Misschien zijn de zelfverklaarde realisten wel de bange gelovigen

Column

Een haalbaar geloof

Misschien zijn de zelfverklaarde realisten wel de bange gelovigen

Misschien zijn de zelfverklaarde realisten wel de bange gelovigen
Misschien zijn de zelfverklaarde realisten wel de bange gelovigen

Het is merkwaardig hoe in de klimaatdiscussie zogenaamde "realisten" de anderen ervan beschuldigen "gelovigen" te zijn, vindt Jan Mertens. Er zijn wel meer woorden die als een omkering van zichzelf worden gebruikt. En misschien is dat niet zonder betekenis.

© Brecht Goris

© Brecht Goris

De woorden doen ertoe. Het maatschappelijk debat is soms een strijd over wie de woorden kan controleren.

Dat is op zich niet abnormaal. Woorden zijn als levende wezens, ze kunnen veel betekenissen of betekenisnuances hebben. Ze zijn altijd een beetje onvatbaar. Maar ze zijn niet leeg. Er zijn veel soorten wit, maar wit is nog altijd iets anders dan zwart. En net zoals het leven een soort eindeloze interpretatie zou kunnen zijn, zo zullen we hopelijk altijd bezig zijn met na te denken over hoe we welke woorden het best gebruiken, en dat op een zorgvuldige manier.

En hopelijk zullen we ook altijd op onze hoede blijven voor hoe mensen met macht woorden gebruiken, niet vanuit liefde voor de mogelijkheden van het woord maar wel als een instrument voor de eigen machtspositie. Er zijn in de geschiedenis al te veel mensen gestorven of gekwetst omdat ze vragen stelden bij de door anderen vastgelegde enig “juiste” (letterlijke) interpretatie van woorden. (Woorden zijn menselijk, ze falen, gelukkig maar.) En er zijn te veel machthebbers geweest die geprobeerd hebben zich woorden toe te eigenen voor een schimmig spiegelspel, waarbij ze willen doen geloven dat wat wit is eigenlijk wel eens zwart zou kunnen zijn.

We leven gelukkig nog steeds in een democratie. Het stoorde me trouwens wel eens de voorbije weken hoe snel sommige, ook progressieve, mensen die geheel oprecht erg kwaad zijn over onder meer de besparingen van de nieuwe Vlaamse regering dan maar meteen de hele democratie in vraag lijken te stellen. Ik begrijp de immense frustratie, ik deel die. Maar democratie is een erg kwetsbaar kamerplantje, laten we dat niet vergeten, in tijden van populisme aan alle kanten van het politieke spectrum.

Ik vind het niet moeilijk om te aanvaarden dat iemand van een andere politieke kleur een andere maatschappijvisie heeft.

Misschien ben ik ouderwets – het zij zo – maar ik geloof nog steeds in het democratisch ideaal. En een deel van dat ideaal is een ethische grondhouding in hoe je omgaat met de waarheid en met de woorden, en zo ook met elkaar. Ik vind het niet moeilijk om te aanvaarden dat iemand van een andere politieke kleur een andere maatschappijvisie heeft. Ik zal er naar luisteren en ik zal die waar ik dat nodig vind in het democratisch debat in vraag stellen of bestrijden. Ik vind het wel moeilijk wanneer sommigen alleen nog maar vanuit cynisme of zuiver tactische overwegingen met de kwetsbare democratie omgaan.

Het maatschappelijk debat over hoe we omgaan met de realiteit van de klimaatverandering laat soms iets zien van de ethische spanning in de omgang met woorden. Wat de klimaatwetenschappers ons al jaren uitleggen, is steeds duidelijker te zien in de werkelijkheid. Wat we het ‘klimaatdebat’ noemen, zou eigenlijk alleen nog het debat moeten zijn over welke maatregelen we willen nemen om zo goed mogelijk te handelen in het algemeen belang van de huidige en toekomstige generaties, hier en elders ter wereld. Maatregelen zijn nooit neutraal, ze zijn steeds waardegeladen, en dat is normaal.

