“‘Ondergeschikte status schaadt kansen op succes’
Los van eventuele verschillen in sociaal-economische omstandigheden is ook de status die iemand in de samenleving bekleedt belangrijk in het behalen van (maatschappelijk) succes, zegt Tom De Herdt. Dat wordt pijnlijk duidelijk in een experimenteel onderzoek in India naar de invloed van de kaste waartoe iemand behoort op diens intellectuele prestaties.
‘Succes is het resultaat van 70% transpiratie, 20% inspiratie en 10% geluk’, declameerde mijn klastitularis van het 5e jaar algemeen secundair onderwijs, terwijl hij die drie percentages met de breedte van zijn krijtje heel het bord liet vullen.
Het leek het resultaat van pedagogisch onderzoek, maar het was uiteraard niet meer dan een truukje om ons aan het werk te zetten: puur terend op geluk en inspiratie – waarmee hij doelde op achtergrondomstandigheden, zeg maar ieders mogelijkheden, het samenspel van genen en opvoeding van huis uit – kom je maar aan 30%. Dus zonder een minimum aan inzet zal het niet lukken.
Enkele decennia na datum wordt het tijd om deze succesformule van het bord te vegen. Er klopt iets niet met de percentages. En vooral: er ontbreekt een factor, ergens tussenin onze mogelijkheden en onze inzet.
Klasse en status
Toegegeven, aanvankelijk leek de formule wel te kloppen met mijn ervaring toen, en voor ons. We waren kinderen van werkende tweeverdieners in de rand van Antwerpen, we woonden in een ongesplitste Belgische cocon van sociale zekerheid en de verzekeringsagent deed zijn best om ook de andere risico’s vakkundig in te dekken. De achtergrondomstandigheden waren voor ons dus min of meer gelijk, niet onlogisch dus dat succes in zo’n context vooral te maken had met verschillen in transpiratie, eigen inzet dus. Maar veralgemeenbaar is de uitspraak van mijn klastitularis dus niet echt.
Naast de grote variatie aan verschillen in sociaal-economische omstandigheden (“klasse”) is er bovendien ook een grote variatie aan statusverschillen: verschillen in geslacht, of verschillen in herkomst, huidskleur of geloof.
Statusverschillen overlappen nog al eens met sociaal-economische verschillen, maar ook niet altijd, en haast nooit helemaal.
Statusverschillen overlappen nog al eens met sociaal-economische verschillen, maar ook niet altijd, en haast nooit helemaal. Die gedeeltelijke overlap zorgt dan voor ideologische stellingnames: Ter rechterzijde wordt de linkerzijde al eens op de vingers getikt dat niet alle verschillen in gedrag kunnen begrepen worden als het gevolg van “omstandigheden”, en dus dat de verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld moslims of allochtonen in hun situatie groter is dan die linkerzijde beweert. Teveel verwijzen naar “omstandigheden” leidt tot “pamperen”, dat wil zeggen, te weinig drukken op de factor “transpiratie” in de formule die moet leiden naar maatschappelijk succes.
Al snel gaat het debat dan over “onze” en “hun” waarden, die niet hetzelfde zijn, dwz. dat de waarden van sommige sociale groepen verkeerd zijn, en de enige manier om dat te veranderen is dan om hen maatschappelijk succes in mindering te brengen.
Ter linkerzijde wordt de rechterzijde op haar beurt verweten zich te bezondigen aan één of ander –isme, expliciet of impliciet, omdat men precies te weinig oog heeft voor de sociaal-economische verschillen, die soms overduidelijk zijn tussen verschillende sociale categorieën.
“Te weinig”, dat wil ook zeggen: uiteraard speelt individuele verantwoordelijkheid ook een rol. Mijn voormalige klastitularis zou het niet moeilijk hebben om zowel links als rechts gelijk te geven, zijn formule voor maatschappelijk succes verwijst immers naar zowel achtergrondomstandigheden als eigen verantwoordelijkheid. Enkel over het gewicht van beide factoren kan uiteraard nog discussie bestaan.
Identiteit en transpiratie
Statusverschillen zijn echter ook niet zomaar verschillen in “keuzes” of “waarden”, sociale identiteiten markeren meestal ook posities van onderschikking en bovenschikking. En ze doen dat in specifieke situaties.
