Lieven Bauwens
‘Dit is een boerderij, maar het is ook wild in beheer’
“‘Laat ons niet ‘aan landbouw doen’ maar wel ‘een ecosysteem beheren’’
MO*blogger Lieven Bauwens zag in de Amerikaanse staat Wisconsin iets wat een grote impact op hem had. Een landbouwer/ecoloog baat er een boerderij uit zonder dat daarvoor een bos tegen de vlakte moet of zonder dat het ecosysteem verstoord wordt.
De New Forest Farm van Mark Sherpard in Viola, Wisconsin.
© Mark Shepard
Een boerderij uitbaten zonder dat er een bos voor tegen de vlakte moet of het ecosysteem wordt verstoord. Dat het kan zag MO*blogger Lieven Bauwens in de Amerikaanse staat Wisconsin. ‘Alleen wijkt dit model af van het “traditionele” beeld dat wij van een boerderij hebben. Het is wild in beheer, zowel landbouwkundig als zakelijk. Maar het is zeker ook een boerderij.’
In 2019 bezocht ik Mark Shepard, een Amerikaanse landbouwer, ecoloog en schrijver op zijn boerderij New Forest Farm in Viola, Wisconsin. Dat bezoek bleek achteraf een bepalend moment voor mij, als een soort openbaring. De impact die zijn 25 jaar oude boerderij op mij had, had ik niet voorzien.
In Wisconsin kocht hij in 1995 als 30-jarige met twee investeerders een mais- en sojaboerderij van 43 hectare. Hij plantte er tienduizenden bomen en struiken op het terrein. Het gaat om planten die deel uitmaken van de authentieke, lokale plantengemeenschap, ofwel de Midwestern Oak Savanna.
Daarnaast breidde hij de landbouwactiviteiten op de boerderij verder uit, met jaarlijkse gewassen zoals pompoen. In 2013 pende hij zijn ervaringen neer in zijn boek Restoration Agriculture: Real-World Permaculture for Farmers.
Het inzicht daarvoor deed hij op in Alaska in de jaren ‘80. Hij verhuisde er heen toen de zogenaamde Homestead Act er nog actief was. Volgens die Amerikaanse wet had elke burger het recht op 65 hectare federaal land op voorwaarde dat het werd verbouwd. De wet bestond al sinds 1862, maar werd gefaseerd in het land uitgedoofd. Toen Shepard naar Alaska verhuisde, was het de laatste staat waar de wet nog actief was, tot 1986.
Op zijn stuk grond in Alaska probeerde Shepard vruchten en andere eetbare planten uit zijn bos te oogsten. Tegelijk zag hij hoe zijn buren al hun bomen omhakten om er tijdens de korte arctische zomer eenjarige gewassen te telen.
Wild in beheer
Ondanks de verschillende aanpak, is Shepard een landbouwer die wil leven van zijn boerderij. Zijn boerderij in Winconsin is wel degelijk een boerderij, laat daar geen misverstand over bestaan. Alleen wijkt het af van het “traditionele” beeld dat wij van een boerderij hebben. Het is — ik weet niet hoe het anders te omschrijven — wild. Het is natuur. Het is landschappelijk. Het is wild in beheer, zowel landbouwkundig als zakelijk. Maar het is zeker ook een boerderij.
Het is — ik weet niet hoe het anders te omschrijven — wild. Het is natuur. Het is landschappelijk. Het is wild in beheer.
Zijn boerderij ontwierp hij in meerdere stappen en volgens verschillende principes.
Eerst identificeerde hij wat het bioom is van de regio, met de typische vegetatie en het dierenleven dat in het gebied in van nature voorkomt. Hier ging het dus om een savanne met eikenbossen.
In een tweede stap zocht Shepard een manier om het water te beheren zodat het zo lang mogelijk op het terrein zou blijven en tegelijk doorheen het systeem zou stromen. Dat waterbeheer is essentieel. Het reliëf in de omgeving kan de stroming van het water voor een groot stuk mee bepalen.
Shepard koos voor zijn boerderij voor contourlandbouw, gebaseerd op Yeoman’s “Keyline Design”. Er zijn ongeveer 40 poelen die water stockeren op de boerderij. Die probeerde Shepard zo hoog mogelijk te zetten, om het water zo hoog mogelijk te kunnen bewaren en gebruik te kunnen maken van zwaartekracht bij het verdelen van dat water op het terrein. Door greppels en geulen te graven wordt het water vertraagd en infiltreert het zoveel mogelijk in de bodem.
Vervolgens is het belangrijk om alle nodige infrastructuur, zoals gebouwen en toegangswegen, te plannen op basis van die waterbewegingen op het terrein. Dat deed Shepard ook met de gewassen die hij op het terrein plantte, die volgden namelijk de waterbewegingen. Hij koos daarbij voor een erg diverse polycultuur van planten die van nature voorkomen in het ecosysteem van de Amerikaanse Midwest.
