Er is genoeg voor iedereen

Het is kwetsend dat je ervan wordt beschuldigd ‘afgunstig’ te zijn terwijl je vooral meer rechtvaardigheid wilt. Meer rechtvaardigheid is minder ongelijkheid. Maar wie over ongelijkheid praat, moet ook nadenken over genoeg.

  • © Brecht Goris Jan Mertens © Brecht Goris

Ik heb het de voorbije maanden al enkele keren gehoord, van liberale politici, dat een meerwaardebelasting op aandelen een ‘afgunstbelasting’ zou zijn. En elke keer opnieuw voelde ik me beledigd. Als ik – wat het geval is – voorstander ben van een meer rechtvaardig fiscaal systeem, dan ben ik in wezen blijkbaar jaloers.

Ik denk dat ik bezig met rechtvaardigheid, maar eigenlijk zou ik het die mensen die rijker zijn, misgunnen dat ze zoveel hebben. Eigenlijk wil ik het ook, maar wil ik er gewoon niet voor doen wat zij doen of hebben gedaan. Want volgens diezelfde stemmen houdt zo’n meerwaardebelasting de economische vooruitgang tegen.

Ik zou “enthousiast” moeten zijn, en niet afgunstig, want die mensen die zich geviseerd voelen zijn “mensen die vooruit willen”, “mensen die risico’s nemen”. Het zijn dus blijkbaar die mensen, en vooral die mensen die verantwoordelijk zijn voor ‘de’ welvaart. Het zijn die mensen, en vooral die mensen die hard werken. Die mensen hebben dus – zo klinkt het toch impliciet – ‘recht’ op die rijkdom, en alleen al daardoor zouden ze er indirect voor zorgen dat het voor anderen ook beter wordt.

In alle eerlijkheid, ik heb nog nooit het gevoel gehad dat ik het leven zou willen van andere mensen die rijker zijn dan ikzelf.

Er zijn eigenlijk te veel dingen in die redenering waar ik door geschokt ben.

In alle eerlijkheid, ik heb nog nooit het gevoel gehad dat ik het leven zou willen van andere mensen die rijker zijn dan ikzelf. (Als ik die televisieprogramma’s zie over die heel rijke mensen dan ben ik vooral heel erg gelukkig dat wat ik daar zie mijn leven niet is.) Ik heb het geluk dat ik een vaste baan heb en een goed inkomen. Ik heb daar overigens ook hard voor gewerkt, maar dat geeft mij nog niet het recht om te oordelen over anderen die minder geluk hebben gehad. Dat ik ben waar ik nu ben, is maar ten dele mijn eigen verdienste, en dat geldt ook voor veel anderen.

Heel veel mensen die in armoede leven zijn overigens dé mensen bij uitstek die “vooruit willen”. Hun hele leven is één groot risico. En van hun eindeloze creativiteit om het leven te overleven (misschien is dat ook wel een vorm van ondernemerschap) kunnen mensen die het gemakkelijker hebben nog heel wat leren.

Gelijk behandeld

Mijn ouders hadden een winkel, waren dus ook kleine en hardwerkende ondernemers. Ik ben er zeker van dat wijlen mijn vader een grote voorstander zou zijn geweest van een meer rechtvaardige fiscaliteit. Dat zou dan niets te maken hebben met afgunst. Hij wou op zijn manier bezig zijn met zijn ambacht, was helemaal niet geïnteresseerd in de levensstijl van wie rijker was, integendeel. Maar hij had het er wel moeilijk mee dat de ‘groten’ in de feiten anders behandeld werden. Hij zou het heel onrechtvaardig gevonden hebben om te lezen dat grote multinationale bedrijven nauwelijks belasting betalen, en dat dat gecompenseerd moet worden door een strengere aanpak van de ‘kleinen’. Het ging over het gevoel van rechtvaardigheid, niet over jaloezie.

Het sociaal contract in een samenleving hangt samen met een gevoel van rechtvaardigheid, dat zorgt voor legitimiteit. Als je het gevoel hebt dat iedereen op een voldoende rechtvaardige manier wordt behandeld, ben je ook bereid je bijdrage te leveren, en bv. belastingen te betalen. In het verwijt over de afgunst klinkt voor mij iets door van een andere veronderstelde legitimiteit.

Wie een bepaald vermogen heeft – ook al is dat in veel gevallen omdat het geld voor hem of haar heeft gewerkt in plaats van omgekeerd – zou daar zonder meer ‘recht’ op hebben. (Voor het geld dat ik in loondienst verdien, heb ik ook hard gewerkt, en daarvan zou het dan alleen maar normaal zijn dat ik er een stuk van afdraag via belastingen? Is de overheid afgunstig op mij? Of vraagt de samenleving gewoon wat normaal zou moeten zijn om een samenleving te doen werken, namelijk solidariteit?)

Het klinkt soms een beetje als het verhaal van de adel vroeger, hoe de edellieden de nobele taak hadden de rest van de maatschappij vooruit te helpen, vanuit hun geprivilegieerde positie. In die legitimiteit is het enkel je eigen verdienste of je rijk bent, en is het je eigen schuld als je niet ‘ondernemend’ genoeg bent. Dat is natuurlijk allemaal veel te simplistisch.

