Internationale handel en genderongelijkheid

Internationale handel en genderongelijkheid

Samira Wymeersch

01 mei 2002

Het proces van handelsliberalisering in Mexico begon met de toetreding van Mexico tot de GATT in 1986, en werd verdergezet met een reeks van handelsakkoorden, het eerste met Chili in 1992. De economische relatie tussen de EU en Mexico startte met het Samenwerkingsakkoord in 1975.

ACHTERGROND

In 1995 zorgden nieuwe onderhandelingen ervoor dat de Europese Investeringsbank projecten financierde in Mexico. Verschillende Europese landen investeerden al in Mexico op basis van bilaterale akkoorden voor wederzijdse promotie en bescherming van investeringen.

Hoewel deze bilaterale akkoorden belangrijke antecedenten waren voor vrijhandelsakkoord tussen de EU en Mexico, was hun impact minimaal, gezien het bescheiden aandeel van Mexico in de buitenlandse handel van de EU. In 1998 stond Mexico op de 21e plaats op de ranglijst van de export van de EU en 34e op de ranglijst van de import . De invoering van NAFTA (North America Free Trade Agreement, met Mexico, de Verenigde Staten en Canada) vanaf 1 januari 1994, had een belangrijke negatieve impact op de handel tussen de EU en Mexico: van 11 procent in 1990 naar 6 procent in 1998. In 1998 bedroeg het volume aan directe buitenlandse investeringen in Mexico afkomstig uit de Europese Unie slechts 32,9 procent van het volume van de VS.

In deze context betekende het akkoord voor de EU de kans om haar concurrentiepositie t.a.v. de VS te verbeteren en haar marktaandeel in Latijns-Amerika te vergroten. Voor Mexico bood de ondertekening de mogelijkheid om zijn handel te diversifiëren en uit te breiden. In 1997 ondertekenden de Mexicaanse regering en de EU het Akkoord van Economische Associatie, Politieke Overeenkomst en Samenwerking, of het Globaal Akkoord. Het trad in werking op 1 oktober 2000.

HET ONDERHANDELINGSPROCES

Als ontwikkelingsland had Mexico binnen het handelsakkoord een speciale voorkeursbehandeling kunnen onderhandelen. Bijvoorbeeld met een meer geleidelijke reductie van de toltarieven, en het opzetten van compensatiefondsen om de negatieve effecten van het Akkoord – waaronder deze op vrouwen – te milderen. Dit principe van asymmetrie, erkend door de WTO, was niet in de onderhandelingen opgenomen. Het Vrijhandelsakkoord is gebaseerd op het principe van “nationale behandeling”, d.w.z. dat buitenlandse en lokale (nationale) investeerders identiek behandeld moeten worden: nationale investeerders of industrieën krijgen geen voorrang. Het Handelsakkoord Mexico – EU gaat zelfs verder dan de regels opgesteld door de WTO, zeker m.b.t. diensten, investeringen en intellectuele eigendom.

Op het eerste gezicht is het akkoord voordelig voor Mexico, omdat het een geleidelijke tariefreductie voorziet in bepaalde sectoren. Maar dit voordeel is beperkt, omdat Mexico in een regeling stapt met hogere tarieven.

Ook het handelstekort met de EU wijst op asymmetrie tussen de twee partijen. Mexico heeft al sinds 1980 een groeiend handelstekort met de EU. In de periode 1991-80 vertegenwoordigde dit 77,61 procent van het totale geaccumuleerde handelstekort. De export van Mexico omvat vooral petroleum, voertuigen, koffie, motoren en suiker, terwijl de import vanuit de EU bestaat uit industriële producten met een veel hogere toegevoegde waarde.

Enkele bijkomende cijfergegevens illustreren de asymmetrie :
in 1998 bedroeg het gemiddelde loon in Mexico 33 keer minder dan het loon in Duitsland en 25 keer minder dan dat in Frankrijk;
in 1998 lag het inkomenper hoofd in Mexico lager dan dat in de minstontwikkelde landen van de EU (Mexico: 4,386 dollar per jaar; Portugal: 10,574 dollar per jaar);
productiviteit en concurrentie hebben te maken met investeringen in onderzoek en ontwikkeling. In 1996 had Frankrijk 60 onderzoekers per 10.000 arbeiders, in vergelijking met 6 onderzoekers in Mexico.