Mensen die de wetenschappelijke rapporten over de klimaatcrisis lezen en oproepen tot een doortastend beleid, proberen te doen wat toch een van de grote dromen zou moeten zijn van het moderne wereldbeeld: kijken naar de wereld zoals die is. De toestand is zorgwekkend, de wetenschappelijke studies wijzen ons erop dat gevaarlijke ontwikkelingen nog veel sneller lijken te gaan dan tot voor kort gedacht en dat het meer dan hoog tijd is om doortastend te handelen. Ook al is het misschien vervelend voor sommigen, als het bij wijze van spreken regent buiten heeft het denk ik niet zoveel zin (en is het niet zo ethisch) om te zeggen dat dat niet zo is. Blijkbaar zijn we ondertussen al zo ver dat wanneer je zegt dat het regent, je te horen kunt krijgen dat je een ‘alarmist’ bent of zelfs een ‘gelovige’. En dat is wel fascinerend.

Wel urgentie, geen noodtoestand

De Vlaamse minister-president zegt dat het klimaat geen religie mag worden. Die boodschap moet blijkbaar de indruk geven van een goede ‘aardse’ bestuurder, met zijn voeten op de grond, die niet wil toegeven aan een of andere hype. Hopelijk kunnen we veronderstellen dat hij bedoelt dat een te ambitieus klimaatbeleid geen religie mag worden. Dat is op zich al zorgwekkend. Hoewel we volgens de Vlaamse regering moeten luisteren naar de wetenschap, is wie de rapporten van de wetenschappers voor waar aanneemt blijkbaar een ‘gelovige’. De goede bestuurder is een ‘realist’, die vooral niet meer wil doen dan wat ‘haalbaar’ is.

Hoewel er geen enkele studie bewijst dat de concrete beleidsmaatregelen die met dat woord haalbaar worden verdedigd tot het gewenste wetenschappelijk aantoonbare resultaat zullen leiden, verdedigt men het niet handelen als realistisch. En daarin zit een merkwaardige omkering.

In dat zogenaamde realisme schuilt erg veel geloof. Het geloof dat om een of andere magische reden de anderen het probleem zullen oplossen.

In wezen schuilt in dat zogenaamde realisme erg veel geloof. Het geloof dat om een of andere magische reden de anderen het probleem zullen oplossen, het geloof dat ‘de’ technologie ergens in de toekomst in een grote hocus pocus de nachtmerrie van de akelige werkelijkheid zal doen verdwijnen. Als we maar geloven zal het stoppen met regenen. Hoewel men zegt groot vertrouwen te hebben in het menselijk vernuft, klinkt er in dat blinde techno-optimisme erg weinig vertrouwen door in de mogelijkheid dat de aardse mens zelf zal kunnen veranderen. Het klinkt soms alsof het zogenaamd realistisch is om je lot uit handen te geven aan een of andere hogere macht, in de hoop dat je zo je eigen twijfels en angsten maar niet onder ogen moet zien. Misschien zijn de zelfverklaarde realisten wel bange gelovigen die liever niet overweldigd willen worden door de werkelijkheid.

De voormalige minister-president, nu Europarlementslid, mocht onlangs op de radio uitleggen waarom hij de resolutie voor het symbolisch uitroepen van de klimaatnoodtoestand niet wilde steunen. Hij vond dat het woord urgentie nog wel mocht, maar noodtoestand niet. Toen kwam er – als ik het me goed herinner – een verklaring die ongeveer klonk als: ‘Het klimaat is natuurlijk belangrijk, maar we willen een beleid dat haalbaar, realistisch, sociaal en betaalbaar is, maar vooral een beleid dat de concurrentiepositie van onze bedrijven niet in het gedrang brengt.’

Dat woord ‘haalbaar’ is interessant. Vlaanderen, een van de allerrijkste plekken van de hele wereld, zegt dat het niet haalbaar is om zelfs al uit te voeren wat Europees was afgesproken. Dat anderen klimaatneutraal willen worden is fijn, zo lang wij het maar niet moeten doen… De huidige ecologische crisis heeft fundamenteel te maken met de wijze waarop we een ‘normale’ economie definiëren. In hoe we economische groei omschrijven is er een welbepaald idee van ‘winst’, van creatie van meerwaarde.

