Regionale macht of regionale samenwerking

Analyse

Regionale macht of regionale samenwerking

Regionale macht of regionale samenwerking
Regionale macht of regionale samenwerking

De opvallende economische groei versterkt in Indonesië de ambitie om ook regionaal en mondiaal een grotere politieke rol te spelen. Wellicht versterkt dit het belang van de Zuidoost-Aziatische ASEAN, zeker nu de spanningen tussen grote buur China en buitenstaander VS oplopen. De EU is eerder afwezig in Indonesië maar dat zou de volgende jaren wel eens kunnen veranderen.

Het centrum van de wereld ligt in Azië, dat weet een kind tegenwoordig. Barack Obama kondigde enkele jaren geleden al een strategische ommekeer richting Azië –al zien de Aziaten weinig veranderen op het terrein. Ook de Europese Unie ging strategische relaties aan met China, India, Japan en Zuid-Korea.

De Europese interesse voor de regio komt wat laat, maar is niet gering, zegt David O’Sullivan, coo van de Europese diplomatie EEAS, die meteen een lijstje geeft van problemen die beide partners best samen aanpakken: klimlaatverandering, ecologische duurzaamheid en de strijd tegen armoede, terrorisme, nucleaire proliferatie, illegale migratie en mensenhandel.

Er zijn ook meer positieve lijstjes te maken voor de relatie EU-Indonesië: beide zijn bijvoorbeeld conglomeraten van heel verscheiden regio’s die toch tot meer (Indonesië) of minder (EU) eenheid gekomen zijn. Beide passen het principe van decentralisatie en subsidiariteit toe. Beide streven naar een internationale rechtsorde waarin niet alleen militaire of economische macht maar onderling afgesproken regels de relaties tussen soevereine naties regelen.

Op grote afstand van Europa

Op dinsdag 8 juli, tijdens een conferentie van Friends of Europe in Brussel, zei O’Sullivan: ‘Azië is voor de EU een belangrijkere handelspartner geworden dan de Noord-Amerikaanse Vrijhandelszone (VS, Canada en Mexico) en is nu al goed voor een derde van onze totale handel. Meer dan een kwart van alle Europese buitenlandse investeringen gaat naar Azië en ook in omgekeerde richting nemen de investeringen snel toe.’

Ambassadeur Oegroseno merkte een paar maanden geleden wel op dat de Europese investeringen in zijn land relatief klein blijven, vergeleken bij de investeringen die gebeuren vanuit Japan, Korea en Singapore.

De bilaterale handel tussen de EU en Indonesië is jaarlijks goed voor 25 tot 30 miljard euro.

Volgens Helena König, hoofd van de afdeling Zuid- en Zuidoost-Azië van DG Trade in de Europese Commissie, bedraagt de bilaterale handel tussen de EU en Indonesië jaarlijks tussen 25 en 30 miljard euro. Dat laat veel ruimte voor groei, stelt ze. König heeft echter een hard hoofd in het groeiende “economische nationalisme” dat, zeker in dit verkiezingsjaar, populairder lijkt dan ooit.

De nieuwe wet op retail, bijvoorbeeld, eist dat 80 procent van de aangeboden goederen in het land zelf aangekocht worden. En de mijnbouwwet, die van de buitenlandse bedrijven eist dat ze investeren in binnenlandse raffinage of verwerking, en die de uitvoer van ruwe grondstoffen verbiedt, vindt ook geen genade in haar ogen.

De samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Indonesië is beperkt en eigenlijk al verouderd op het moment dat ze (op 1 mei 2014) eindelijk in werking trad. Maar een meer ambitieuze vrijhandelsovereenkomst zit er voorlopig niet in, onder andere door de Europese twijfels de sociale en ecologische kosten van plantagelandbouw, meer bepaald de palmolieproductie.

Op dit moment is de helft van de palmolie die de EU invoert voor zijn biodieselprogramma afkomstig uit Indonesië, wat anderzijds staat voor 14 procent van de Indonesische uitvoer naar de EU. De import gebeurde tot nu tegen nultarief, maar dat zal opgetrokken worden ‘om nieuwe producenten ook de kans te geven op de Europese markt actief te worden’.

