"Hulpverleners op Haïti werken langs elkaar heen"

"Hulpverleners op Haïti werken langs elkaar heen"

Aprille Muscara

25 juli 2010

Hulporganisaties op Haïti werken volgens critici langs elkaar heen. Een half jaar geleden vertrokken ngo's uit de hele wereld naar Haïti om te helpen na de verwoestende aardbeving in het Caraïbische land. Veel organisaties zijn weer vertrokken, maar er zijn er nog honderden over.

Eerder deze maand verweet Roosevelt Skerritt, de vertrekkende voorzitter van de Caraïbische Gemeenschap (Caricom), de niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) op Haïti een “gebrek aan orde.” Ze zouden in zijn ogen “doen wat ze willen.”
Ed Joseph, directeur van het NGO Coordination Support Office (CSO) van de logistieke afdeling van de Verenigde Naties in Port-au-Prince, herkent zich niet in de kritiek dat er een gebrek aan coördinatie zou zijn. “Die goedkope kritiek zingt rond zonder dat er goed onderzoek naar is gedaan”, zegt hij. “Het is dooddoener geworden.” Volgens Joseph zijn er “praktische en aantoonbare resultaten” geboekt.

Vooruitgang

Het Inter-Agency Standing Committee (IASC) publiceerde op 15 juli een rapport waarin gewezen wordt op “de perceptie van een gebrek aan coördinatie” bij de start van de hulpverlening, maar meldt dat sindsdien veel vooruitgang is geboekt op dat gebied.
Het CSO waar Joseph directeur van is en dat enkele dagen na de aardbeving werd opgezet, kent volgens Joseph “geen precedent.” Het enige doel van het kantoor is het coördineren van hulp. Het CSO werd opgericht door InterAction, een alliantie van 190 Amerikaanse ngo’s en werkt nauw samen met het VN-Kantoor voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA).
Vorige week presenteerde InterAction een prototype van zijn Haiti Aid Map, een kaart die bestaande humanitaire projecten visualiseert in een poging de coördinatie tussen hulpverleningsorganisaties te verbeteren.

Clusters

Vragen over de coördinatie spelen echter niet alleen tussen ngo’s, maar ook bij verschillende VN-clusters waarbinnen de ngo’s opereren. De clusterbenadering verdeelt de rollen en verantwoordelijkheden tussen VN-groepen, ngo’s en andere partijen op twaalf terreinen, zoals voedselvoorziening, telecommunicatie, veiligheid en sanitatie en hygiëne.
Een van de aanbevelingen uit het IASC-rapport, dat de hulpverlening in de afgelopen zes maanden evalueerde, is aandacht te besteden aan betere communicatie tussen de clusters. Die zouden zich vaak te beperkt op activiteiten in hun eigen sector richten.
“Op het VN-Kantoor loopt alles prima, maar als je ter plekke bij de projecten gaat kijken, raak je gefrustreerd”, zegt Igeoma Simon, die voor de aardbeving werkte aan het opzetten van mobiele klinieken en zich nu bezighoudt met jongerenprojecten op Haïti.
“Als het cluster Gezondheidszorg zijn activiteiten niet afstemt op de activiteiten van het cluster Onderwijs, heb je een probleem”, zegt Simon. “De onderwijsmensen zijn alleen met onderwijs bezig, mensen die voor opvang zorgen, houden zich alleen met opvang bezig en gezondheidswerkers alleen met medische zaken. De een weet niet wat de ander doet.”
Jolanda van Dijk, clustercoördinator van OCHA in Haïti, reageerde niet op herhaalde verzoeken om commentaar.

Wederopbouw

Na de eerste noodhulp, ligt de nadruk op Haïti nu op wederopbouw. Daarmee is het werk van hulpverleningsinstanties nog lang niet afgerond en dat is terug te zien in de massale aanwezigheid van deze organisaties. Betrouwbare cijfers over het aantal actieve ngo’s zijn er niet. De schattingen variëren van een paar honderd tot wel tienduizend.
Zelfs voor de aardbeving waren er in Haïti al veel ngo’s actief. Het land werd wel eens een “Republiek van Ngo’s” genoemd.