Van Toevanen tot Weekendsjamanen
Drie tentoonstellingen in drie Europese landen, over één thema. Dan is er sprake van een trend. De sjamaan is terug van weggeweest. Gelukkig zijn er een paar geleerden die erover waken dat de juiste informatie gegeven en de juiste definitie gehanteerd worden.
‘Toevaanse sjamanen zijn geboren tovenaars, zangers, muzikanten, zetters van gebroken beenderen, waarzeggers, profeten, genezers en astrologen.’ Dat zegt Mongoesj B. Kenin-Lopsan, Toevaans schrijver, onderzoeker en ingewijde in het sjamanisme. Hij kan het dus weten. Waarom is dat sjamanisme zo goed bewaard en overgeleverd, zelfs ondanks de vervolgingen tijdens de sovjetperiode? Dat is, zegt Kenin-Lopsan, ‘dankzij de erg zuivere lucht, de prachtige seizoenen en de magische stralen van de zon, de maan, de sterren en de negen planeten van het Heelal.’ En, hoewel de Toevaanse geleerde op het einde van zijn bijdrage aan ‘In de ban van de sjamaan’ de repressie door de communistische machthebbers aanklaagt, noteert hij elders dat ‘vuil water de grootste vijand is van de sjamanen van Toeva’. Het klinkt allemaal erg veelbelovend: de sjamaan als verre voorouder van de hedendaagse milieuactivist én als de aandrager van de –door die groene actievoerder- zo gezochte ecologische spiritualiteit. Ernstige onderzoekers plaatsen echter grote gevarentekens bij die eenvoudige transplantatie van de traditionele, Centraal-Aziatische of Noord-Amerikaanse sjamaan naar onze postmoderne, West-Europese maatschappij. Toch gebeurt dit laatste en wel in toenemende mate. Alexandra Rosenbohm doet in ‘Wat bezielt de sjamaan’ een greep uit het ‘cursusaanbod’ dat ze aantreft in esoterische tijdschriften: ‘De sjamanistische reis naar kracht en heelwording; Dood en sterven vanuit de sjamanistische visie; Keltisch sjamanisme; Het medicijnwiel van de spirituele seksualiteit; De kracht van de zweethut; Kachina-dans en de magie van het dromen; Rituele dansen en extasedansen; Trance- en droomreizen.’ Ze signaleert zelfs de mogelijkheid om je vakantiereis te boeken bij Spirit adventures – Shamanistic Travel. Het besluit van Rosenbohm is duidelijk: ‘Terwijl in kleine, traditionele ‘sjamanistische’ samenlevingen normaliter slechts weinig mensen de rol van sjamaan op zich wensen te nemen en nog minder mensen deze positie ook werkelijk bereiken, claimen organisaties uit de neosjamanistische scène dat iedereen zich deze vermogens –vaak binnen een weekend- eigen kan maken.’
Terug naar de oorsprong en naar de authentieke sjamaan. De benaming ‘sjamaan’ zou ons naar die wortels moeten voeren, maar wie een paar artikels leest over het onderwerp, merkt al gauw dat van enige eensgezindheid geen sprake is. De persmededeling van het Amsterdamse Tropenmuseum vermeldt dat ‘sjamaan’ teruggaat op ‘šaman’, een Evenkisch-Toengoesische term die betekent ‘een mens die weet, iemand die verhit of opgewonden is’. Inge Denaeghel weet te vertellen dat ‘algemeen aanvaard wordt dat de term sjamaan afkomstig is van de Toengoese-Mantsjoe term ‘sam’: dit duidt op de idee van een beweging die in twee verschillende richtingen tegelijkertijd evolueert. Een centraal principe hierbij is de notie van geven en nemen.’ Een derde auteur, José Carlos Calazans, signaleert dan weer de hypothese dat de term in Centraal-Azië werd ingevoerd door boeddhistische monniken. Hij geeft enkele verwante termen uit het Sanskriet: šama: bestaan, šam: werken of god dienen; šramana: asceet, bedelaar, monnik. Om de taalkundige verwarring niet nog groter te maken, houden we het hierbij. Welke de exacte herkomst van de term ook is, de sjamaan is van oudsher een bemiddelaar. Hij of zij is iemand die zorgt voor evenwicht tussen het geven en nemen dat voortdurend plaats moet vinden tussen de mensengemeenschap en de andere levenssferen (van goden en geesten). De brug die de sjamaan legt tussen de verschillende lagen van de werkelijkheid wordt gebouwd door buiten het dagelijkse bewustzijn te treden. Het is dit ‘professionele’ gebruik van trance en extase dat van de sjamaan een aparte figuur maakt in zijn gemeenschap. Jan Van Alphen, samensteller van de tentoonstelling in Antwerpen, noteert dat sjamanen vaak trance zoeken via hallucinogene middelen, maar ook via ‘verschijnselen als vermoeidheid, isolement, vasten, pijn, duisternis, repetitieve geluiden en intense concentratie’.
Vooral het gebruik van hallucinogene middelen doet een belletje rinkelen bij de zinzoekers van vandaag. Toch is er een enorm verschil: de traditionele sjamaan controleert de trance en roept die op om de gemeenschap te dienen, terwijl de LSD- of XTC-gebruiker in onze versplinterde, stedelijke samenleving eerder probeert zijn of haar individuele leegte weg te drukken en daarbij eerder speelbal wordt van de roes. Dat betekent niet dat elke ‘sjamanistische’ ervaring bij voorbaat uitgesloten is voor de twintigste-eeuwse Belg. Heel wat restanten van de voorchristelijke, wellicht sjamanistische religies hebben immers de eeuwen van kerstening overleefd. De laatmiddeleeuws heksen en hun postmoderne zusters getuigen daarvan. Maar ook binnen de christelijke hoofdstroom zijn elementen aanwezig die moeiteloos als ‘sjamanistisch’ geduid kunnen worden. Wolfgang Bauer geeft in ‘ Wat bezielt de sjamaan’ het voorbeeld van Therese Neumann, een Duitse die in de jaren twintig van deze eeuw van verschillende ziektes geneest dankzij mystieke ervaringen en visioenen –typisch voor de roeping van sjamanen in verschillende culturen. Heel wat middeleeuwse mystici, waaronder haar naamheilige Theresa van Avilla, gingen Neumann voor in dit soort godservaring. Wat de parallel nog treffender maakt, is het feit dat Therese Neumann plaatsvervangend leed: ze nam de kwalen en ziektes over van anderen en genas op die manier verschillende mensen. Net wat sjamanen doen: ‘toveren, zingen, musiceren, zetten van gebroken beenderen, waarzeggen, profeteren, genezen en de sterren raadplegen’.
De tentoonstellingen over sjamanisme hopen meer te doen dan in te spelen op een modetrend –al doen ze dat in elk geval. Ze hopen elk op een eigen manier meer inzicht te geven in de achtergrond en de omgeving waarin het echte sjamanisme functioneert. En door die verbinding te maken, helpen de tentoonstellingen ons wellicht toch om de ervaring van sjamanen en sjamanistische volkeren te vertalen naar onze eigen ervaring. Mongoesj B. Kenin-Lopsan: ‘Wat de sjamaan vertelde of zong, werd op de ene of andere manier de plicht van elke Toevaan; het verplichtte hem het milieu te beschermen en het evenwicht in flora en fauna te bewaren. Hier moet vermeld worden dat de sjamanen van de aarde- en de watergeesten de eerste slachtoffers waren toen de uitroeiing van het sjamanisme begon.’