Wederzijds gebrek aan belangstelling

Verschillende overlappende multilaterale initiatieven scharnieren rond de Aziatische regio: Asia Pacific Economic Partnership (APEC), Asia Europe Meeting (ASEM), East Asia Summit (EAS), Regional Comprehensive Economic Partnership (RCEP), Association of South East Asian Nations (ASEAN)…

In het oog van de internationale storm van aandacht en diplomatieke activiteit ligt een land dat nauwelijks zichtbaar is op de internationale radar, en toch een rol van betekenis vervult: Indonesië. ‘Indonesië voldoet niet aan de stereotype verwachting van de Europese media, die gebiologeerd zijn door l’Asie qui fait peur ou l’Asie qui fait pitié’, stelt de Franse politicoloog David Camroux.

Indonesië voldoet niet aan de stereotype verwachting van de Europese media, die gebiologeerd zijn door l’Asie qui fait peur ou l’Asie qui fait pitié’

Wie het  vreemd vindt dat de wereld nauwelijks oog heeft voor de rol die Indonesië regionaal en internationaal speelt, moet wel beseffen dat het gebrek aan interesse grotendeels wederzijds is.

De wereld kwam in elk geval niet of nauwelijks ter sprake tijdens de hectische verkiezingscampagne de voorbije maanden, tenzij in de rol van de milde schurk die profiteert van de rijkdommen van Indonesië zonder er veel voor terug te geven. Dat geluid was vooral te horen in de sterk nationalistisch getinte campagne van ex-generaal Prabowo. Zijn partij is ook geneigd om Indonesië’s rol groter en vooral autonomer te zien dan in het verleden het geval was. Tot nu speelt het land zijn rol vooral in het kader van de Asean.

Reus in Zuidoost-Azië

‘Asean is de hoeksteen van de Indonesische buitenlandpolitiek en zal dat zeker blijven, ook tijdens de nieuwe regeerperiode’, zegt Shafiah Muhibat van het Centre for Strategic and International Studies. Voormalig dictator Soeharto was de drijvende kracht achter de oprichting van de Zuidoost-Aziatische landengemeenschap in 1967 en bleef een leidende rol spelen tot de Indonesische economie kelderde in 1997 en Soeharto zelf van het toneel verdween in 1998.

Muhibat gelooft niet dat het ‘beyond Asean”-gedachtengoed veel kans maakt in de wereld van dagelijks beleid. ‘Indonesië ziet zichzelf steeds meer als een soort macht in het midden, die kan zorgen voor een vreedzaam evenwicht tussen de groeiende macht van China, de Verenigde Staten als oude supermacht, en de Europese Unie die vooral als soft power aanwezig wil zijn.’

De mogelijke conflicten in Zuidoost-Azië gaan overigens niet alleen over de mondiale grootmachten. Er is bijvoorbeeld een langlopend grensdispuut tussen Thailand en Cambodja rond de tempelsite in Preah Vihear, waarbij de Indonesische diplomatie actief een bemiddelende rol gezocht heeft. Jakarta was ook cruciaal om de generaals in Myanmar ervan te overtuigen internationale hulp toe te staan na de verwoestende doortocht van de cycloon Nargis in 2008.

Daarna gebruikte Indonesië zijn invloed om de langste dictatuur ter wereld op weg te helpen naar de beginnende democratie die het land nu is. Al moet daaraan toegevoegd worden dat de interesse van Myanmar in het “Indonesische model” grotendeels gebaseerd was op de foute argumenten: de generaals in Nawpyidaw keken immers vooral naar het model dat gold onder Soeharto, waarin een formele democratie functioneerde onder de curatele van het alom aanwezige leger.

Indonesië gaf zelf het goede voorbeeld op het vlak van conflictresolutie in Oost-Timor en Atjeh

De jongste jaren probeert Jakarta de huidige leiders van Myanmar ook onder druk te zetten om de –islamitische- Rohingya-bevolking te beschermen tegen de pogroms vanuit de –boeddhistische- Birmese meerderheid.

Ten slotte zijn er de vele territoriale conflicten in de Zuid-Chinese Zee, tussen China en landen als de Filipijnen en Vietnam, waarbij wordt Indonesië door alle partijen wordt erkend als een welwillende, “neutrale” bemiddelaar.

Indonesië gaf trouwens zelf het goede voorbeeld op het vlak van conflictresolutie toen het na de reformasi Oost-Timor toestond een onafhankelijke natie te worden en toen het na de tsunami de onafhankelijkheidsstrijders van Atjeh ruimte bood om binnen een constitutioneel kader een oplossing te zoeken voor hun streven naar meer zelfbeschikking.

Miljoenen vrienden, geen vijanden?

