De Palestijnse vluchtelingen

De Palestijnse vluchtelingen

Awni Al-Mashni

01 juni 2003

De creatie en erkenning van een onafhankelijke Palestijnse staat volgens de grenzen van voor 1967 is geen garantie voor het recht op terugkeer voor de Palestijnse vluchtelingen naar hun originele huizen, gezien de joodse consensus in Israël over de noodzakelijke ontkenning van het Palestijnse recht op terugkeer naar Israël.

Deze consensus komt voort uit de Israëlische schrik voor een bedreiging van een demografisch overwicht van de Palestijnse bevolking over de joodse bevolking in Israël. Een terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen, zelfs gecontroleerd, zou het joodse recht op zelfbeschikking aantasten, aldus het Israëlisch algemeen aanvaarde standpunt. Israël zou ophouden te bestaan als joodse staat. In het kader van het behouden van een “joodse” staat Israël is de creatie van een Palestijnse staat dus essentieel.

Maar dan wel een Palestijnse staat op zo weinig mogelijk land.
Het is inderdaad een realiteit dat de Palestijnse vluchtelingenpopulatie jaarlijks aangroeit met zo’n 100.000 mensen. Dit is een reden te meer om zo snel mogelijk een duurzame oplossing te vinden voor de Palestijnse vluchtelingenproblematiek, op basis van VN-resolutie 194. Awni Al-Mashni weegt in volgend artikel de problemen af die gecre‘erd werden door het aanvaarden van slogans als basis bij de creatie van een Palestijnse nationale concensus.

Door het aanvaarden van de mogelijke creatie van een onafhankelijke Palestijnse staat op slecht 22% van historisch Palestina in de Westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook sloten Arafat en de PLO indirect ook concessies af over basisprincipes als het Palestijnse recht op terugkeer. Welke zijn de mogelijkheden en perspectieven voor het recht op terugkeer van de vluchtelingen bij de creatie van een binationale staat, een begrip dat reeds opdook in het artikel van Joseph Massad?

De kloof tussen de (mogelijke) terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en de creatie van een onafhankelijke Palestijnse staat is even wijd als de afgrond tussen het mogelijke en het onmogelijke.

Een politieke oplossing die gebaseerd is op de machtsverhoudingen tussen de strijdende partijen kan leiden tot de oprichting van een onafhankelijke Palestijnse staat op al het grondgebied dat door Israël in 1967 bezet werd – maar het zal zeker niet leiden tot de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen naar hun huizen waaruit zij verdreven werden. Elke Palestijnse onderhandelaar erkent dit gegeven, los van de slogans die voor politieke consumptie bedacht worden en ongeacht het feit dat hij of zij dat niet openlijk durft te zeggen.

De vestiging van een onafhankelijke Palestijnse staat is al sinds vele jaren een Israëlisch belang. Inderdaad: Israël zal hierdoor 3,5 miljoen Palestijnen kwijtraken en dat is in het belang van Israël zelf. Israël is immers het enige land waar religie en etniciteit aan nationaliteit gelijkgesteld worden. En volgens het zionistische credo van Theodor Herzl kan Israël als thuis voor het joodse volk niet bestaan als de helft van de bevolking van de staat niet de joodse nationaliteit heeft.

We moeten inzien dat de filosofie die de joodse elite ertoe heeft gebracht de noodzaak van de oprichting van een Palestijnse staat te aanvaarden, enkel gebaseerd is op de behoefte van deze elite om het joodse karakter van de staat te vrijwaren. Dat moet volstaan om in te zien dat de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen een onmogelijkheid geworden is. Als er ooit een joodse consensus bestond in Israël, dan is het over de noodzaak het recht op terugkeer aan de Palestijnse vluchtelingen te ontkennen.

Hieruit volgt een legitieme vraag: als wat hierboven staat juist is, hoe kunnen we dan geloven dat het recht op terugkeer, zoals dat gewaarborgd wordt door resolutie 194, behoort tot de voorwaarden die door elke Palestijnse onderhandelaar gesteld worden? Er zijn verschillende redenen waarom de Palestijnse onderhandelaar vasthoudt aan het recht op terugkeer. Om te beginnen kan geen enkele onderhandelaar, ook niet de onervarene, van bij het begin deze belangrijke troef in de onderhandelingen opgeven.

