moeten stellen. Zo moeten eerst vijf jaar verstreken zijn na het beëindigen van de methode, en mogen over het doelwit geen nieuwe gegevens zijn verzameld.
En er is meer. De Nederlandse geheime diensten zijn al een aantal jaar verplicht om op eigen initiatief hun doelwitten te informeren over afluisteroperaties. Maar in de praktijk betekent dat niet veel, zo blijkt uit een onderzoek van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD, het Nederlandse Comité I zeg maar). Het komt erop neer dat vier jaar nadat de Nederlandse wet in voege is getreden nog geen enkel doelwit geïnformeerd werd. In bijna de helft van de gevallen kon de betrokken persoon niet eens worden getraceerd.
3. ‘De wetgever heeft dit niet gewild’
Mathias Vermeulen (VUB) toetste de wettekst af aan goede praktijken terzake, opgelijst door de Verenigde Naties. Test doorstaan. Vermeulen: ‘Als we de Belgische regelgeving bekijken vanuit internationaal oogpunt, dan zien we dat de wettelijk context relatief robuust is, en aan de overgrote meerderheid van de VN’s goede praktijken voldoet.’
De ingebouwde controlemechanismen zouden zelfs als voorbeeld beschouwd kunnen worden. België krijgt met name applaus omdat er twee onafhankelijke controleorganen toezien op het gebruik van de inlichtingenmethoden.
Alleen toont Paul Van Santvliet, voorzitter van de BIM-commissie, zich niet zo verheugd over de manier waarop die twee controleorganen zich tot mekaar verhouden: ‘Doordat het Comité I in de praktijk tussenkomt na de BIM-commissie, bestaat het gevaar dat het Comité I controle uitoefent op de BIM-commissie. De wetgever heeft dit uitdrukkelijk niet gewild en heeft de commissie BIM herhaaldelijk omschreven als een “onafhankelijk” orgaan.’ Van Santvliet hoopt dat de wetgever op dat vlak ingrijpt.
4. Lessen uit de zaak-Breivik
Ook Alain Winants stelt wijzigingen voor. Volgens de chef van de Staatsveiligheid toont de praktijk aan dat sommige basisopties uit de BIM-wet herbekeken moeten. Zo mag zijn dienst bepaalde inlichtingenmethodes niet inzetten tijdens onderzoeken rond extremisme. De wetgever wilde op die manier voorkomen dat pakweg Greenpeace-activisten bespioneerd zouden worden.
In zijn betoog verwijst Winants naar de Noorse zaak-Breivik. Winants: ‘Indien men de motieven van de betrokkene omschrijft als extreemrechts en neonazistisch, dan zou dat inhouden dat in België een dergelijk individu niet het voorwerp zou mogen uitmaken van uitzonderlijke methodes: geen observatie of doorzoeking van private plaatsen, geen kennisname van post, geen identificatie van bankverrichtingen, geen telefoontap… Dat stemt tot nadenken. Dichter bij huis zouden bijvoorbeeld ook extreemrechtse groeperingen, neonazistische organisaties stijl Bloed, Bodem, Eer en Trouw, niet op deze manier kunnen worden opgevolgd. Is dit werkelijk wat de wetgever wenste toen hij deze optie nam? We durven het te betwijfelen.’
5. Beschermde beroepen
Zijn uw medische geheimen nog veilig bij uw huisarts? Mag u uw advocaat nog honderd procent in vertrouwen nemen? Kunnen klokkenluiders nog wel onrecht aankaarten bij journalisten? De BIM-wet voorziet alleszins in bijkomende bescherming voor die drie beroepscategorieën. Wanneer de geheime diensten tegen hen bepaalde inlichtingenmethoden willen inzetten, moeten ze bijkomende garanties geven. Willen Belgische spionnen bijvoorbeeld een journalist afluisteren, dan moet de voorzitter van de BIM-commissie daarover vooraf de voorzitter van de Vereniging van Beroepsjournalisten inlichten.
Alleen blijkt het niet zo makkelijk om correct af te lijnen wie tot die drie categorieën van “beschermde beroepen” behoort. Wat bijvoorbeeld met bloggers, die wel beschermd zijn door de Bronnenwet, maar niet door de BIM-wet? Wat met beroepsjournalisten die nooit een perskaart hebben aangevraagd? En wat met buitenlandse advocaten?
‘Het is de vraag hoe Belgische inlichtingendiensten gaan uitmaken of een Oekraïense, Israëlische, Iraakse of Chinese gesprekspartner van een doelwit een advocaat is en zo ja, of de beroepsregels gelijkwaardig zijn met de Belgische’, schrijft professor Frank Verbruggen (KUL). En dan de dokters. Militaire artsen worden niet door de BIM-wet beschermd omdat ze geen lid zijn van de Orde van Geneesheren. Wat met apothekers, paramedici en verpleegkundigen, beroepen die ook van belang zijn voor de bescherming van medische gegevens?
