Je bestaat maar als je stem gehoord wordt

Je bestaat maar als je stem gehoord wordt

Martine Verbraeken

01 mei 2001

Ontkend, verworpen, uitgebuit. Onze maatschappij heeft Abdel niet met open armen ontvangen. Toch heeft deze tweeëndertigjarige Tunesiër er goeie hoop op dat hij geregulariseerd zal worden. Zes maanden geleden, toen hij zijn aanvraag indiende, kreeg hij eindelijk een arbeidsvergunning.

Abdel: ‘Ik heb van blijdschap een halfuur op mijn bed staan springen. Na negen jaar in de illegaliteit mocht ik eindelijk legaal werken, kon ik een bankrekening openen, lid worden van de mutaliteit, mij inschrijven in de gemeente. Zelfs belastingen betalen zal ik met plezier doen.’ In Tunesië zat de toekomst dicht voor Abdel. Er was geen geld om verder te studeren, er was geen werk. Op het ogenblik dat hij zijn legerdienst moest vervullen, dat wil zeggen twee jaar in moeilijke omstandigheden in de woestijn gaan leven, vertrok hij. Volgens de Belgische overheid komt Abdel niet in aanmerking voor asiel, al woedt er een stille oorlog volgens Abdel. ‘Er is maar één politieke partij en de huidige president werd al driemaal als enige presidentskandidaat met negenennegentig procent van de stemmen verkozen. Onafhankelijke vakbonden zijn verboden, de leiders van de mensenrechtenbeweging zitten in de gevangenis en journalisten mogen de regering alleen in een positief daglicht stellen. Overal is er politie aanwezig, zelfs in de scholen. Als kind van tien heb ik moeten toezien hoe politie-agenten mijn vader sloegen en trapten tot ze hem dood waanden. Dat alles omwille van een bouwovertreding waar die oude man, die niet kon lezen of schrijven, geen flauw benul van had. Ik keek toe en huilde. Vanaf toen was mijn land mijn vaderland niet meer.’

De eerste periode in België zag Abdel zwarte sneeuw. ‘Zes jaar lang heb ik zonder ophouden gewerkt, veertien uur per dag voor honderd frank per uur. Ik deed vuil werk, werd slecht betaald en woonde in een oude caravan waar ik mij in de winter niet kon verwarmen. Ik accepteerde mijn situatie want ik had geen andere uitweg. Officieel bestond ik zelfs niet. En ik wou mijn ouders, die in Tunesië achtergebleven waren, een waardig leven geven. Ze hebben nu een dak boven het hoofd, water, elektriciteit en een telefoon.’

Op dit ogenblik leidt Abdel een intens sociaal leven. Hij is actief als vrijwilliger bij Open Grenzen, zet zich in in het jeugdhuis, ondersteunt een Anderlechtse vluchtelingenvereniging, is lid van de KWB en verzorgt wekelijks een multicultureel halfuurtje bij een vrije radio.

Abdel fleurt ervan op. ‘Actief zijn geeft me meer vrijheid. Daardoor lééf ik en besta ik. Je bestaat maar als je stem gehoord wordt.’ En hij filosofeert: ‘Ik wil dat mijn leven ergens toe dient. Ik ben hier niet alleen om te eten en te slapen. Ik wil iets doen aan de kijk die men hier heeft op vreemdelingen, door met de leden van de KWB samen naar een film over Palestina te kijken, door te discussiëren over discriminatie binnen de vakbond of door Marokkaans te eten in het jeugdhuis. Dat leidt tot meer solidariteit. Het belangrijkste is dat je samen leeft en dat je ervaart dat dat zonder problemen kan.’

Wereldsolidariteit voert deze maand campagne met de slogan: Migratie. Stop het onrecht, niet de mensen. In de Kempen wordt o.a. een tournee met de film Bread and Roses georganiseerd, in Genk is er zelfs een festival met vier films over migratie. Informatie: Wereldsolidariteit, Haachtsesteenweg 579, 1031 Schaarbeek. 02.246 36 83.