Hij of zij kan fundamentele toegevingen op het gebied van het recht op terugkeer gebruiken om concessies op andere punten af te dwingen, zeker als hij of zij zich realiseert welke delicate kwestie dit voor de Israëlische politieke elite is.
Ten tweede durft geen enkele onderhandelaar, hoe belangrijk en invloedrijk hij of zij ook moge zijn, openlijk en direct het recht op terugkeer opgeven. Dit recht maakt deel uit van het Palestijnse politieke bewustzijn en de meerderheid van de Palestijnen beschouwt het als een fundamenteel recht.

Daarom zullen toegevingen op dit punt veel creativiteit van de onderhandelaars vergen, misschien door het recht op terugkeer te herdefini‘ren als een terugkeer naar de toekomstige Palestijnse staat, of door de toegeving voor te stellen als deel van een omvattende oplossing … een offer dat gebracht wordt om een groter goed te bereiken, namelijk de vorming van een Palestijnse staat. In dat geval zullen zij die gekant zijn tegen elke toegeving inzake het recht op terugkeer gezien worden als tegenstanders van de ultieme doelstelling: het einde van de bezetting en de oprichting van een Palestijnse staat.

Zij die deze omvattende oplossing verwerpen, zullen gewantrouwd en openlijk van verraad beschuldigd worden. Het is geen geheim dat grote financi‘le beloningen, in de vorm van compensaties voor het land of voor de individuele burgers, te wachten liggen voor om het even welke partij die toegevingen doet inzake het recht op terugkeer. Deze compensatie zal gebruikt worden om tegenstanders het zwijgen op te leggen en om landen aan te moedigen mee te werken om, voor eens en voor goed, dit hoofdstuk uit de Palestijnse geschiedenis af te sluiten.

Deze analyse moet niet noodzakelijk leiden tot het in verdenking stellen van de Palestijnse onderhandelingselite. Het is in feite slechts een logisch kader voor diegenen die de vestiging van een onafhankelijke Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Gaza-strook eisen, omdat de machtsverhoudingen ons wel Één staat kunnen geven maar niet anderhalve staat: Één op de Westelijke Jordaanoever en in de Gaza-strook, en een halve binnen de grenzen van Israël. Elke observator van de Israëlische politiek begrijpt dat Israël eerst de oorlog voor het eigen bestaansrecht zal voeren, vooraleer ooit de oplossing van het recht op terugkeer te aanvaarden.

Dit betekent niet dat toegevingen op het punt van de terugkeer van de vluchtelingen gelijkstaan aan achteloosheid (van de kant van de Palestijnen) in het onderhandelingsproces. Toegevingen staan eerder gelijk aan de prijs die betaald moet worden voor onderhandelingen over de vorming van de onafhankelijke Palestijnse staat, gezien de gegeven krachtsverhoudingen.

Wie beschuldigingen van achteloosheid of verraad wil formuleren, moet niet de onderhandelaars beschuldigen, wie dat ook mogen zijn. We moeten de schuld zoeken bij de slogan waarin de eis voor een onafhankelijke Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Gaza-strook verwoord is. Deze eis is tot de Palestijnse nationale consensus gaan behoren en vormt een ‘rode lijn’ die in het vredesproces niet overschreden mag worden.

Leidt deze analyse ons in een impasse? Misschien, maar ze kan ons ook uit de impasse halen! Zij die geloven dat deze analyse tot een impasse leidt, zijn slachtoffers van een mechanistische logica waarin geen formule kan gevonden worden om de fundamentele nationale principes, de machtsverhoudingen en de belangen van de verschillende partijen met elkaar te verbinden. Deze mensen geloven dat de ideale manier om uit de impasse te geraken erin bestaat ons nationaal programma zodanig veeleisend te maken, dat het respect voor onze nationale rechten enkel gerealiseerd kan worden door onze totale bevrijding en Israëls volledige vernietiging.

