De taal van het geld

Els Keytsman

25 april 2011
Column

De taal van het geld

De taal van het geld
De taal van het geld

Het Gentse schepencollege heeft beslist om 30 miljoen van haar werkingsmiddelen onmiddellijk weg te halen bij grootbanken Dexia en KBC. De stad dreigt er bovendien mee om haar loonverwerking, goed voor 250 miljoen euro per jaar, en nieuwe langetermijnbeleggingen bij andere banken te doen. Het is haar manier van protesteren tegen "die onredelijke bonussen voor toplui", aldus schepen voor Financiën Christophe Peeters (Open VLD). "Als het slecht gaat met de banken, wordt er met belastinggeld tussenbeide gekomen, daarna gaat men gewoon door met de graaicultuur. We spreken de grootbanken nu aan in de taal die ze begrijpen, de taal van het geld."

Voorlopig volgen weinig gemeenten het Gentse voorbeeld en evenmin is de Belgische oud-premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) onder de indruk. Hij verdedigt het bonussenbeleid: “Ik laat mijn salarisbeleid bij Dexia niet bepalen door externe factoren, behalve als die in wetten zijn gegoten.” Wel: hoog tijd dat die wetten er komen. En niet alleen om de bonussen aan banden te leggen. Want blijkbaar heeft de financiële sector bitter weinig lessen getrokken uit de bankencrisis van 2008 die later uitmondde in een wereldwijde financiële crisis.

Niet alleen blijft men onbegrijpelijk hoge bonussen uitkeren, er werden nog maar bitter weinig maatregelen genomen om het financieel systeem drastisch te hertekenen. Onaanvaardbaar wanneer de financiële instellingen gered zijn met miljarden overheidssteun. De hertekening is nodig om nieuwe financiële crisissen te voorkomen, waarvan vooral de landen in het Zuiden de gevolgen dragen. “In het Westen gaat de strijd over bonussen of geen bonussen”, aldus Robert Zoellick voorzitter van de Wereldbank, op een toespraak voor de Thomas Reuters Newsmaker in Londen in 2009. “In delen van Afrika, Zuid-Azië en Latijns-Amerika gaat het over voedsel of geen voedsel.”

Na de crash van 1929 heeft de politiek wel het financieel systeem hertekend. Met De Bretton Woodsakkoorden werden na die crash afspraken gemaakt over onder meer financiële regulering. Maar in de glorietijden van de neoliberale globalisering, hebben Ronald Reagan, Margaret Thatcher en hun adepten die afspraken onder het mom van deregulering en privatisering gewoonweg uitgehold — langzaam maar zeker, met de gekende desastreuze gevolgen.

Rotte tomaten

Zo zorgde die deregulering alvast voor tandeloze toezichthouders. “Toezien werd toekijken” stelt de Nederlandse Trude Maas-de Brouwer (Vrij Nederland, 2009). Zij is één van de weinige bankcommissarissen die openlijk uitkomt voor de fouten die zij en haar collega’s hebben gemaakt. “Als commissarissen hebben we te weinig met de bestuurders gepraat over de risico’s.” En: “Dat het zo’n wereldvreemde sector is geworden hebben we ook toegestaan.” Econome Noreena Hertz is scherper: “Er waren wel toezichthouders, maar die hadden vaak zelf nauwe banden met het bankwezen. Eén groot old boys network van mensen die allemaal vriendjes zijn en met elkaar uitgaan buiten werktijd.” (De Groene Amsterdammer, 2008).

De bankencrisis maakte ook pijnlijk duidelijk dat niet alleen de toezichthouders falen, maar dat ook de interne controlemechanisme zo lek zijn als een zeef. Fortis Bank Nederland bijvoorbeeld verloor maar liefst een miljard euro in het financiële piramidespel van Bernard Madoff. De bekendste trader op Wall Street en voormalig voorzitter van technologiebeurs Nasdaq lichtte via een bedrijf dat aan vermogensbeheer deed, grote klanten en institutionele partijen op — voor in totaal maar liefst 50 miljard USD. Later bleek dat de Fortisbank pas na het uitbreken van het schandaal doorhad dat het onderpand uit gebakken lucht bestond. Fortisbank ging voort op de uitstekende reputatie van Madoff, en liet na om het onderpand van de lening na te trekken. Men ging er bovendien van uit dat de Amerikaanse toezichthouder zou ingrijpen mocht het fout zitten. Volgens Nederlands hoogleraar economische psychologie Fred van Raaij stellen de zogenaamde zorgvuldige onderzoeken van financiële instellingen in de praktijk vaak weinig voor. “Kredietverleners zouden veel dieper moeten graven, maar goed onderzoek kost tijd en dus geld. In feite kopen ze een kistje tomaten, omdat de bovenste tomaten er zo mooi uitzien. Dat er onderin de kist een laag rotte tomaten zit, zien ze niet.” (De Volkskrant, 2008).