Gezien deze ongelijkheid zou het liberaliseringsproces meer in stappen moeten verlopen om de zwakste sectoren te beschermen. Maar het Akkoord stelt dat tegen 2010 95 procent van alle handel tussen Mexico en de EU geliberaliseerd moet zijn. Er is dus geen spraak van een geleidelijke invoering. Dit soort bescherming is nochtans nodig voor sectoren die zich niet snel kunnen aanpassen aan concurrentie met een sterkere handelspartner. In die sectoren zijn vrouwen doorgaans in de meerderheid. Vrouwen die dit beleid actief afwijzen hebben weinig kans op succes, omdat het internationale handelsakkoord primeert op nationale wetgeving.

Het ergste is dat het Akkoord noch in de EU noch in Mexico democratisch is onderhandeld. De rechten van de civiele maatschappij en van de vrouwenbewegingen in het bijzonder werden niet gerespecteerd: er is geen enkel overleg geweest. Zelfs leden van het parlement waren niet volledig geïnformeerd over het Akkoord dat ze moesten ondertekenen: de tekst die ze tekenden, was niet de definitieve tekst. Alleen een niet-representatieve groep van zakenmensen werd geconsulteerd.

INHOUD VAN HET AKKOORD TUSSEN MEXICO EN DE EUROPESE UNIE

Het Akkoord van Economische Associatie, Politieke Overeenkomst en Samenwerking tussen de EU en Mexico omvat:

institutionalisering van de politieke dialoog;
uitbreiding van de samenwerking;
handel en economische activiteiten door (preferentiële) bilaterale handelsliberalisering volgens de regels van de WTO.

“Politieke dialoog” verwijst naar overleg met betrokkenen over bilaterale en multilaterale zaken van “gemeenschappelijk belang”, en omvat een “democratische clausule”. “Samenwerking” refereert aan een groot aantal gebieden, van mensenrechten tot investeringen.

Het handelsakkoord telt 11 hoofdstukken: markttoegang, regels van oorsprong, technische normen, sanitaire en fytosanitaire normen, veiligheidswaarborgen, investeringen en gerelateerde betalingen, handel in diensten, overheidsaankopen, concurrentie, intellectuele eigendom, en oplossen van geschillen. In de verwerkende industrie moet de handel volledig geliberaliseerd zijn tegen 2007. Tegen 2010 zal 62 procent van de landbouw geliberaliseerd zijn.

GEEN VROUWENRECHTEN IN HET VRIJHANDELSAKKOORD
DE BEDRIJFSWERELD ALS ENIGE GECONSULTEERDE PARTIJ

Tijdens de onderhandelingen over de verschillende commerciële akkoorden ondertekend door Mexico de laatste jaren, heeft de regering slechts een kleine selecte groep van vertegenwoordigers van de bedrijfswereld uitgenodigd, en de kleine en middelgrote ondernemingen stelselmatig uitgesloten. Deze vertegenwoordigers van de bedrijfswereld stelden lijsten op van tariefvoorstellen voor de sectoren die ze vertegenwoordigden. Deze documenten bevatten een diepte-analyse van de productieve structuur om mogelijke risico’s te identificeren en tijdschema’s voor te stellen om tariefstructuren te ontmantelen.

Afgevaardigden van de Coordination of Business Organisations for Foreign Trade ontmoetten de Mexicaanse onderhandelaars tijdens de periodes tussen de onderhandelingsrondes, om de voorgestelde tariefreducties te bespreken. Uit deze ontmoetingen blijkt duidelijk dat de grote consortiums het proces sturen, en niet de kleine en middelgrote bedrijven. Het uitsluiten van de onderhandelingen van andere belangrijke actoren zoals vakbonden, sociale organisaties en vrouwenorganisaties, gebeurt vaak in Mexico en andere landen.

Net zoals men geen mechanismen wil opzetten om de rechten van de werknemers te respecteren, het milieu te beschermen, enz., omdat dit de investeringen in Mexico zou kunnen afremmen. Zo verwierp de Mexicaanse regering in juni 2000 de OESO-gedragsregels voor multinationale ondernemingen, omdat deze richtlijnen het mogelijk maakten om bedrijven die niet in orde zijn met deze regels met naam en toenaam te vermelden. De Mexicaanse regering vreesde dat ngo’s en vakbonden van geïndustrialiseerde landen zich vijandig zouden opstellen t.a.v. mno’s in Mexico, of mno’s die zich in Mexico willen vestigen.