Deze mensen vergeten, of verkiezen niet onder ogen te zien, dat Israël, toen het zich realiseerde dat de uitroeiing van miljoenen Palestijnen in de huidige wereld onmogelijk is, ondanks zijn militair overwicht, geen andere oplossing vond die verenigbaar is met zijn eigen belangen dan de aanvaarding van het principe van de vorming van een onafhankelijke Palestijnse staat.

Dit betekent eveneens dat de uitroeiing van vijf miljoen Joden die in het land wonen al even onmogelijk is, zelfs als de krachtsverhoudingen zouden veranderen, want de wereld van vandaag verbiedt de uitroeiing van een geheel volk, zelfs al gaat het slechts om enkele miljoenen. En dan zwijgen we nog over de morele afkeer bij ons historisch verdrukt volk om zulke daden tegenover andere volkeren te begaan.

We zijn m.a.w. aangekomen op een punt waarop elke partij het bestaansrecht van de tegenpartij erkent, ongeacht de verschillen in visie op de legitimiteit van dat bestaan. We merken hier terloops op dat de verschillen in de legitimiteit van dat bestaansrecht aan beide zijden bestaan. In realiteit zijn ‘verbeelde feiten’ of imagined facts (abstractie gemaakt van absolute waarheden) uitermate sterk, krachtig en invloedrijk.

Welke zin heeft het om, op basis van geschiedenis en archeologie, te bewijzen dat wij de oudste bewoners van dit land zijn, als er net evenveel miljoenen zijn die het tegenovergestelde geloven? En zelfs als Israëlische archeologen overblijfselen van de zogenaamde Tempel onder de muren van Jeruzalem vinden, zal dat niets veranderen aan de realiteit dat meer dan een miljard moslims dit land als heilige moslimgrond beschouwen.

Hoewel de wederzijdse erkenning van het recht op bestaan van de andere partij het probleem niet oplost, kan het wel een beginpunt op de weg naar een oplossing zijn. De werkelijk creatieve oplossing bestaat erin een formule te vinden die, op basis van dat beginpunt, leidt tot het vrijwaren van de belangen en het verwezenlijken van de aspiraties van elke partij. Los van de verschillende opvattingen over rechtvaardigheid, moet de gezochte vrede een ‘leefbare’ vrede zijn. En een vrede die de belangen van meer dan 70 procent van de Palestijnse vluchtelingen miskent, kan geen leefbare vrede zijn.

Zelfs miljoenen dollars schadevergoedingen kunnen de realiteit van de verdrijving van de Palestijnse vluchtelingen niet doen verdwijnen. Die verdrijving is niet langer enkel een objectief feit uit de geschiedenis maar heeft het Palestijnse bewustzijn gevormd en overgenomen, zoals de gaskamers en de concentratiekampen hebben gedaan bij de joden. Hebben de Duitse herstelbetalingen, hoe hoog ook, de aandacht van de verbrandingsovens afgeleid?

De analyse staat nu voor een crisis. We onderscheiden drie mogelijkheden:

(1) een vrede met de vestiging van een Palestijnse staat, maar zonder de garantie van het recht op terugkeer, zal niets meer zijn dan een wapenstilstand tussen twee oorlogen, misschien van wat langere duur maar zeker niet definitief;
(2) een vrede met de vestiging van een Palestijnse staat en de garantie van het recht op terugkeer betekent effectief het einde van de staat voor het joodse volk, zoals die in de zionistische visie gezien wordt;
(3) een voortzetting van het conflict tot de uitroeiing van Één van beide partijen, is niet langer een optie. Is er een uitweg?

Een uitweg zoeken is zoals machteloos in de lucht hangen. Gezien de groeiende vijandigheid en de toenemende slachtingen zou men kunnen stellen dat er geen enkele hoop meer is. Maar wanneer de situatie uitzichtloos schijnt, komt altijd de opmerkelijkste creativiteit boven. Beide partijen lijden zonder twijfel onder dezelfde crisis. De Intifada lijkt een conflict zonder politieke horizon, maar is uiteindelijk een politieke actie die door beide partijen als zodanig geïnterpreteerd wordt. Het bittere feit blijft echter dat tot nu toe geen van beide partijen in het stopzetten van het dagelijkse bloedvergieten geïnteresseerd is, zolang de tegenpartij politiek niet teruggekomen is op standpunten die tot de huidige draaikolk geleid hebben.