‘We komen tot het besluit dat er inderdaad regels werden opgesteld, maar dat er nog heel veel nuances ontbreken’, aldus Frank Franceus (Comité I). ‘De wetgever heeft zich misschien te weinig door de concrete praktijk van de medische wereld én van de inlichtingenstiel laten inspireren.’
6. Géén licence to kill
En zo heeft de wetgever wel meer dingen over het hoofd gezien. Vermeulen stelt vast dat een aantal inlichtingenmethoden zich in een grijze zone bevinden. Dat is het geval met het infiltreren in organisaties en het schaduwen van doelwitten die België verlaten (de grensoverschrijdende observatie). Vermeulen: ‘Als deze methodes zouden gebruikt worden, dan stel ik me ernstige vragen bij hun legaliteit.’
Paul Van Santvliet merkt op dat er nood is aan meer duidelijkheid over hoe een aantal bepalingen moeten geïnterpreteerd worden: ‘In geen geval kan men afbreuk doen aan de fysieke integriteit van personen. Nee, een licence to kill bestaat echt niet. Maar deze voorwaarde is minder evident dan ze lijkt. Kan de BIM-commissie toestaan drugs te verhandelen?’
En er zijn nog meer lacunes. Hét grote knelpunt in het toezicht op inlichtingendiensten betreft hun samenwerking met buitenlandse partners, betoogt Mathias Vermeulen (VUB). ‘Helaas zegt de BIM-wet niets over de parameters van de samenwerking met andere diensten’, aldus Vermeulen. ‘Het aannemen van de BIM wet was hiervoor een unieke kans geweest.’ Ook de Raad van Europa heeft al herhaaldelijk gewezen op het belang om afspraken op papier te zetten over de internationale samenwerking tussen geheime diensten.
Een andere gemiste kans, zo schrijven Bart Vangeebergen en Johan Vanderborght van het Comité I, is dat de informantenwerking niet wettelijk verankerd werd. Eén van de meest klassieke manieren om informatie in te winnen, is via informanten of menselijke bronnen. Vanderborghts collega Wauter Van Laethem: ‘De BIM-wetgever kwam echter niet verder dan het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid de opdracht te geven ter zake een richtlijn te formuleren. Hierop is het vooralsnog wachten.’
7. De oppositie mee in bad
Dat Ministerieel Comité (een politiek orgaan met acht ministers dat het inlichtingenbeleid bepaalt) zorgt trouwens voor meer discussie. Kamerlid Stefaan Van Hecke (Groen!) hekelt een bepaling in de BIM-wet die stelt het Ministerieel Comité zelf mag bepalen of het “relevant” is om reglementen, richtlijnen en documenten aan het controlerend Comité I te bezorgen als dat daarom vraagt.
Volgens Van Hecke werd dat amendement door de regering ‘in extremis’ en ‘op een slinkse manier’ ingediend, zonder dat de Raad van State hierover advies kon uitbrengen. Van Hecke: ‘De parlementaire controle op de uitvoerende macht wordt hierdoor sterk beknot. Wijzigingen van de wetgeving dringen zich dan ook op.’ Verder pleit Van Hecke ervoor om de begeleidingscommissie van het Comité I uit te breiden met senatoren van elke erkende politieke fractie, ‘om de controle democratischer te maken’. Momenteel zetelen in die commissie alleen maar volksvertegenwoordigers van de grootste partijen.
Democratische legitimatie
‘Zowat een jaar na de inwerkingtreding van de BIM-Wet lijkt de tijd rijp om een eerste maal stil te staan en te kijken of de hoge verwachtingen werden ingelost. Tijd voor een publiek debat over geheime methoden’, schrijven Johan Vanderborght en Bart Vangeebergen van het Comité I.
Volgens hun collega Wauter Van Laethem is het ‘geen schande’ dat de BIM-wet op een aantal cruciale punten verduidelijkt, aangevuld en aangepast moet worden. Van Laethem: ‘Niemand kan beweren dat hij vooraf alle problemen, dubbelzinnigheden of valkuilen in kaart had gebracht. Maar dat betekent natuurlijk niet dat de wetgever de andere kant op mag blijven kijken en vertrouwen op de creativiteit en de verantwoordelijkheidszin van de betrokken actoren. Tot op zekere hoogte kan én moet dat natuurlijk ook. Maar té veel interpreteren en remediëren is niet opportuun in zo’n gevoelig domein als dat van de inlichtingendiensten, waar een democratische legitimatie essentieel is.’
Orde Van de Dag, Een publiek debat over geheime methoden, onder hoofdredactie van Prof. Dr. Marleen Easton, verschijnt in december 2011 bij Kluwer. Bestellen kan op kluwer.be