En om het maar even in de groep te werpen, het is een eerbiedwaardige organisatie als de OESO die zich zorgen maakt over de toegenomen ongelijkheid, net omdat die zorgt voor minder vertrouwen in de instellingen en dus voor een minder goede economie.

Correcties

Nee, het gaat me niet om afgunst of jaloezie, maar om rechtvaardigheid. Het is trouwens kwetsend dat ik in die uitspraak een mensvisie voel die mij herleidt tot een calculerend wezen. Dat is niet uitzonderlijk voor een liberale politicus. Maar het is ook de onderliggende mensvisie voor de gangbare economie.

Als mens ben je een homo economicus. Je rekent in ‘belangen’. En als iedereen zijn of haar eigen belang nastreeft, zou dat goed zijn voor iedereen. In een sociale markteconomie wordt die visie gelukkig al voor een stuk gecorrigeerd. Maar net dat corrigeren staat steeds sterker onder druk. Er zijn meer dan voldoende aanwijzingen dat de mens in de eerste plaats een solidair wezen is. Je hebt de anderen, en de hele planeet trouwens, nodig om jezelf te kunnen zijn. Het idee van een soort volledig afgescheiden individu is een fictie. Ik voel me dus beledigd.

Maar daarmee is de kous niet af. Ons gangbaar economisch model steunt in sterke mate op het stimuleren van het consumentisme. En consumptie heeft dan weer veel te maken met het actief aanmoedigen van hebzucht en afgunst. Dat blijft merkwaardig.

In alle religieuze en spirituele tradities wil men net de hebzucht tegengaan, maar in de gangbare economie vindt men die onwaarden ‘normaal’. 

In alle religieuze en spirituele tradities wil men net de hebzucht tegengaan, maar in de gangbare economie vindt men die onwaarden ‘normaal’.

Als je een economie zou maken die helemaal steunt op het idee van de mens als een verbonden en solidair wezen, wie zou dan nog het woord ‘afgunstbelasting’ gebruiken? Maar daar zijn we nog niet.

Zo lang de ongelijkheid tussen arm en rijk zo groot is, zal wie arm is de symbolen van wie rijk is willen. Veel jongeren die nauwelijks geld hebben, zullen wel alles doen om een blitse smartphone te hebben, om zo te laten zien dat ze erbij horen. Je kunt die duivelse tredmolen van steeds meer consumeren en produceren alleen stoppen als je dus ook iets doet aan de ongelijkheid.

In de redenering van de afgunstbelasting zou mijn overtuiging dat we moeten komen tot vermindering van de vleesconsumptie in wezen niets anders zijn dan dat ik jaloers zou zijn op mensen die veel vlees eten. Wat een onzin… Ik ben heel bewust vegetariër, dat is een positieve identiteit, en ik maak me vooral zorgen over de ecologische impact van de vleesconsumptie.

In een wereld van binnenkort 9 of meer miljard mensen kun je perfect iedereen rechtvaardig en duurzaam voeden, maar je kunt niet iedereen zoveel vlees laten eten als wij nu gemiddeld eten in een land als het onze. Vervang dus in de discussie ‘rijk’ door ‘ecologisch gulzig’, en bekijk het in mondiaal perspectief, en ineens verandert er heel veel…

Normale levensstandaard

Het debat over ongelijkheid kun je bijgevolg niet zomaar in kwantitatieve termen voeren, in de zin van: die heeft al zoveel, en die nog niet. Dat debat doet zich voor in een concrete wereld, met planetaire grenzen. Wat we hier een “normale” levensstandaard vinden is op zich daarom nog niet rechtvaardig.

Als we het debat over ongelijkheid en over een rechtvaardige verdeling van de welvaart goed willen voeren, moeten we dan ook praten over iets als “genoeg”. 

Iets kan pas een ‘recht’ zijn als het uitbreidbaar is naar iedereen, over de hele wereld dus, en ook over verschillende generaties. Als we het debat over ongelijkheid en over een rechtvaardige verdeling van de welvaart goed willen voeren, moeten we dan ook praten over iets als “genoeg”. En dat is de werkelijke nieuwe sociale kwestie.

Aan de andere kant van de wereld hopen miljoenen Aziaten en Afrikanen dat zij ook de levensstandaard zullen bereiken die wij hun zo lang hebben voorgehouden. Het wordt steeds meer duidelijk dat dat nooit zal lukken als we geen vragen stellen bij de inhoud van die manier van leven en als de wereldwijde consumentenklasse niet letterlijk in ecologische zin ruimte maakt voor de anderen.

Het is iets te gemakkelijk om aan die mensen te verwijten dat ze ‘afgunstig’ zijn. Ze willen ook een rechtvaardige kans op een waardig leven in verbondenheid, een leven dat volhoudbaar is, zodat zij het ook als droom kunnen beloven aan hun kinderen.

Af en toe is het nuttig jezelf in vraag te stellen voor je aan anderen iets verwijt.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Beleidsmedewerker Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

    Jan Mertens woont in Leuven, werkt voor de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, en is onder meer ook actief in de denktank Oikos.

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.