Deze stelling werd erg overtuigend gemaakt door een experimentje opgezet door Carla Hoff en Priyanka Pandey in het binnenland van de Indische staat Uttar Pradesh: Hoff en Pandey vroegen aan verschillende klasgroepen (alleen jongens) om een reeks breinbrekers op te lossen. Telkens ging het om “diverse” groepen, de onderzoekers zorgden ervoor dat jongens van zowel de hoogste als de laagste kaste vertegenwoordigd waren. Ze vergeleken daarbij twee situaties: In één situatie (“anoniem”) werd geen enkele informatie vrijgegeven over de identiteit van de andere klasgenoten, in een andere situatie (“kaste publiek”) werd die informatie, inclusief informatie over de kaste waartoe iemand behoorde, wél publiek gecontroleerd.
Het resultaat van hun experiment staat in bijgevoegde grafiek: in de “anoniem” situatie slaagden de jongens van beide kasten er in dezelfde mate in om de breinbrekers op te lossen. De verschillen tussen beide kasten werden maar zichtbaar op het moment dat de kaste van de deelnemer publiek gemaakt werd: plots scoorden de jongens van de laagste kaste 20% minder goed. Terwijl de jongens van de hoogste kaste zo mogelijk nog iets beter presteerden. Dit verschil bleef ook bestaan bij vergelijking tussen jongens van dezelfde sociaal-economische status.
In hun zoektocht naar een verklaring voor de verandering in het gedrag van de jongens van de lage kaste verwijzen de auteurs naar een knauw in zelfvertrouwen: geconfronteerd met de aanwezigheid van jongens uit de hoge kaste lijken ze overmeesterd te worden door een zeker fatalisme, waardoor ze hun inspanningen aanpassen aan de stereotype sociale verwachtingen tegenover mensen van hun kaste. Maar misschien is het die bezorgdheid op zich reeds die het concentratievermogen van jongens uit de lage kaste aantast –hun vrijheid van geest: wat zouden de anderen wel denken van mij? Met zo’n vraag in het achterhoofd wordt een breinbreker een pak ingewikkelder. Deze twee soorten verklaringen zijn mogelijk voor wat mijn klastitularis een zichtbaar gebrek aan “transpiratie” of inzet zou noemen.
Mensen willen niet enkel rijker zijn dan anderen, ze willen ook het gevoel hebben dat ze die rijkdom verdiend hebben en dus effectief beter presteren.
Terwijl de jongens uit de hoogste kaste nog meer hun best lijken te doen om te bewijzen dat ze hun superieure status wel waard zijn. Zoals Max Weber al wist: mensen willen niet enkel rijker zijn dan anderen, ze willen ook het gevoel hebben dat ze die rijkdom verdiend hebben en dus effectief beter presteren. Maar de stijging in de prestaties van deze jongens is alvast veel geringer dan de daling in de prestaties van de jongens uit de laagste kaste.
Experimentjes ambiëren een hedendaagse variant te zijn van de parabels van vroeger, en dat dit experimentje zich afspeelt in een verre streek in een ver land maakt zijn actualiteitswaarde dicht bij huis er niet minder om: los van eventuele verschillen in sociaal-economische omstandigheden spelen ook statusverschillen een belangrijke rol in de verklaring van (maatschappelijk) succes. Of beter: die sociaal-economische verschillen vertalen zich op de duur in stereotype statusverschillen die vervolgens een effect kunnen hebben op het reële gedrag van mensen, wat kan leiden tot een verschil in “transpiratie” (bijvoorbeeld in het oplossen van een breinbreker) dat op zijn beurt de bestaande ongelijkheden verduurzaamt.
Het experimentje is ook zo opgebouwd dat hier geen sprake is van rechtstreekse discriminatie, louter het publiek maken van iemands (dominante, of ondergeschikte) identiteit is voldoende om iemands gedrag al te beïnvloeden. Bovendien lijkt identiteit meer bepalend te zijn voor het gedrag van mensen met een stereotiep ondergeschikte identiteit. Het blijkt de lagere kaste te zijn die haar eigen gebrek aan succes organiseert! In zulke omstandigheden tenminste.
Het zijn die omstandigheden die we moeten zien te vermijden. Voor mensen ter linkerzijde: omdat ze een oorzaak zijn van gebrek aan succes bij mensen in lage statusposities. Voor mensen ter rechterzijde: omdat het hierdoor veroorzaakte gebrek aan “transpiratie” een maatschappelijke kost vertegenwoordigt die we allen betalen.