Dit staat haaks op het idee van het huidige landbouwmodel dat we eenjarigen planten die ons voedsel moeten opbrengen. Daarvoor moet de bodem steeds worden verstoord, zodat het optimaal is voor die eenjarige planten. Ook Shepard werkt met eenjarigen op zijn boerderij. Alleen doet hij dat in stroken tussen de meerjarige polyculturen.
Eens dat alles op zijn plek zit, is het een kwestie van het systeem te beheren volgens de natuurlijke (verstorings)mechanismen van het bioom. Planten die van nature in het gebied voorkomen, hebben zich namelijk aangepast aan de manier waarop hun omgeving wordt verstoord door natuurlijke fenomenen.
Dat systeem met meerjarige polyculturen sluit eenjarige gewassen dus niet uit. Het zijn die gewassen die van belang zijn wanneer een verstoring plaatsvindt in een ecosysteem, denk maar aan een brand of een grondverschuiving. Eenjarige pioniersplanten komen dan weer als eerste op. Het ploegen dat in industriële landbouwculturen gebeurt, imiteert in feite zo’n verstoring die in de natuur gebeurt. Net zoals het maaien of snoeien van meerjarige gewassen het beknabbelen van die gewassen door grazers en andere dieren imiteert.
Behalve eenjarige gewassen tussen de polycultuur van meerjarige planten, zet Shepard ook eetbare paddenstoelen uit, zoals zwammen, shiitake, oesterzwammen of de pruikzwam. Het zijn organismen die zorgen voor een natuurlijke afbraak van organisch afval, maar die op Shepards boerderij eveneens een toegevoegde economische waarde krijgen. Zonder de eetbare varianten zouden ook andere natuurlijke zwammen opkomen, die daarentegen niet eetbaar zijn, en dus geen toegevoegde waarde hebben.
Shepard ziet zichzelf wel genoodzaakt om dit te beperken tot vier tot vijf soorten, omdat de zwammen veel handenarbeid vragen en hij zijn boerderij graag alleen wil blijven beheren. In theorie is alles wat hij heeft aangeplant eetbaar en bruikbaar. En dat wat niet verkocht wordt op de markt, wordt opgegeten voor varkens waarvan hij dan weer vlees verkoopt.
Kort samengevat: in plaats van het land te verbouwen, koos Shepard ervoor om het ecosysteem te verbouwen.
“Efficiëntie” en “opbrengst”
Dat is iets wat wij ook kunnen leren. Klassieke landbouw, zoals wij dat kennen, volgt deze stappen niet. Het begint met de vraag wat we willen eten, en van daaruit wordt bepaald wat er zal worden verbouwd. Het gevolg is dat we planten laten groeien die niet noodzakelijk op die plek wíllen groeien. En dat wat er wél wil groeien, komt in de weg te staan van dat wat er niet wil groeien. Het is het gevecht dat in onze huidige landbouw plaatsvindt.
We brengen de werkelijke kosten die nodig zijn om dat te realiseren niet noodzakelijk in rekening. We denken dat het niet anders kan.
Vervolgens maken we het telen van gewassen zo “efficiënt” mogelijk en gericht op “opbrengst” van dat ene product per hectare. Al millennia lang doet de mens aan dat soort landbouw. We brengen de werkelijke kosten die nodig zijn om dat te realiseren niet noodzakelijk in rekening. We denken dat het niet anders kan.
Wat Shepards buren in Alaska deden was hetzelfde wat de migranten uit Europa in Amerika deden aan het begin van de Nieuwe Tijd. Het bos ging tegen de vlakte zodat grondstoffen ontgonnen konden worden om steden te bouwen en land vrij kwam om aan landbouw te doen. Het land werd gebruikt om jaarlijkse gewassen te telen. Meestal was dat een tijdelijk gegeven, waarna mensen steeds verder het bos in trokken om er bomen te vellen, gevolgd door landbouwers en herders.
Op die manier veranderden overal in de wereld landschappen: de Egyptische Sinaï werd een woestijn, de Schotse hooglanden rotsige bergen. De ecologische gevolgen van dit soort landbouw waren desastreus.
De vruchtbare grondlaag in het Amerikaanse Midwesten, die meters diep was, werd in 160 jaar grotendeels weggevaagd. In een natuurlijk tempo heeft die grondlaag 500 jaar nodig om 1 centimeter aan te groeien. Miljoenen jaren aan vruchtbare grond werden weggespoeld en opgebruikt aan eenzelfde tempo zoals we vandaag fossiele brandstoffen opstoken.