Pogingen om de maalstroom van geweld te stoppen zonder strategische toegevingen met betrekking tot de fundamentele vraagstukken van het conflict – en die gaan verder dan de aanhouding van deze of de moord op gene persoon, of de terugtrekking uit deze of het verlichten van het beleg van gene stad – zullen enkel leiden tot het voortduren van de spiraal van geweld, wat beide zijden willen vermijden.

Sinds meer dan twee jaar zijn we getuigen van een andere onderhandelingsstijl. Het brutaal en wreedaardig belegeren van Arafat, het limiteren van zijn bewegingsvrijheid tot een beperkt gebied, het afvuren van granaten en projectielen op zijn gebouw, zo dichtbij dat hij de ontploffingen moet horen, dat alles wordt niet gedaan om hem te doden of te vernederen maar om hem tot toegevingen te dwingen.

Yasser Arafat begrijpt dat ook. Hij weet dat de tegenpartij hem zo dicht mogelijk bij de rand van de afgrond wil krijgen, maar zonder hem ten val te brengen. Dit wederzijdse inzicht maakt dat hij des te sterker vasthoudt aan de strategische principes, en ondertussen met vertrouwen zijn mantra roept: we zullen deze bezetting overleven en naar Jeruzalem marcheren, de hoofdstad van onze onafhankelijke staat Palestina.

Wat ons uit deze crisis in de analyse zal halen, is niet een formule voor de verdeling van de winsten maar een formule die zorgt voor het behoud van partnerschap.

Winsten verdelen maakt dat beide partijen noodzakelijk verliezen, omdat elke partij het gevoel zal hebben iets verloren te hebben dat men eens bezat of nu zou moeten bezitten. Zelfs als de nederzettingen als illegaal erkend zouden worden, dan nog zou het ontmantelen van de nederzettingen vanuit het perspectief van de Israëli’s, of ten minste van een meerderheid onder hen, beschouwd worden als een verlies. Hetzelfde geldt voor de Palestijnen.

Zelfs na de Palestijnse erkenning van de staat Israël blijven bijvoorbeeld Jaffna, Haifa en de Karmel voor altijd deel uitmaken van de Palestijnse droom. Zelfs als de Palestijnen gedwongen zouden worden te kiezen tussen het ganse gebied van historisch Palestina maar zonder een eigen staat, of een eigen staat op minder dan 22 procent van het grondgebied van historisch Palestina, zou een meerderheid zonder twijfel kiezen voor historisch Palestina zonder eigen staat.

De oplossing is gebaseerd op het behoud van een partnerschap tussen beide zijden, waarbij elke partij het gevoel heeft het verhoopte doel bereikt te hebben.

Deze oplossing houdt het volgende in: de vestiging van Één staat op het ganse grondgebied van historisch Palestina of Eretz Israël – de naam is niet belangrijk -, met een recht op terugkeer voor beide zijden, waarin het recht op eigendom uit de nationale context gehaald wordt en een individueel kapitalistisch recht is, en waarin een pluralistisch, democratisch systeem van regeren gevestigd wordt. Deze oplossing is schijnbaar onbereikbaar maar de enige weg om een einde aan het conflict te stellen, ons van de heerschappij van de geschiedenis te bevrijden en een einde te maken aan de fantastische eisen die met het nationalisme verbonden zijn.

Nog belangrijker is dat deze oplossing beide partijen het gevoel zal geven bijkomende winst te boeken. De Palestijnen zullen niet langer verplicht zijn land op te geven in ruil voor een staat, en de Israëli zullen niet verplicht zijn het land van Israël op te geven. Er is genoeg land om beide partijen, met hun dromen, tevreden te stellen. Hoe rechtvaardig een eventuele deling ook zou gebeuren, uiteindelijk zou dit de dromen vernietigen. Gezien het bloed dat in dit land in de loop van dit conflict al vergoten werd, zullen beide partijen misschien de noodzaak erkennen om dit deel van de wereld te ontwikkelen.