DE “DEMOCRATISCHE CLAUSULE”

Artikel 1 van het Vrijhandelsakkoord stelt dat “respect voor de democratische principes en fundamentele mensenrechten, zoals vermeld in de Universele Verklaring van de Mensenrechten, het intern en internationale beleid van de partijen inspireert en een essentieel onderdeel uitmaakt van het huidige Akkoord”. De Democratische Clausule werd door de civiele maatschappij beschouwd als een stap voorwaarts om van handel een instrument te maken voor duurzame ontwikkeling en respect voor mensenrechten, ook economische en sociale. Maar deze Clausule refereert nergens aan speciale akkoorden of conventies aangaande politieke, sociale, culturele of economische rechten of aan gelijkheid van vrouwen. De Clausule blijft heel algemeen en bevat geen instrumenten tot implementatie.

De Democratische Clausule is een onderdeel uit van alle commerciële akkoorden van de EU. Vanuit het standpunt van de EU, maakt deze clausule het verschil tussen het Vrijhandelsakkoord en NAFTA. Maar door het gebrek aan instrumenten is de Clausule niet meer dan een intentieverklaring.

ANDERE SPECIFIEKE VOORZIENINGEN VAN HET HANDELSAKKOORD TUSSEN DE EU EN MEXICO

Het Akkoord moet de “politieke dialoog” institutionaliseren, maar de richtlijnen zijn vaag en daarom moeilijk toepasbaar. Het Akkoord biedt geen waarborg dat afgevaardigden van georganiseerde vrouwen deelnemen aan de besluitvorming noch als officiële vertegenwoordigers, noch bij consultaties over de inhoud van de dialoog. De verwijzing naar het principe van good governance is een onvoldoende garantie voor de participatie van vrouwen.

Artikel 39 promoot samenwerking m.b.t. mensenrechten en democratie, meer specifiek op het gebied van ontwikkeling van de civiele maatschappij en het functioneren van de democratische instellingen. Niettegenstaande dit artikel werd het Akkoord zelf op een zeer antidemocratische wijze onderhandeld.

Artikel 22 bepaalt de omstandigheden waarin de Mexicaanse regering uitzondering kan maken op de regels voorzien in het Akkoord. Partners kunnen maatregelen opzetten of behouden die noodzakelijk zijn om mensen, dieren, planten en/of gezondheid te beschermen, met uitzondering van situaties waarin deze maatregelen gebruikt kunnen worden als economisch protectionisme. Er is echter geen ruimte voor de bescherming van kwetsbare groepen, bv. door subsidies of maatregelen gericht op gelijkheid. Ook hier zorgt de vaagheid voor een moeilijke toepassing en een onaanvaardbaar vrije interpretatie.

Artikel 15 bevat de waarborgclausule, waarbinnen een partner een bepaalde sector kan beschermen in geval van ernstige bedreiging of onrust. Deze maatregel mag enkel gedurende een bepaalde, op voorhand vastgelegde tijdspanne gelden. Bovendien moet het land dat deze maatregel neemt, de andere partner vergoeden. Dit kan de bereidheid van de regering om deze te maatregel te gebruiken om bv. sectoren te beschermen die belangrijk zijn voor vrouwen, gevoelig beperken.

Artikel 20 verwijst naar onderwerpen die verband houden met informatie, zoals het verspreiden van het Akkoord zelf. Het maakt echter geen melding van problemen i.v.m. ongelijke toegang tot informatie voor burgers, meer bepaald de meest benadeelde, zoals vrouwen met een laag opleidingsniveau. Artikel 28 van het Akkoord stelt dat beide partners blijven samenwerken in de strijd tegen drugshandel en witwaspraktijken. Maar nergens in het Akkoord wordt melding gemaakt van vrouwenhandel. Artikel 40 ten slotte, voorziet de mogelijkheid tot toevlucht bij het Speciale Comité over Intellectuele Eigendom in het geval van schadelijke omstandigheden.

