Corona heeft ons bevrijd van onze laatste restjes voos superioriteitsdenken

Column

Het schrikbewind van keizerin Corona

Corona heeft ons bevrijd van onze laatste restjes voos superioriteitsdenken

Corona heeft ons, West-Europeanen, verlost van 'onze laatste restjes voos superioriteitsdenken', schrijft MO*columnist Geert Van Istendael. Maar niet van onze obsessie met totale controle. 'Ons soort samenlevingen is verslaafd aan controle. Alleen: de boel raakt niet onder controle.'

Mijn grootmoeder van moederszijde overleed in 1919. Al gaat het straks in dit stuk over pandemie, nee, zij stierf niet aan de gevolgen van Spaanse griep. Ze bezweek aan kanker en moest acht kinderen achterlaten, vijf meisjes en drie jongens. Eén meisje stierf heel jong. Van de andere vier is alleen mijn moeder getrouwd.

Eén zus werd behalve een geliefde onderwijzeres ook een vief en goedlachs, in miniatuur uitgevoerd nonnetje. De twee andere zussen leidden een ongehuwd bestaan en daar bestonden toen allerlei benamingen voor: oude jonge dochter, oude vrijster of, de vriendelijkste, suikertante. Rijk waren ze niet, wel genereus.

Bij een van die twee heb ik talloze vakanties doorgebracht, Kerst, Pasen, de helft van de zomer. Zij had zich na teleurstelling in de liefde verstopt in een Hagelands dorp, waar ze iedereen kende en iedereen haar kende. Men noemde haar uffra.

Voor mij fungeerde ze als vervangoma. Altijd stopte ze me wat lekkers toe, soms een appeltje uit de tuin, vaak kocht ze een speelgoedje en ik mocht altijd mee naar de boeren om karnemelk en eieren. Ze liet me vrij rondlopen in de Hagelandse heuvels, soms bleef ik uren weg, ze heeft me er nooit voor bekijfd. Het was een vrijheid waar hedendaagse kinderen zelfs niet meer van kunnen dromen en ouders vallen bij de gedachte alleen al in onmacht.

Was het een paradijs? Deels wel, deels niet. Ondanks haar natuurlijke mildheid en vrijgevigheid beleed mijn tante een donker, streng, letterlijk katholicisme, ik zou zeggen, op het jansenistische af. Woorden schieten tekort om haar idee van het enig ware geloof te omschrijven. Vroom? Pieus? Devoot? Allemaal slappe pap.

God is boos

‘Me dunkt, het is een straf van God.’

Was God goed? Volgens de catechismus ten gebruike van al de bisdommen van België zeker wel, oneindig goed zelfs en ook oneindig barmhartig, zie vraag 27. Maar voor mijn tante was God vooral boos. Als je haar bezig hoorde over het opperwezen zou je zeggen: wat een rancuneus, wraakzuchtig type is me dat voor een god, zeg, lange tenen, korte lont. Naargeestig. Ja, dat is het treffende woord. De God van mijn tante was een nare geest.

Telkens als er iets verkeerd ging, bijvoorbeeld een te droge zomer of een te natte winter of een hagelbui op de lentebloesems van de fruitbomen, telkens zei mijn tante: 'Me dunkt, het is een straf van God.' Voor haar kon daar geen twijfel over bestaan. De wereld was één grote, wriemelende hoop weerzinwekkende zondaren.

Bijgevolg kwam God handen tekort om zijn gerechte straffen op ons af te bliksemen, gesteld dat God handen zou hebben. Echter, Gods straffen troffen gelijkelijk die verstokte zondaren én het handjevol blaamloze stervelingen dat je her en der nog kon vinden. Zelfs dát onderscheid maakte haar God niet, zo vreselijk boos was hij.

De jongste maanden heb ik vaak gedacht aan de woorden van mijn lieve tante. Lief was ze, wie het zou wagen dat te betwisten krijgt het met mij aan de stok.

Het is een straf van God.

Alleen geloven we niet zo erg meer in God, althans, in West-Europa is het godsgeloof nog maar een pover restant van wat het ooit was. Andere werelddelen lijken daar niet in mee te gaan, maar eigenlijk mag ik me daar niet over uitspreken, mij ontbreekt de vereiste deskundigheid.

