De Afrikaanse God leeft verder

De Afrikaanse God leeft verder

Marc Van Laere

01 november 1998

Afrikanen eten met God, drinken met God, baden met God, kleden zich met God en zondigen met God. Zo heet het. Dat alles wakkerde de bekeringsijver van de godsdiensten van het boek alleen maar aan. Maar tot hun ontsteltenis zien de bewakers van de koran en de bijbel vandaag dat de ziel van Afrika zich niet laat veroveren.

Het Afrika van de schriftgeleerden

‘In het begin gaf God de bijbel aan de blanken, de koran aan de Arabieren en aan ons de fetisjen. Maar wij kenden God al. Wij moeten jouw godsdienst niet, want daar zouden wij alleen hoogmoedig van worden.’ Dat vertelde een prins van de Ashante in Ghana aan een missionaris. De argwaan van Afrika voor de grote openbaringsgodsdiensten is op zijn minst begrijpelijk. De ‘blijde boodschappen’ werden gebracht in tijden van koloniale verovering en overheersing. Het christelijke Westen of de Arabische islamwereld en hun respectievelijke Afrikaanse lakeien rukten ten Zuiden van de Sahara politieke, economische en sociale onevenwichten uit hun eeuwenoude verbanden. Bovendien verwonderde het de Afrikanen ten zeerste dat niet alleen moslims en christenen maar ook christenen onderling elkaar Gods vrede niet gunden. Elk bracht niet alleen zijn exclusieve heilsboodschap maar imams en priesters meenden dat het ware geloof niet mocht worden besmet met Afrikaanse tradities en ‘bijgeloof’. Islamitische schriftgeleerden deden hun uiterste best om de volksreligiositeit tegen te houden. Maar vandaag worden in West-Afrika meer dan ooit de graven van de maraboets vereerd. De christelijke missionarissen verbrandden de fetisjen en stimuleerden de heiligenverering. Maar volgens Jan-Mathijs Schoffeleers, twintig jaar missionaris in Malawi en sedertdien Afrikaspecialist in Utrecht, zeggen de heiligen Afrikanen ‘geen flikker’: ‘Zelfs de eigen Afrikaanse heiligen zoals de martelaren van Uganda, wekken geen devotie. De enige heilige die in Afrika telt, is Antonius van Padua, de patroonheilige van de geliefden die een buitenechtelijk kind had.’ Twaalf jaar geleden al noteerde Hugo Saeys deze woorden van Schoffeleers over missionarissen: ‘Wij zijn als schriftgeleerden en Farizeeërs naar Afrika gegaan. Wij hebben de steen die daar lag voor het bouwen van de kerk, afgekeurd en verworpen. Het is onze tragiek te moeten leven met het feit dat wij die dingen niet herkend hebben.’

De ware onafhankelijkheid

Hier en daar waren er geïncultureerde kerken, zoals de Koptische kerken in Ethiopië en Egypte. Maar het was wachten tot de jaren zestig vooraleer elders in de christelijke kerken Afrikaanse kleuren, motieven, dansen en symbolen meer plaats kregen. Dat gebeurde niet zozeer door de tijdelijke vernieuwing die het Tweede Vaticaanse Concilie stimuleerde, maar meer onder de toenemende druk van de duizenden onafhankelijke kerken die men -overtuigd van het eigen gelijk- ‘sekten’ noemde. Deze onafhankelijke kerken ontstonden op Afrikaanse bodem, werden door Afrikanen gesticht en waren voor Afrikanen bedoeld. Ze tolereren veel gemakkelijker dan de grote godsdiensten blijheid, emoties, enthousiasme. Ze kennen veel minder het onderscheid van klasse, status of sekse. Het geloof is er niet ingewikkeld. Vandaag bestaan er ongeveer zesduizend onafhankelijke kerken in zwart Afrika, alleen al in Zuid-Afrika vierduizend. Wat deden de historische kerken verkeerd en wat moedigde vele gelovigen aan om ‘met de voeten te stemmen’ en naar de andere kerken te trekken? Geen pragmatisme of syncretisme zoals het verwijt vanuit de gevestigde kerken gemakkelijk klinkt. Wel een eigen begrijpen van Gods goede nieuws voor de mensen in het bidden om genezing, regen en vruchtbaarheid. Hadden de westerse christenen dat eeuwenlang niet evengoed gedaan? Maar wanneer de katholieke bisschop Emmanuel Milingo in Zambia mensen genas ‘door hun ziel te raken met intensief gebed’, werd hij in 1982 verplicht om zijn ambt neer te leggen. Jan-Mathijs Schoffeleers neemt de maat van de geschiedenis: ‘Beeld je in dat het christendom vanuit Jeruzalem via Sudan naar zwart Afrika gereisd was. Dan hadden wij vandaag een totaal ander geloof gehad. Dan was de voorouderverering de rigueur geweest. Maar nu is het via Rome en Athene naar Parijs gereisd. Het werd de religie van intellectuelen. Nog een geluk dat het volk de bedevaarten overhield.’

Waarom God maar één been heeft

De jongste jaren trekken er ook in Malawi duizenden gelovigen op bedevaart. Naar het gehucht van twaalf hutten waar Billy Chisupe, een boertje van 79 jaar, een droom had. Chisupe’s grootvader en een gezel toonden hem in een droom hoe hij een middel tegen aids kon maken. In 1995 ontstond er een massale pelgrimage -op vier maanden tijd driehonderdduizend mensen- naar het erf van Chisupe. Jan-Mathijs Schoffeleers vertelt gefascineerd: ‘Daarover gaat het in ware religie: het draagt bij tot de leefbaarheid van een gemeenschap. De bedevaart verenigt, herstelt het collectieve geheugen en staat symbool voor het leven.’ Is Chisupe geen kwakzalver? Schoffeleers: ‘Hij vraagt geen geld, anders zou hij trouwens zijn geneeskracht kwijt zijn. Belangrijker nog is dat hij aan de mensen die het mengsel van boomschorspoeder en water komen halen, vertelt dat ze niet moeten denken dat ze zomaar genezen. Dat ze zich moeten bekeren. Dat de ultieme oorzaak van aids ‘ujikweza’ is, arrogantie.’ Aan de bedevaart naar het erf van Billy Chisupe is niet alleen het verhaal van vele onafhankelijke kerken op te hangen, maar ook veel ‘bijgeloof’ of ’ tweede geloof’ van christenen en moslims. Als het erop aankomt, keren vele Afrikanen terug naar de traditionele godsdienst. De religies van het boek worden geconfronteerd met in oorsprong schriftloze culturen die van nature oecumenisch, verdraagzaam zijn. Waar de godsdiensten van het boek leidden tot brandstapels of halsgerecht, riskeren in ‘religieus’ Afrika alleen de heksen de brandstapel omdat zij per definitie asociale wezens zijn. Volgens Schoffeleers heeft de wereld drie dingen te leren van Afrika: ‘Het gevoel voor de mystiek van de dingen, de bereidheid tot oecumene en het vermogen om te lijden.’ Aan zijn vrienden, missionarissen, vertrouwt de emeritus het volgende toe: ‘In schriftloze religies worden bovennatuurlijke wezens wel eens voorgesteld met slechts een half lichaam. Mensen die in contact komen met het goddelijke worden soms asymmetrisch gemaakt. Zoals Jakob die aan de Jabbok zijn heup ontwrichtte. Alleen wie niet meer zelfverzekerd rechtop loopt, de manklopers, die worden wijs. Die brengen nieuw leven in de gemeenschap.’