Deze omstandigheden worden echter gedefinieerd in termen van de bescherming van de eigendomsrechten, niet in termen van de bescherming van de gebruikers. Door het systeem van patenten op intellectuele eigendom hebben inheemse vrouwen geen enkele kans om (economisch) voordeel te halen uit hun controle over traditionele methodes en kennis van landbouw of medicijnen. De bescherming van intellectuele eigendom beschermt de grote multinationale ondernemingen en ontneemt volkeren de toegang tot hun eigen bronnen.

EEN ANALYSE VAN HET AKKOORD VANUIT GENDERPERSPECTIEF

In dit deel analyseren we de effecten van economische liberalisering op vrouwen, zowel m.b.t. het opnemen van vrouwen in de arbeidsmarkt, als m.b.t. reproductieve of huishoudelijke arbeid. We geven een overzicht van enkele aanpassingen veroorzaakt door de liberalisering van handel en economie in Mexico in de laatste jaren. We onderscheiden drie niveaus:

effecten op tewerkstellingspatronen van mannen en vrouwen in de context van een herstructurering van de arbeidsmarkt. Hier bespreken we het belang van het aantal nieuw gecreëerde werkplaatsen en de aard en kwaliteit ervan. We bekijken waar vrouwen werken en onder welke omstandigheden;

het belang van reproductieve en huishoudelijke arbeid. Dat betekent een belangrijke werklast als het om onbetaald werk gaat, voornamelijk voor vrouwen;

• tot slot bekijken we de implicaties van dit ontwikkelingsmodel op de toekomst van het land vanuit het standpunt van vrouwenrechten.

PRODUCTIEF WERK

Tussen 1991 en 1999 nam de Mexicaanse bevolking toe met 12, 6 miljoen en het aantal werkkrachten met 8,5 miljoen. In 1999 bedroeg het totaal aantal inwoners 97 361 711. De werkloosheidscijfers schommelen tussen de 2 en 5 procent, een cijfer dat niet representatief is, als men weet dat mensen die slechts één uur per week werken al worden beschouwd als nietwerkloos.
Het nettocijfer voor economische participatie is gestegen van 43,5 procent in 1970 naar 56,6 procent in 1997. De deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt is enorm toegenomen, veel meer dan deze van mannen.

In 1970 was 1 op 5 vrouwen economisch actief, in 1990 was dit 1 op 3 vrouwen. Bovendien zijn er nu meer vrouwelijke werknemers met kinderen die na hun huwelijk blijven werken.
Een groot deel van de werkende vrouwen zijn zelfstandig (self-employed), vooral in handel, industrie en dienstensector. “Zelf-tewerkstellling” biedt vrouwen meer flexibiliteit voor hun huishoudelijke verplichtingen. In de periode 1991-97 was de toename in de tewerkstelling van vrouwen in absolute cijfers geconcentreerd in de diensten, de handel en de verwerkende industrie. Tegelijk nam de aanwezigheid van vrouwen in de traditioneel mannelijke sectoren als bouw en ontginning, zowel in absolute als relatieve termen af.

In deze periode kwam een groot aantal vrouwen terecht in de landbouwen visserijsector – een trend die grotendeels samenvalt met het verlies van ongeveer een miljoen arbeidsplaatsen voor mannen in dezelfde sector tussen 1993 en 1996. Dat is vooral te verklaren door de snelle groei van de agro-export, en door de negatieve effecten van handelsliberalisering op de landbouwsector, vooral op familiebedrijven.

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

De deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt zit voornamelijk in de slechtst betaalde en meest onstabiele jobs: in de informele sector, in ‘zelftewerkstelling’ en in kleine bedrijfjes. In de periode 1991-97 had een verandering plaats bij mannelijke werknemers: het aantal werknemers in loondienst nam toe, en het aantal niet-betaalde werknemers daalde. Bij de vrouwelijke werknemers is de trend net omgekeerd: er is een daling in het aantal werknemers in loondienst en een stijging in het aantal niet-betaalde of zelfstandig werkenden.

