Uitstoot verminderen blijft heikel punt

Analyse

Uitstoot verminderen blijft heikel punt

Simon Calcoen

13 december 2007

De deelnemers aan de klimaatconferentie in Bali zijn het eens geraakt over een adaptiefonds voor ontwikkelingslanden en het behoud van bossen. De voorgestelde emissiereductierichtlijn blijft nog voer voor discussie: de Verenigde Staten, Canada, Rusland en Japan weigeren halsstarrig in te stemmen met de voorlopige versie van de eindresolutie.

Tjidens de openingssessie van de klimaatconferentie kondigde de Australische delegatie aan dat hun kersverse premier de ratificatieprocedure van het Kyoto-Protocol in gang heeft gezet. Het applaus in de vergaderzaal in Bali was echter van korte duur, want begin deze week deelde Australië mee dat het terughoudend was zich te engageren voor de Bali-richtlijn (een reductie van 25 tot 40 % tegen 2020). Premier Rudd verklaarde dat de federale overheid een studie afwacht van klimaatexpert Ross Garnaut. Het onderzoek zou pas tegen juni volgend jaar afgerond zijn.

Australië wil tot dan geen positie innemen over reductienormen op middellange termijn. Op korte termijn implementeert Australië het Kyoto-protocol en op lange termijn legt het zichzelf een binnenlandse reductie van 60 procent op. Feit is dus dat het land niet afkerig is van bindende normen. Premier Rudd stuurde de VS aan zich constructiever op te stellen.

De positie van de Verenigde Staten is cruciaal voor het slagen van de conferentie. Amerika vertegenwoordigt een derde van de uitstoot van alle industrielanden. Zonder de deelname van de VS zal het nieuwe klimaatakkoord - net zoals het Kyoto-protocol - maar een kleine impact hebben op het klimaat.
De Indonesische president Yudhoyono zei: ‘We moeten zeker zijn dat we Amerika, als ’s werelds grootste economie en wereldleider in technologie, deel uitmaakt van het post-2012 verdrag. Zoniet zullen we niet in staat zijn om de klimaatsverandering op een efficiënte manier aan te pakken.’

Eerste voorzichtige succes: het adaptatiefonds

De onderhandelaars gaan akkoord met de financiële hulp voor ontwikkelingslanden om zich tegen de gevolgen van de opwarming te kunnen wapenen. Met de akkoorden van Marrakech in 2001 werd een adaptatiefonds in het leven geroepen.
Twee procent van de inkomsten uit het Clean Development Mechanism (CDM) – dat projecten organiseert waarbij industrielanden emissierechten kunnen kopen door de uitstoot in ontwikkelingslanden te verminderen – gaat rechtstreeks naar het fonds. Omdat het fonds voorheen nog niet over een secretariaat, een structuur en een bestuur beschikte, was het nog niet operationeel. Daar is nu een regeling voor getroffen.
Met dit akkoord bereikten de onderhandelaars een eerste voorzichtig succes. Alles hangt echter af van het eindverloop van de klimaatconferentie. Als de landen er niet in slagen om voldoende hoge bindende reductienormen te hanteren in het nieuwe post-Kyotoakkoord, zal de vraag naar emissierechten (en de CDM-kredieten) laag uitvallen. Hoe lager deze vraag, hoe kleiner het bedrag dat via de heffing van twee procent in het Adaptatiefonds terechtkomt. Of het akkoord écht een verwezenlijking is zal dus nog moeten blijken.

Tweede doorbraak: bosbehoud

Ontbossing veroorzaakt twintig procent van de mondiale CO2-uitstoot. Dat is meer dan de totale uitstoot afkomstig van ’s wereld wegtransport. Toch is deze op één na grootste vervuilingsbron niet opgenomen in het Kyoto-protocol. De onderhandelaars wilden deze kwestie nu op de agenda plaatsen van het post-Kyotoakkoord.

Indonesië, dat zelf over het derde grootste regenwoud ter wereld beschikt, nam op de klimaatconferentie in Bali het voortouw in de strijd tegen ontbossing. Het lanceerde het zogenaamde REDD- initiatief, het Reduction of Emissions from Deforestation and Degradation. Het voorstel is gebaseerd op de werking van de markt en wil ervoor zorgen dat het meer winstgevend is de bossen te behouden dan te ontbossen.

Op het moment van de onderhandeling lanceerde de Wereldbank, die blijkbaar ook het belang van het bos inziet, het idee om een fonds op te richten van 300 miljoen dollar, bestemd voor het stimuleren van bosbehoud. Een dertigtal landen zou hiervoor interesse tonen. De kans is dus reëel dat het REDD-systeem na 2012 in werking treedt.

Emissiereductie blijft heikel punt

De voorgestelde Bali-emissiereductierichtlijn (van 25 à 40 procent) blijft een heikel punt. Daarnaast zoeken de ministers en topdiplomaten nog overeenstemming over technologieoverdracht tussen industrielanden en ontwikkelingslanden. Ban Ki Moon kijkt vooralsnog somber naar de uitkomst van Bali. De basistekst zou volgens hem ‘te ambitieus’ zijn.

Voor de Amerikaanse Nobelprijswinnaar Al Gore is glas dan weer half vol: ‘Als zich doorbraken voordoen, gebeurt dit meestal in de laatste 48 uur’. Al Gore maakte in 1997 als vice-president van Bill Clinton zelf deel uit van de Amerikaanse delegatie. Deze onderhandeling leidde toen tot het Kyoto-Protocol.

Agenda

Op de klimaatconferentie in Bali moeten de vertegenwoordigers een agenda opstellen waarbinnen over een opvolger van het Kyoto-Protocol zal worden onderhandeld. Niet zozeer de inhoud van dit nieuwe verdrag ligt ter discussie, maar wel wat er op de onderhandelagenda van de komende twee jaar moet staan. Het is enkel de bedoeling een proces op gang te brengen, de ‘bouwstenen’ van een toekomstige regeling precies te definiëren en een einddatum voor de onderhandelingen te bepalen.

Vorige week zondag werd een richtlijn uitgetekend waarover tijdens de laatste dagen van de conferentie wordt overlegd. Onder deze versie zouden de landen hun gezamelijke uitstoot tegen 2020 met één vijfde verminderen, en met de helft tegen 2050. De richtlijn zou niet-bindend zijn, omdat er in de loop van de komende twee jaar na de Bali-conferentie nog onderhandeld moet worden. Het gaat dus enkel om een intentieverklaring.

Ontwikkelingslanden

Centraal op de conferentie stond het opnemen van de opkomende ontwikkelingslanden (China, India, Brazilië,…) in het nieuwe akkoord. Klimaatsexperts wijzen immers uit dat de Derde Wereld tegen 2030 meer dan 50 procent van de mondiale uitstoot zou vertegenwoordigen. Ze zullen na 2012 dus ook stilaan een bijdrage moeten leveren, willen we een verdere opwarming in de toekomst voorkomen.

Anderzijds moet de internationale gemeenschap hen hierbij bijstaan, omdat zij niet over de financiële en technologische middelen beschikken om een degelijk klimaatbeleid te voeren. Bovendien moeten de industrielanden ook aantonen dat zij bereid zijn hun historische aandeel in de uitstoot sterk terug te dringen, aangezien zij voor 76 procent verantwoordelijk zijn voor huidige opwarming.