Wat is het dan dat bij mij al geruime tijd de woorden oproept die mijn tante zaliger (ze is al meer dan veertig jaar geleden teruggekeerd naar haar Schepper) zo vaak in de mond nam?

Het is een straf van God.

En nu kom ik bij het schrikbewind van Keizerin Corona.

Ik zal meteen de bruutste formulering gebruiken die ik tot nu toe hoorde gebruiken, want ik wil de zaken op scherp te stellen.

Corona is de wraak van de natuur.

Mijn Tante zaliger zei net niet: het is de wraak van God, hoewel die variant van Jahweh zonder enige twijfel deel uitmaakt van onze joods-christelijke traditie. Ga maar eens kijken in het Oude Testament bij de profeet Nahum, vers 1, ik gebruik de Statenvertaling: ' Een Wreker is de Heere en zeer grimmig.' Gelukkig kende zij dat onderdeeltje van de christelijke lering niet.

Totaal en radicaal onverschillig

Ik herken in de hedendaagse maatschappijcritici de traditie van het onverbiddelijke katholicisme.

Hedendaagse maatschappijcritici gebruiken zelden of nooit woorden als zonde of God. Maar zij zijn er zoals mijn tante diep van doordrongen dat wij zware fouten hebben begaan en dat wij daar nu onze rechtmatige straf voor krijgen. Wij moeten boeten en dat is goed. Ik vind dat hun geselende commentaren een iets te hoog 'zie je wel, ik heb het altijd al gezegd'-gehalte hebben.

Zouden zij beseffen dat zij een eeuwenoude traditie voortzetten, een traditie van onverzoenlijk vijandigheid tegen alles wat vrolijk, blij, plezierig, zorgeloos, luchtig en een tikkeltje lichtzinnig is? Ik herken de traditie van het onverbiddelijke katholicisme dat in mijn jonge jaren nog net genoeg macht had om zijn gelovigen geregeld de stuipen op het lijf te jagen, ik heb de traditie van de calvinistische zwartekousenkerken bestudeerd, ook niet min, en wie er meer van weet, zal ongetwijfeld vergelijkbaar sombere tradities binnen de islam kunnen aanwijzen en wellicht ook binnen andere religies.

Maar of je het nu natuur noemt of God, het slaat niet terug. Het neemt geen wraak. Het is onverschillig. Totaal en radicaal onverschillig.

Wat wij mensen kunnen waarnemen is een reeks scheikundige en biologische reacties. Die reacties op zich zijn onthutsend ingewikkeld, hun complexiteit voert ons naar de uiterste randen van onze verbeeldingskracht en meer dan eens fors daaroverheen.

'We moeten niet denken dat we alle risico’s onder controle kunnen brengen. Dat is een hoogmoedige en gevaarlijk illusie.'

Een van de gevolgtrekkingen waartoe de knapste vrouwen en mannen in de meest gesofisticeerde laboratoria komen, vrouwen en mannen die de beste jaren van hun leven toewijden aan de wetenschap, is deze. Nooit is de boel volledig beheersbaar. Je kunt strikt gecontroleerde proeven uitvoeren, in optimale omstandigheden, proeven die talloze keren resultaat opleveren en toch, plotsklaps is daar iets – wat toch, wat?! – dat anders draait dan wat je had verwacht.

Ik hou hier geen pleidooi tegen wetenschappelijk onderzoek, zeker niet. Evenmin betwist ik dat we dankzij wetenschappelijk onderzoek en zijn toepassingen talloze risico’s zonder tal teruggedrongen of zelfs overwonnen hebben. Maar we hoeven niet te denken dat we alle risico’s onder controle kunnen brengen. Dat is een hoogmoedige en gevaarlijk illusie.

Verslaafd aan controle

Toegepast op de pandemie: ik koester grote bewondering voor al de knappe bollen die, sneller dan we mochten hopen en dankzij bergen overheidsgeld, ons deugdelijke vaccins hebben bezorgd. We moeten ons vooral massaal laten vaccineren, dat is simpelweg onze burgerplicht. Maar we mogen niet vergeten dat de mensheid tot nu toe slechts één pandemie heeft kunnen overwinnen, de pokken, en geen andere.