Gegevens over bijkomende voordelen (zoals sociale uitkeringen enz.) bevestigen dit. In 1991 werkte 26,8 procent van de vrouwelijke werknemers in loondienst zonder extra voordelen, in 1997 reeds 32,3 procent. Bij de mannen daalde dat percentage van 73,2 procent naar 67,7 procent.
Ten slotte blijkt de trend naar meer marginale jobs voor vrouwen ook uit een analyse van de inkomensverdeling per geslacht. Hieruit blijkt dat het percentage vrouwen dat minder verdient dan het minimuminkomen relatief is toegenomen, in vergelijking met het percentage bij mannen: van 34,7 procent in 1991 naar 43,8 procent in 1997.

LOONDISCRIMINATIE EN ARBEIDSSEGREGATIE

In 1998 werkten vrouwen vooral in de traditioneel vrouwelijke sectoren zoals onderwijs (164 vrouwen tegenover 100 mannen), kantoor (114 vrouwen tegenover 100 mannen), en thuiswerk (896 vrouwen tegenover 100 mannen). In beroepen zoals managers in de privésector of overheidsfunctionarissen, vertegenwoordigden ze een minderheid (25 vrouwen tegenover 100 mannen).
Arbeidssegregatie komt zowel in nationale als buitenlandse bedrijven voor. Vrouwen worden verwezen naar jobs die traditioneel met vrouwelijke rollen geassocieerd worden en hebben weinig toegang tot hoge functies. Slechts 1,6 procent van alle vrouwen met een inkomen zijn werkgever of eigenaar. Dit percentage daalde nog in de periode 1991-97: momenteel is er bij de 100 belangrijkste mensen uit de bedrijfswereld slechts één vrouw. Vrouwelijke ondernemers in Mexico vinden we vooral in de kleine en middelgrote ondernemingen.

Vrouwen verdienen minder dan mannen, en hebben vaak tijdelijke en heel onstabiele jobs. Zelfs in sectoren waar vrouwen in de meerderheid zijn, worden zij minder betaald dan hun mannelijke collega’s. In thuiswerk (60,9 procent van het gemiddelde loon van een man), maar ook in het onderwijs (81,4 procent van het gemiddelde loon van een man).

REPRODUCTIEF WERK

Het huidige economische model en het economische en commerciële beleid dat erop gebaseerd is, veronderstelt het behoud van een arbeidsverdeling op basis van geslacht. Sociale reproductie en zorg, taken die van fundamenteel belang zijn voor het verder bestaan en welzijn van de mensheid, worden naar de “huishoudelijke” sfeer verwezen en naar de verantwoordelijkheid van vrouwen. Ze worden niet als essentieel onderdeel van de maatschappij beschouwd, tellen niet als “werk”, en hebben bijgevolg geen economische waarde.

Dit concept van “arbeid” toont duidelijk aan dat economische en commerciële beleid niet genderneutraal is. Integendeel, het bestaan en de ontwikkeling van dit beleid zijn afhankelijk van een reeks impliciete veronderstellingen over hoe de diverse activiteiten van mensen ingedeeld moeten worden (wie onderneemt ze, welke activiteiten verdienen vergoeding, …). Deze veronderstellingen zijn geen weerspiegeling van intrinsieke eigenschappen van de menselijke soort. Ze maken deel uit van een waardesysteem gecreëerd door de mens.

EEN GROTE WEERSLAG OP HET LEVEN VAN VROUWEN

Door de toenemende armoede zoeken meer en meer vrouwen een betaalde job om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Vaak zijn dat onderbetaalde jobs in bedenkelijke omstandigheden. Anderzijds maakt de genderverdeling van arbeid, zowel thuis als in de maatschappij, dat vooral vrouwen verantwoordelijk blijven voor reproductieve taken.

Daarnaast is het belangrijk om te wijzen op de toegenomen werklast in het huishoudelijk werk als gevolg van de recente economische hervormingen. De daling van overheidsbudgetten door het verminderen of afschaffen van toltarieven, belastingen en andere bronnen van inkomen voor de overheid, heeft geleid tot het drastische terugschroeven van de sociale uitgaven. De sociale uitgaven van de overheid daalden doorheen de jaren ’80 en herstelden nadien nauwelijks. Dit had op zijn beurt een directe impact op de reikwijdte en kwaliteit van programma’s en diensten in de reproductieve sfeer gericht naar families – bv. het voorzien van dagcentra, gezondheidsdiensten en diensten voor ouderen. De kosten van deze diensten werden doorgeschoven van de publieke sector naar de gemeenschappen en gezinnen, waar vrouwen doorgaans deze extra last moeten dragen.