De klimaatcrisis bewijst evenwel dat het blijkbaar alleen economisch haalbaar is om die meerwaarde te creëren door tegelijk een immense minwaarde te veroorzaken. Het model kan alleen concurrentieel zijn door een gigantische kost door te schuiven naar de maatschappij. Het kan eigenlijk alleen maar economisch zijn door oneconomisch te zijn. Zo bekeken is het inderdaad niet ‘haalbaar’ om ons economisch systeem echt te heroriënteren zonder de fundamenten ervan in vraag te stellen. Het gigantische rechtvaardigheidsprobleem dat we zo creëren is dan blijkbaar ‘realistisch’.

Misschien is het dan eerlijker om te stellen dat je de aanpak van de klimaatverandering eigenlijk niet prioritair vindt.

Misschien is het dan eerlijker om te stellen dat je de aanpak van de klimaatverandering eigenlijk niet prioritair vindt. De zogenaamde gelovigen, die eigenlijk de echte realisten zijn, wijzen ons er met de wetenschappelijke studies in de hand op dat de kost voor niet handelen veel groter zal zijn dan de kost van wel handelen. Wat we nodig hebben, is het vertrouwen dat we ons idee van welvaart grondig kunnen veranderen. Dat is een vertrouwen in een rechtvaardige maatschappij op aarde, binnen de grenzen van de planeet. Het is een nuchtere en naakte hoop, dat een ambitieuze verandering de beste manier is om met je voeten op de grond te blijven staan. Dat wat door sommigen wordt voorgesteld als onmogelijk eigenlijk het enige haalbare is. De zogenaamde realisten geloven daar niet in. (Misschien geloven ze wel in een deus ex machina…)

Sinds vorige week weten we ondertussen dat vertegenwoordigers van een grote partij in een klein stukje van een klein land van deze wereld een heel eigen invulling geven aan de omgang met de waarheid. Dat een regering een maatregel terugdraait van een vorige regering met dezelfde samenstelling, op zich merkwaardig, het kan legitiem zijn. Daarover waren velen teleurgesteld, maar de verontwaardiging ging erover dat een minister-president blijkbaar zonder probleem dingen mag zeggen die niet kloppen.

Als je voor je eigen achterban spreekt, hoeft het blijkbaar allemaal niet wetenschappelijk correct te zijn. Wat dat zegt over je eigen democratische ethiek, wil ik nog even in het midden laten. Men zou hier kunnen verwijzen naar een zin uit het Vlaamse regeerakkoord: ‘We blijven inzetten op het vergroten van het draagvlak voor technologie, innovatie en wetenschap bij de Vlaming.’ Om draagvlak te vergroten zou je mogelijk zelf kunnen doen wat je van anderen verwacht. Je zou zelfs van een minister-president die mij de hele tijd oproept dat ik me zou moeten scharen achter een groot gemeenschappelijk project dat ik niet eens wil mogen verwachten dat hij zich toch af en toe probeert op te stellen als een verbindende figuur die zich bewust is van zijn rol en even niet meer de woordvoerder is van zijn partij en van het zogenaamd ultieme doel van die partij. Alternatieve feiten zijn blijkbaar niet zo heel erg. Het doel heiligt de middelen, heiligt het misbruik van de woorden.

Misschien ben ik een gelovige van een democratie die steunt op ethische waarden. Hopelijk kan dat geloof helpen om net beter naar de werkelijkheid te kijken en om dus zorgvuldig om te blijven gaan met de woorden. Misschien hebben mensen die van cynisme hun bedrijfscultuur gemaakt hebben soms andere bedoelingen. De woorden kunnen daarvan het slachtoffer zijn, en daarna ook de werkelijkheid. Ooit verscheen er een boek, waarin er sprake was van een ‘Ministry of Truth’. Een van de slogans van die instelling was: ‘Ignorance is Strength’.

Om maar te zeggen: de woorden doen ertoe.