Ons soort samenlevingen is verslaafd aan controle. De gevolgen lijken me allesbehalve wenselijk.

Toch is totale beheersbaarheid het doel waarnaar wij blijven streven. Wij kunnen niet goed verdragen dat iets aan onze controle ontsnapt. Begrippen als μοίρα, fatum, Schiksal, lot, hebben we uit onze woordenschat geschrapt. Goed voor schemerige Schwärmer uit de Duitse romantiek, klassieke Romeinen die hun aderen moesten openen of tragische oude Grieken.

Vandaag werken tientallen miljoenen mensen zich uit de naad, waar ook ter wereld, dag in dag uit, enkel en alleen om de boel onder controle te houden. Onze hele samenleving steunt op het idee dat controle niet alleen goed is maar ook hoogst wenselijk. Ons soort samenlevingen is verslaafd aan controle. De gevolgen lijken me allesbehalve wenselijk. Leraressen en leraren worden er gek van. Ambtenaren zuchten eronder. Camera’s beloeren onze handel en wandel – in andere landen erger dan hier, maar ook hier.

Maar de boel raakt niet onder controle. Onttrekt zich aan controle, soms spectaculair, soms stoemelings. Miljarden euro’s en dollars ontglippen belastingcontrole. Tonnen drugs drijven onze havens binnen. De grijze economie waar Afrikanen en Oost-Europeanen noodgedwongen in onderduiken, bezwaddert de zogezegd eerlijke economie. Syrië, Libië, Congo, Afghanistan, de Middellandse Zee, het zijn allemaal dramatische voorbeelden van ontglippende controle en je kunt de voorbeelden naar believen vermenigvuldigen.

En nu slaat het lot twee keer toe.

Keizerin Corona.

Opwarming.

Beide wereldwijd.

Bijgevolg ook in West-Europa, terwijl wij er toch van overtuigd waren dat we onze zaken min of meer netjes aan kant hadden. Onder controle.

Superioriteitsdenken

'Wat ook de donderpredikers der nieuwe somberheid roepen, boete doen zal de opwarming niet stoppen.'

Laten we eens eerlijk zijn met onszelf. Dachten we in december-januari 2019-2020 niet dat het vuige virus iets was voor heel verre, héél erg verre Aziaten, die de beestenmarkt wat hadden laten verslonzen in een of andere Chinese provinciestad (die elf miljoen inwoners heeft)? En toen het minuscule mormel naderbij sprong, tot in Bologna, dachten we niet dat het iets was voor dat zootje ongeregeld van maffieuze Italianen?

Als corona ons één dienst heeft bewezen, dan wel deze: ons, West-Europeanen, zeker Noord-West-Europeanen, bevrijden van onze laatste restjes voos superioriteitsdenken. Maar van onze obsessie met totale controle heeft Keizerin Corona ons niet bevrijd. En, het staat hierboven, maar ik herhaal het toch nog maar eens een keer: we moeten uit alle macht blijven proberen de angstaanjagende risico’s van haar schrikbewind drastisch te beperken.

En dan de opwarming. Plus het pijlsnelle wegsterven van dieren en planten. Plus, plus, plus.

Dat alles krijgen we niet onder controle. Wat ook de donderpredikers der nieuwe somberheid roepen, boete doen zal de opwarming niet stoppen. Flagellanten hebben nog nooit iets of iemand beter gemaakt, behalve de fabrikanten van zwepen.

Misschien zouden we ons eens kunnen verdiepen in een paar antieke Griekse tragedies. Hoe spastischer de tragische helden zich in bochten wringen om aan het lot te ontkomen, hoe vaster de koorden van het lot zich aansnoeren. Het wurgen volgt dan vanzelf.

Tweeëntachtig jaar geleden publiceerde Bertolt Brecht in ballingschap het lange, onthutsende, verontrustende gedicht An die Nachgeborenen (Aan wie na ons komen, vertaling Koen Stassijns, Daniël de Vin en Geert van Istendael). Zoek het eens op, het is de moeite waard. Hier alvast een paar regels:

Wat zijn dat voor tijden, waarin
Een gesprek over bomen haast een misdrijf is …

Misschien moeten wij schrijven aan wie na ons komen:

Wat zijn dat voor tijden, waarin
Niet spreken over bomen haast een misdrijf is …