De officiële slogan van het buitenlandbeleid onder aftredend president Susilo Bambang Yudhoyono luidt: a million friends, zero enemy. Indien de nieuwe president een fors assertieve politiek zou gaan voeren, los van Asean of uitdrukkelijk als regionale grootmacht binnen Asean, komt die behagende ambitie wel op de helling te staan.

Maleisië en Singapore, de onmiddellijke buren, kunnen sowieso al moeilijk tot de vrienden van Indonesië gerekend worden. In 1998 verwees toenmalig president Habibie nog naar Singapore als ‘die rode stip op de landkaart’, een onaangename herinnering aan de konfrontasi-politiek onder de eerste president Soekarno.

Indonesië is weliswaar goed voor 40 procent van het samengetelde bnp van Asean, maar binnen een regionale alliantie creëert dat al snel meer achterdocht dan vanzelfsprekend leiderschap.
Wat zeker pleit voor de goede intenties van Indonesië, is de bescheiden rol die het leger sinds de val van Soeharto speelt. De militaire uitgaven van Indonesië zijn kleiner dan die van stadstaat Singapore en bedragen minder dan 1 procent van het overheidsbudget.

De twee presidentskandidaten hebben de voorbije weken wel laten weten dat die uitgaven de hoogte in moeten, op de eerste plaats om de maritieme veiligheid -met name in de Straat van Malakka, waar de helft van alle scheepstonnage ter wereld passeert- te garanderen. De piraterij is in de Straat zo goed als verdwenen, maar de voorbije maanden werd toch opnieuw melding gemaakt van incidenten die de hele gemondialiseerde economie zenuwachtig maken.

Slechts 30 procent van de militaire uitgaven kwam uit overheidsmiddelen, de rest werd met “eigen inkomsten” gedekt

Een andere reden voor de verhoging van het defensiebudget is de algemene nervositeit over de groeiende Chinese macht en bereidheid om die macht ook in te zetten bij territoriale disputen, in de Zuid-Chinese Zee, tegenover Taiwan of in verband met de Senkaku/Diaoyu eilanden bij Japan.

Niet onbelangrijk is ook dat tot voor een paar jaar slechts 30 procent van de militaire uitgaven uit overheidsmiddelen kwamen en de rest met “eigen inkomsten” gedekt werd. Het Indonesische leger heeft, net als onder andere zijn Chinese, Egyptische en Pakistaanse collega’s, een uitgebreid netwerk van economische belangen, waarmee het autonoom inkomsten verwerft, maar dat ook dient om de privébelangen van hooggeplaatste militairen te dienen. Op dit moment zorgt de staat al voor 60 tot 80 procent van het militaire budget, wat de kwetsbaarheid voor corruptie en illegitieme inkomsten sterk zou moeten beperken.

Theologische export

Indonesië presenteert zich regionaal en mondiaal liever niet als een militaire macht, maar eerder als de derde grootste democratie ter wereld, en vooral: als de grootste moslimdemocratie ter wereld -en dus als een voorbeeld voor alle landen en volkeren uit de islamitische wereld die af willen van autoritair bestuur en die tegelijk het alternatief van de strenge sharia-staat willen vermijden.

Sinds 2008 organiseert Indonesië daarom het Bali Democracy Forum, een eerder informele ontmoetingsruimte voor beleidsmakers, en is het een van de drijvende krachten achter de East Asia Summit, een jaarlijks overleg dat gebouwd met rond de Asean en waaraan naast China ook de VS en Rusland deelnemen.

De Indonesische aanpak van terrorisme en extremisme is gebaseerd op stevig theologisch werk.

Diezelfde drang om ernstig genomen te worden als soft power klinkt ook in de vraag van ambassadeur Oegroseno om veel meer in te zetten op people-to-people diplomatie. ‘Jaarlijks komen er slechts 4000 Indonesische studenten in de EU studeren. Dat is veel minder dan China, Australië of de Verenigde Staten. België is zo goed als afwezig. Dat moet toch beter kunnen?’

De faculteit Theologie van de KU Leuven lijkt alvast een begin te maken aan een samenwerking met de  Syarif Hidayatullah State Islamic University in Jakarta, voor het uitwerken van de opleiding islamitische theologie.

Azyumardi Azra, directeur Post Graduate Studies van die universiteit, is er trouwens van overtuigd dat de theologie die ontwikkeld en gedoceerd wordt aan de Indonesische universiteiten de vergelijking met de instellingen in het Midden-Oosten kan doorstaan. ‘De Indonesische aanpak van terrorisme en extremisme is gebaseerd op stevig theologisch werk. Het Westen kan daar veel van leren’, zegt hij.