IMPACT OP DE NATIONALE ECONOMISCHE PRESTATIES

Omdat vrouwen verplichtingen hebben in de reproductieve sfeer, zijn hun mogelijkheden om deel te nemen aan de arbeidsmarkt beperkt. Beschikbare alternatieven, zoals het betalen voor diensten en het zoeken naar hulp van familie, raken verder buiten bereik, omdat de armoede toeneemt, het aantal vrouwen met uitkering vermindert, en omdat uitgebreide families minder voorkomen.

Een optie die en toe voorkomt, is het bedrijfsmodel, waarbij bedrijven enkele van deze diensten aanbieden als onderdeel van het tewerkstellingspakket. Maar die bedrijven blijven een kleine minderheid.
De arbeidsindeling gebaseerd op gender, heeft niet alleen negatieve effecten op de levenskwaliteit van vrouwen, maar ook op hun efficiëntie als producent.

De economische prestaties van een land lijden daaronder. De verantwoordelijkheid van vrouwen voor de reproductieve taken van de gemeenschap belet hen om volop gebruik te maken van onderwijs en opleiding – wat hun tewerkstellingsmogelijkheden aanzienlijk beperkt. Deze beperkingen beginnen al op vroege leeftijd.

van de meisjes die het middelbaar onderwijs afwerkten, schreven zich 92,7 procent in voor hoger onderwijs in het schooljaar 1997-98, tegenover 96,1 jongens van de jongens;

hoewel meer meisjes dan jongens de lagere school afronden, geraken ze moeilijker in de middelbare school. In het schooljaar 1997-1998, slaagde 14,7 procent van alle meisjes die lagere school voltooiden er niet in om naar het daaropvolgende niveau over te gaan, tegenover 9,8 procent van de jongens;

CONCLUSIES: HANDELSLIBERALISERING EN RECHTEN VAN VROUWEN

Het handelsbeleid heeft vooral een negatief effect op Mexicaanse vrouwen, omdat hele sectoren van de economie niet kunnen concurreren met goedkope import . Daarbovenop komt de ontmanteling van de sociale en economische structuren door het beleid van structurele aanpassing.

Dat leidt tot marginalisering van een steeds groter deel van de bevolking. Maar vooral de impact op het leven van vrouwen is heel negatief. Op huishoudelijk niveau worden zij slachtoffer van een falende economische en sociale dienstverlening. Op de arbeidsmarkt krijgen ze moeilijk toegang tot productieve bronnen (onderwijs, opleiding, land, krediet). Door deze situatie komen steeds meer vrouwen op de arbeidsmarkt, waar ze een groeiend deel van de slechtste jobs innemen.

Ook in dynamische sectoren die wel kunnen concurreren op de wereldmarkt, plukken vrouwen niet dezelfde vruchten als mannen. De groei in de agro-industrie bv. leidde tot een belangrijke stijging van het aantal vrouwelijke werknemers, enkel omdat de sector nood had aan goedkope en flexibele arbeid om zijn concurrentiepositie op de wereldmarkt te handhaven, met de uitbuiting van de vrouwelijke arbeidskrachten tot gevolg. In de exportgerichte maquiladora sector was er door de introductie van gespecialiseerde technologie dan weer behoefte aan opgeleid personeel, over het algemeen mannen. Deze tendensen hebben de kloof tussen mannen en vrouwen m.b.t. het tewerkstellingspatroon en de voordelen die hieruit te puren zijn, nog breder gemaakt.

Tewerkstelling in de productieve sfeer biedt veel vrouwen kansen. Maar deze voordelen gaan vaak ten koste van een regelmatige en systematische schending van hun mensenrechten. Een Vrijhandelsakkoord kan en moet deze negatieve effecten van handelsliberalisering vermijden; zeker wanneer beide partijen ondertekenaars zijn van bestaande internationale akkoorden over mensenrechten. In deze zin wijst het Handelsakkoord tussen Mexico en de EU op de incoherentie van het beleid van de Unie, een incoherentie die aangepakt moet worden.

De auteur is genderverantwoordelijke bij de studiedienst van 11.11.11.