Hoewel de politieke geschiedenis van beide partijen niet echt laat vermoeden dat de voorgestelde oplossing mogelijk is, zal iedereen die de situatie rationeel bestudeert en inziet dat op verschillende niveaus economische relaties tot stand kwamen, in staat zijn te bevestigen dat het potentieel om samen in Één staat te leven veel sterker is dan dat van een scheiding tussen twee staten. Een scheiding is in het belang van de regerende politieke elites aan beide zijden die hun persoonlijke politieke aspiraties willen realiseren. Samenwerking is de wens van al wie bekommerd is om ontwikkeling en stabiliteit.

In de beginfase zal de strijd om de naam van dit Ééngemaakt land voor beide partijen misschien belangrijk zijn, maar na zekere tijd zal de naam van het land of het ontwerp van de vlag er niet meer toe doen, omdat alle aandacht dan zal gaan naar het welvaartspeil dat het land voor zijn burgers bereikt heeft. Zelfs als vluchtelingen van de twee kanten verzeild geraken in een demografische competitie, zullen economische belangen voor hen belangrijker worden dan verkiezingsresultaten in een land dat zij nu niet langer als geschikt voor hun investeringen beschouwen.

De economie zal met grote waarschijnlijkheid de politieke ontwikkeling bepalen, meer dan om het even welke etnische of nationale bevolkingsgroep. Beide zijden bevrijden uit de waanzin van hun geschiedenis en van hun angstcomplex vereist dat de deuren van het samenleven zonder beperking of aarzeling opengegooid worden. Co‘xistentie moet echter uitgebalanceerd zijn, zonder dat een partij slaaf van of meester over de andere is.

Deze oplossing zal op veel weerstand stuiten. Er zal verzet zijn bij diegene die vasthouden aan de illusie van de geschiedenis en bij de politieke elites van beide partijen, maar de uitputting die veroorzaakt wordt door de voortdurende spiraal van geweld zal ons uiteindelijk voor deze oplossing doen kiezen. Het is alleen een kwestie van tijd.

Moeten we eerst door het stadium van de twee-statenoplossing? Moet elke partij eerst de verliezen van een keuze voor een volledige scheiding ervaren? Misschien moeten we eerst een offer brengen aan de illusies van geschiedenis en nationaliteit, die aan beide zijden diepgeworteld zijn. Maar de prijs daarvoor is nog meer slachtoffers en meer generaties van vijandigheid. Zelfs als de politieke ontwikkeling langs die weg zou verlopen, zal het vlug duidelijk worden dat de scheiding een doodlopende straat is.

Ongetwijfeld blijft er meer dan Één brug tussen beide staten bestaan, waaronder gemeenschappelijke belangen zoals water en de heilige plaatsen, en gemengde bevolkingsgroepen. Deze bruggen zullen de deuren voor nieuwe ontwikkelingen tussen beide staten open houden. Er zal misschien spanning zijn als gevolg van de wens van beide staten om ten koste van de andere vooruitgang te boeken, of misschien zullen beide staten met elkaar samenwerken.

Maar hoe de situatie ook evolueert, beide staten zullen onvermijdelijk het stadium bereiken waarin zij zich realiseren dat hun belangen gelegen zijn in de vorming van Één staat voor beide naties. Hoe verschillend de wegen ook mogen zijn om daar te geraken, met inbegrip van het voeren van oorlog, Één staat zal een oplossing zijn voor de illusies en voor het beschermen van de belangen. De oprichting van Één staat zal een logisch einde aan het conflict stellen.

Het vraagstuk van de terugkeer van de vluchtelingen, dat de oorzaak was van het mislukken van een politieke oplossing omdat beide kanten hardnekkig aan hun eigen posities vasthielden, is met al zijn moeilijkheden en complicaties de stuwende kracht in de richting van die creatieve en realistische Één-staat-oplossing, die een waarborg is voor de aspiraties en belangen van beide kanten.

VERTALING: EMIEL VERVLIET

De auteur is lid van het Hoger Comité van Fatah. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Al-Majdal, maandelijkse publicatie van BADIL Resource Center for Palestinian Residency and Refugee Rights (www.badil.org), nr.16/17, maart 2003.