Iran blijft zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen

Iran blijft zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen

Lieselot Vandierendonck

09 september 2010

Iran schendt de vrouwenrechten, zegt Nobelprijswinnares Shirin Ebadi. Verschillende rapporten tonen aan dat het beleid van president Mahmoed Ahmadinejad gedurende zijn eerste ambtstermijn zeer nefast was voor de mensenrechten. Zet Ahmadinejad, herkozen in juni 2009, zijn beleid voort of breekt hij met het verleden?

Gedurende de voorbije jaren werden in Iran enkele negatieve trends waargenomen op het vlak van de schending van de mensenrechten. Dat blijkt althans uit rapporten van de VN, van Human Rights Watch en van Amnesty International. Zo kende het land een stijging van het geweld tegen vrouwen en leven mensenrechtenactivisten en opposanten onder een constante vrees voor arrestaties en bedreigingen.
Bovendien laat Iran zich al jaren in met folteringen, executies door steniging en terechtstellingen van minderjarigen. Pogingen om het tij te doen keren, zijn vooralsnog nutteloos. Een voorbeeld hiervan is dat een verbod op de terechtstelling van minderjarigen nog steeds geen wettelijke navolging kreeg. In 2009 rapporteerde Amnesty International dat nog steeds meer dan honderd minderjarigen geëxecuteerd werden.
Ook onder het huidig beleid van Ahmadinejad gaan de schendingen van de mensrechten gestaag door. Human Rights Watch noemt de situatie desastreus en op de website Iran Human Rights verschijnen wekelijks berichten over executies, stenigingen en folteringen. 
Shirin Ebadi, mensenrechtenactiviste en Nobelprijswinnaar voor de Vrede in 2003, uit haar grote bezorgdheid over de veelvuldige schendingen van de mensenrechten in Iran op een persconferentie in Brussel, georganiseerd door de Fereratie van Mensenrechtenorganisaties (Fidh). Voor haar zijn de arrestaties van mensenrechtenactivisten en advocaten een weerspiegeling van hoe ernstig de situatie in Iran momenteel is. Ook over de positie en de rechten van de vrouw maakt ze zich zorgen.
In de Iraanse grondwet staat geschreven dat vrouwen geen scheiding kunnen aanvragen en dat ze erg beperkte eigendomsrechten hebben. Deze, en andere wetten, duiden op een zeer onvrouwvriendelijk en discriminerend beleid dat gevoerd wordt in Iran.
Een recent voorbeeld van het Iraanse wanbeleid inzake de rechten van de vrouw is de rechtszaak tegen Sakineh Mohammadi Ashtiani. Deze 43-jarige moeder van twee werd in 2006 veroordeeld tot 99 zweepslagen wegens twee buitenechtelijke relaties na de dood van haar man. De aanklacht veranderde later nog in overspel, doodslag en moord. Mohammadi Ashtiani, die de feiten steeds ontkend heeft, kreeg hiervoor als straf de dood door steniging. Onder druk van de internationale gemeenschap maakten de Iraanse autoriteiten onlangs bekend dat “de executie door steniging voorlopig opgeschort wordt”. Dit laat evenwel in het midden of Mohammadi Ashtiani volledig vrijgesteld is van de doodstraf, of dat zij alsnog geëxecuteerd kan worden, dan wel op een andere manier.
Op 8 september veroordeelde het Europees Parlement in een resolutie de terdoodveroordeling van Mohammadi Ashtiani. Naar aanleiding van het bezoek van Shirin Ebadi in Brussel, uitte ook Steven Vanackere, vicepremier en minister van buitenlandse zaken, zijn bezorgdheid over de situatie. Hij stelde dan ook dat de Belgische diplomatie zich actief zal inzetten voor het herroepen van de straf.
De rechtszaak tegen Mohammadi Ashtiani toont aan dat Iran alle internationale regels en verdragen aan zijn laars lapt. Het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (ondertekend door Iran) schrijft immers voor dat in die landen waar de doodstraf nog niet afgeschaft werd, ze enkel uitgevoerd mag worden bij ernstige criminele feiten. Shirin Ebadi benadrukt dat door de veelvuldige schendingen van mensenrechten de sociale en economische situatie in Iran erg slecht is. Officiële cijfers zeggen dat één op zeven onder de armoedegrens leeft, maar Ebadi is er stellig van overtuigd dat dit cijfer de realiteit zwaar onderschat.
De druk op Iran vanuit de internationale gemeenschap is groot, maar toch stuurt Shirin Ebadi erop aan dat Europa en de Verenigde Staten hun stem nog meer moeten doen gelden. ‘Iran mag in onderhandelingen niet alleen aangesproken worden over nucleaire programma’s, ook mensenrechten moeten een prioritair programmapunt zijn. Zoals de zaak Mohammadi Ashtiani duidelijk aantoont, kan de internationale gemeenschap genoeg politieke druk uitoefenen op Iran. In de strijd tegen de mensenrechtenschendingen is het echter van belang om die politieke invloed ook in de toekomst te doen gelden.’