Zwarte zwanen

De derugelering maakte dus mogelijk dat de mensen aan het roer kunnen laten uitschijnen dat ze hun werk goed doen, dat ze talent hebben. Maar Nassim Taleb, Amerikaans auteur en wetenschapper van Libanese afkomst en voormalig derivatenhandelaar, ontleedt in zijn boek ‘The Black Swan’ hoe banken en andere grote beleggers geen flauw idee hebben van risicomanagement. Ze spreiden geld in portefeuilles gebaseerd op ingewikkelde wiskundige modellen, maar ze hebben hierbij geen oog voor het volstrekt onbekende. Taleb vergelijkt het met de Europeanen die tot laat in de 17de dachten dat er enkel witte zwanen voorkomen in de natuur. Totdat de Nederlandse ontdekkingsreiziger Willem de Vlamingh in 1697 in Australië een zwarte zwaan zag. Mensen herkennen Zwarte Zwanen pas achteraf, omdat men wel het detail ziet, maar niet het algemene kader. We richten ons op wat we al weten en vergeten keer op keer stil te staan bij wat we niet weten. Zwarte Zwanen zijn het Internet, 9/11 en Harry Potter.

Die deregulering heeft ook gezorgd voor onbegrijpelijke financiële producten. Ook de mensen die het zouden moeten weten, hadden vaak geen flauw benul wat al die financiële producten eigenlijk inhielden. Bankdirecteuren gaven na de bankencrisis zelfs openlijk toe dat ze niet hadden geweten wat subprime-hypotheken eigenlijk waren. Die nieuwe producten werden op de markt gegooid en gepromoot onder het mom van innovatie. Maar het voorbeeld van de Amerikaanse sub-prime hypotheken toont dat de verschil tussen innovatie en misleiding in de financiële sector vaak erg klein is. Wie een nieuw geneesmiddel op de markt wil brengen, moet hiervoor toestemming krijgen en die krijg je pas na grondig onderzoek. Dat systeem zou ook moeten ingesteld worden voor financiële producten: pas als men kan aantonen dat het nieuwe product deugdelijk en begrijpelijk is, mag het worden vermarkt.

Zichtbare hand

Niet alleen de financiële producten blijken ingewikkeld, ook het beoordelen van de kredietwaardigheid van financiële instellingen blijkt een lastig werkje. Dat laten banken, overheden en toezichthouders over aan zogenoemde “credit rating agencies”. Deze bedrijven echter niet eens de risico’s van de producten die ze moesten beoordelen juist inschatten. Zo hebben ze indertijd de sub-prime hypotheken de maximale score van kredietwaardigheid gegeven: triple A. Ook hier speelt verwevenheid: ratingbureaus zijn commerciële bedrijven die zich laten betalen door de instellingen die ze moeten beoordelen. Bovendien helpen ze hen van die moeilijke, ondoorzichtige producten ontwerpen die ze dan later moeten beoordelen. En dat slechts drie grote spelers zo’n 90% van de markt in handen hebben, is evenmin een goede zaak.

Dat is waarschijnlijk nog de belangrijkste les van de bankencrisis: het beoordelen van de kredietwaardigheid van financiële instellingen en producten is een publiek goed. Voor econoom Joseph Stiglitz was de rol van de ratingbureaus duidelijk: “Ik bekijk de ratingbureaus als een van de belangrijkste boosdoeners. Ze waren de alchemisten die F-ratings ombogen in A-ratings. De banken zouden niet hebben gedaan wat ze deden zonder de medeplichtigheid van de rating agencies.” Het zelfde geldt voor het werk van accountancykantoren. Het was hun verantwoordelijkheid om de jaarrekeningen van banken te controleren, en ze tekenden de bankresultaten af met de verklaring dat ze vertrouwen hadden in de mogelijkheden van de banken om solvabel handel te drijven. Vaak was dat helemaal niet zo. Maar de bureaus worden wel goed betaald voor het werk dat ze doen.

Krachtig reguleren is dus echt wel op zijn plaats, om er minstens voor te zorgen dat de ratingbureaus onafhankelijke en neutrale instellingen worden. Nu zijn ze immers geen scheidsrechter in de laissez faire-economie, maar betrokken spelers in een door speculatie gedreven financieel systeem. De ideologie van Reagan en Tatcher is echt wel van de vorige eeuw. Het is tijd voor een zichtbare hand. Eén die de taal van het geld hanteert.