Ook onze landschappen worden even erg “ontgonnen”. Het gemiddelde koolstofgehalte in de Vlaamse grond is laag tot zeer laag. Het gaat bovendien sterker achteruit sinds de jaren ‘80. Maar dat organische stofgedeelte van de bodem zorgt ervoor dat water en voedingsstoffen beter worden vastgehouden, zorgt voor een betere grondstructuur en voor minder erosie en beter bodemleven. Dat de bodem een levend ecosysteem is dat gevoed moet worden door organisch materiaal, daar zijn we ons ook in Vlaanderen niet altijd even bewust van.
Wat de eerste migranten in de VS bovendien ook niet zagen, was hoe lokale, inheemse gemeenschappen er van het bos leefden en hoe zij de ecosystemen beheerden. Dat wil zeggen: sommige plantengroepen werden bevoordeeld, anderen (een beetje) bestreden. Sommige lokale gemeenschappen kozen bewust niét voor landbouw met eenjarige gewassen.
Dat had verstrekkende sociale gevolgen. Want de landbouwculturen van de migranten werkten vaak met slaven, in bosculturen gebeurde dat niet. Het lijkt misschien niet zo vanzelfsprekend, maar het komt wel bovendrijven als het gaat om herstellende landbouw en de noodzakelijke transitie die moet gebeuren.
Coöperatief
Met een aantal Vlaamse bezorgde burgers richtte ik Pomona op, een coöperatieve boerderij gericht op ecologisch herstel. We willen niet meer verantwoordelijk zijn voor de destructie van onze omgeving voor ons voedsel zoals dat in het hedendaagse industriële landbouwsysteem gebeurt.
Ons Vlaamse bioom bestaat uit onder meer eik, beuk, kastanje, hoogbladerdekbomen, appelen, peren, verschillende soorten prunus als kleine bomen en struiken, hazelaars, rubus en ribes als kleine struiken. Daarnaast zijn er heel wat dieren en fungi. We kunnen bewust kiezen voor de meest productieve soorten uit het Vlaamse bioom, ze samenbrengen en proberen te beheren als een ecosysteem.
We kunnen bewust kiezen voor de meest productieve soorten uit het Vlaamse bioom proberen te beheren als een ecosysteem.
Ook Shepard werkt coöperatief. Zijn afzet is niet genoeg om producten voor de markt te leveren, maar samen met collega’s uit de nabije omgeving lukt dat wel. Samen creëren ze genoeg aanbod.
Zijn coöperatieve Organic Valley groeide uit tot een van de grootste van het land. Het helpt het platteland te ontwikkelen en creëert nieuwe bedrijvigheid, met biologische tarweteelt en -maling, of melkverwerking. Het gevolg is dat meer mensen opnieuw naar de streek verhuizen. Het zorgt voor een toekomst, want ook dienstverlening is nodig.
De toekomst van de plattelandseconomie zit niet in verdere schaalvergroting en industrialisering waarbij individuele boeren gigantische oppervlaktes aan land alleen bewerken, risico’s dragen en vasthangen aan allerlei allesbepalende contracten.
Wat als we als burgers aanzienlijk mee investeren in zo’n systeem?
De verbondenheid die ik voel met mijn eigen voeding is een sterkere motivatie om zorg te dragen voor mijn directe omgeving dan gelijk welke campagne. Zodra we met Pomona begonnen, merkten we hoe het land en de boerderij ook een belangrijke sociale en verbindende functie hebben. Wat we eten, het land waarop onze voeding wordt geteeld en de mensen die dat doen zijn met elkaar verbonden. We zijn deel van het ecosysteem.
Wat de ecologische winst is van het omzetten van de jaarlijkse mais- en sojateelt naar dit systeem is quasi onmeetbaar. Op de boerderij van Shepard werden verschillende zeldzame soorten van amfibieën en vlinders waargenomen. Mettertijd kwamen ook meer roofdieren op het terrein voor.
Dat zorgt voor andere uitdagingen, maar toont ook hoe habitats weer versterkt kunnen worden. Het gaat erom na te denken welke stroken land specifiek dienen voor landbouw, welke voor wilde dieren en wat de verbindingsassen tussen natuurgebieden zijn.
Afstappen van het idee dat natuur en landbouw in twee verschillende vakjes zitten, komt het landschap als geheel ten goede. Bovendien komt er economische opbrengst uit voort zonder dat het als een subsidie voor natuurbeheer door landbouwers moet worden toegekend. Denk maar aan de inrichting van houtkanten of biodiverse bermen.
Dit is een soort landbouwmodel waar grond tegelijk een landschappelijke, ecologische en economische meerwaarde heeft. Mais- en sojateelt heeft bijzonder weinig toegevoegde waarde en dient alleen om een exporteconomie van vlees te voorzien. Wat voor economie is dat nu echt? Als we willen, kan het anders.
Lieven Bauwens is mede-oprichter van Pomona vzw. De eerste actieve boerderij van Pomona is Pomona Puur Natuur cv in Melsele. Mark Shepard was op uitnodiging van Pomona te gast in België. Wil je meer weten over dat bezoek? Dat kan hier.