Hasta la muerte

Blog

Hasta la muerte

Hasta la muerte
Hasta la muerte

« Mijn naam is Doris Caqui Calixto, onderwijzeres van beroep, moeder van vier kinderen en echtgenote van Teófilo Rimac Capcha. Op de nacht van 23 juni 1986 vielen soldaten van het Peruaanse leger binnen in ons huis en werd mijn man meegenomen naar een militaire basis. Daarna verdween hij.”

Amper 23 jaar oud – ongeveer zo oud als ik - was Doris toen ze haar man voor het laatst zag. Na de verdwijning deed ze er alles aan om de zaak aan het licht te brengen, maar het leger dwong haar met doodsbedreigingen toe om haar mond te houden. Verkleed als campesina vluchtte ze van Cerro de Pasco naar Lima. Sindsdien staat haar leven in het teken van de strijd om gerechtigheid. Wat begon met de zoektocht naar haar man, groeide uit tot de Coordinadora Nacional de Organizaciones de Víctimas y Afectados por la Violencia Política en Perú (CONAVIP, Nationale koepel voor organisaties van slachtoffers van het politiek geweld in Peru.)

Als ik Doris contacteer stemt ze direct in met een interview. Ze stelt maar één voorwaarde: ik zal haar taxi moeten betalen. Ze werd net geopereerd en is slecht te been, en met nog twee studerende kinderen heeft ze zelf maar net genoeg om rond te komen. Zo is de financiële situatie van veel van de familieleden van slachtoffers. Sommigen komen gewoon naar de bijeenkomsten omdat er eten is, zo laat ik me vertellen.

Verschillende daders, verschillende slachtoffers

De koepelbeweging ontstond pas in 2007. Aanvankelijk was de slachtofferbeweging verdeeld. Verschillende daders in een burgerconflict veroorzaken immers verschillende slachtoffergroepen :
burgers die gedood werden door terroristen, burgers die gedood werden door het leger, soldaten die gedood werden door terroristen, terroristen die gedood werden door soldaten, burgers die gedood werden door burgers, burgers die gedwongen werden te vluchten, kinderen die achterbleven zonder ouders.

Oog in oog, hand in hand

Dat een vrouw wiens man ten onrechte werd meegenomen door het leger liever niet rond te tafel gaat zitten met familieleden van gesneuvelde soldaten hoeft geen uitleg.
Dat ze er na 20 jaar strijd toch in slaagden een gemeenschappelijk doel voor ogen te houden is des te opmerkelijker. Doris vertelt hoe ze na veel discussie en vooral veel tranen uiteindelijk tot een akkoord kwam met Sandra García, die de organisatie van familieleden van militairen leidt. Sandra’s echtgenoot was kapitein in het Peruaans leger en viel in een hinderlaag van Sendero Luminoso. Zijn lichaam werd in duizend stukken opgeblazen.
Toch strijden ze onder één vlag voor waarheid, gerechtigheid, reparatie en de constructie van een historische herinnering om te begrijpen en niet te vergeten wat er gebeurde, opdat het zich niet herhaalt. Álle slachtoffers van het conflict hebben daar recht op, benadrukt Doris. Ik vraag haar of ze met álle slachtoffers ook de leden van subversieve groepen bedoelt, die in de reparatiewet uitgesloten worden. “De terroristen verklaarden de oorlog en ze wisten wat de gevolgen zouden zijn”, antwoordt ze. “Eenmaal in de gevangenis echter zou je veronderstellen dat de staat hen beschermt, maar velen van hen werden daar gemarteld of verkracht. Dan zijn ze volgens mij ook slachtoffer, hoewel de staat dit ontkent.”

Geen rust zonder waarheid

Al bijna dertig jaar schreeuwen ze om waarheid en gerechtigheid. Hun weg is lang, met veel stappen achteruit en kleine stappen vooruit. De tweede regering van Alán García (2006-2011) was op het vlak van reparaties voor de slachtoffers een ramp. Ollanta Humala bracht hoop met mooie beloftes, maar het blijft sceptisch afwachten tot hij ze waar maakt. Velen worden moe en haken af. De constante confrontatie met het verleden is immers bikkelhard, net als de strijd om een nieuw leven op te bouwen. Werk, geld, een dak boven het hoofd, een toekomst voor de kinderen. Dan blijft er vaak geen tijd meer over. Van degenen die onderweg afhaakten, keren er toch ook altijd weer terug. Omdat hun familieleden blijven spoken in hun dromen en ze zonder waarheid geen rust vinden. Ondertussen sterven er natuurlijk ook steeds meer nabestaanden van slachtoffers zonder ooit iets van een reparatiepolitiek gemerkt te hebben. Als de regeringen het thema blijven uitstellen, dan is het binnenkort simpelweg te laat. “Maar wij gaan door tot aan onze dood”, aldus Doris. “En daarna zullen onze kinderen de strijd hopelijk verder zetten.”

“Al 32 jaar worden we vergeten, dat is te veel.”

De reparaties draaien voor een groot deel om het economische, omdat dat nu eenmaal de directe behoefte is van veel van de slachtoffers gezien de omstandigheden waarin ze leven. Waar veel slachtoffers echter nog meer op hameren is het symbolische: hun eerherstel, hun re-integratie in de Peruaanse maatschappij als volwaardige burgers met evenwaardige rechten. Als échte Peruanen, want zo voelen ze zich nu niet. De oorlog heeft de familieleden van slachtoffers meegesleurd in een neerwaartse spiraal van armoede en bovendien worden ze vaak gestigmatiseerd. Doris wordt bijvoorbeeld meer dan eens uitgemaakt voor terroriste, terwijl haar man niets met Sendero Luminoso te maken had. Net daarom is het zo belangrijk dat de verhalen van alle slachtoffers opgenomen worden in de herinnering, vindt ze.

Ik bedank haar voor het interview. “De nada señorita. Hoe meer onze verhalen de wereld rondreizen, hoe beter.”
Bij deze.

Bron: interview met Doris Caqui, 29/02/2012