‘Van waar ben je?’

Column

De maand van MO*columnist Sahadi Daria

‘Van waar ben je?’

‘Van waar ben je?’
‘Van waar ben je?’

‘Van waar ben je?’ Het is een vraag die MO*columnist Sahadi Daria elke dag te horen krijgt. Het antwoord is complexer dan hij kwijt kan in een doorsnee gesprek. ‘Ik ben afkomstig van Afghanistan, ja. En ik ben ook niet helemaal Belg. Ik ben van veel plaatsen.’

© Konstantinos Tsananos

Sahadi Daria

© Konstantinos Tsananos

‘Van waar ben je?’ Het is een vraag die MO*columnist Sahadi Daria elke dag te horen krijgt. Hij weet dat die vraag vooral voortkomt uit pure en oprechte interesse, maar het antwoord is veel complexer dan hij kwijt kan in een doorsnee gesprek. 'Ik ben afkomstig van Afghanistan, ja. En ik ben ook niet helemaal Belg. Ik ben van veel plaatsen.’

Wie is Sahadi Daria?

  • Schooldirecteur van Stedelijke Basisschool De Apenstaartjes in Antwerpen Linkeroever.

  • Verliet Afghanistan met zijn gezin toen hij één jaar oud was.

  • Zijn vader was leraar en pleitte openlijk voor onderwijs voor iedereen.

  • Kwam als 15-jarige in België terecht waar hij voor het eerst in zijn leven onderwijs genoot.

  • Woonde in Arendonk, Geel, Turnhout en nu Antwerpen.

  • Was coördinator sportloodsen bij Buurtsport, werkte met niet-begeleide minderjarigen, was deradicaliseringsmedewerker en coördinator van een OKAN-school.

‘Het is zaterdagavond en ik zet de gerechten klaar op tafel: kabuli pilau (een Afghaans rijstgerecht), coban salatasi (een Turkse herderssalade) en vegan stoofvlees. De familie komt langs, en die is een mengelmoes van verschillende nationaliteiten en culturen waar menig diversiteitsbeleid blij van zou worden: Afghaans, Belgisch, Chileens, Pakistaans, Nederlands.

Op de salontafel staan allerlei zoetigheden klaar om bij de thee van te smullen vooraleer we aan tafel gaan. Mijn vrouw is deze manier van ‘aperitieven’ nog steeds niet gewend en zet er nog wat kaas bij. Haar papa zal sowieso wel een fles wijn, Chileense wijn uiteraard, meenemen zodat zij op hun manier kunnen aperitieven.

Terwijl ik het tafereel gadesla, denk ik terug aan de vraag 'Van waar ben je?' Welke cultuur is die van mij?

'Ben ik iemand die de hele wereld als zijn vaderland beschouwt? Of maakt het niet behoren tot een cultuur me net wereldvreemd?'

Welke cultuur is de jouwe, wanneer je tot je vijftien jaar in 5 verschillende landen hebt gewoond en je telkens hebt geïntegreerd omdat je dacht dat je daar zou blijven? Heb ik wel één cultuur? Ben ik een wereldburger, een kosmopoliet zoals Van Dale het met een mooier woord omschrijft? Iemand die de hele wereld als zijn vaderland beschouwt? Of maakt het niet behoren tot een cultuur me net wereldvreemd?

Generatiebreuk

Ik kan immers niet zeggen dat ik een rasechte Afghaan ben. We zijn het land ontvlucht toen ik één jaar oud was. En hoewel mijn ouders ons uiteraard op de ‘Afghaanse’ manier hebben opgevoed, met enorme veelheden kabuli pilau en soms met ook de harde hand, verschillen we toch enorm van onze ouders.

Dit zal wellicht zo zijn voor elke nieuwe generatie, maar de generatiebreuk is des te groter wanneer je bent opgegroeid als rondtrekkende vluchteling. Je ouders zitten in hun hoofd nog steeds in hun land van herkomst, terwijl je als kind in andere landen, met andere culturen bent opgegroeid.

Het zorgt soms voor moeilijke situaties. Zij begrijpen mij niet en ik hen soms ook niet. In Afghanistan is het belangrijk dat je naar ouderen luistert en hen vooral niet tegenspreekt. Je mening doet er niet echt toe, enkel die van de ouderen. Maar ik heb geleerd om mijn mening te uiten, zij het op een respectvolle manier. Wanneer ik hen dus tegenspreek, ga ik in tegen hun waarden en normen. Zij zijn nog “echte” Afghanen, maar wat ben ik?

Turkije

Het land dat ik als kind echt gekend heb, was Turkije. Voordien hadden we even in Pakistan en in Iran gewoond, maar ik was nog te klein om die tijd echt bewust te kunnen meemaken. In Turkije ging ik vanaf mijn zeven jaar werken.

Door de lange werkdagen was ik meer op straat dan thuis. Ik herinner me nog de eerste werkdag in een bazaar in Ankara. Daar stond ik dan, als klein jongetje in een vreemd land, met een vreemde taal die ik nog niet machtig was. De andere Turkse kinderen beschouwden me als een vreemdeling en pestten me de hele tijd. Zij begrepen mij niet en ik begreep hen niet.

Pas enkele weken later kwam er beterschap. Een politieagent had de zakjes afgepakt die ik verkocht, had me geslagen en verjaagd uit de bazaar. Maar ik weigerde om weg te gaan en bleef koppig zitten voor het politiehokje. Mijn gezin rekende op het geld dat ik zou thuisbrengen, om eten op tafel te kunnen zetten. Dus ik bleef daar zitten en kreeg opnieuw en opnieuw slaag, tot zelfs de politieagent het niet meer kon aanzien.

Ik had na afloop niet alleen mijn zakjes terug, maar had ook het respect van de andere kinderen gewonnen. Ik begon met hen op te trekken. Niet enkel mijn Turkse taalvaardigheid werd steeds sterker, ik begon me ook stilletjes aan iets minder Afghaans en iets meer Turks te voelen. De cultuur van het land waar je verblijft sijpelt binnen.

Integratie

'Wat betreft integratie doen vluchtelingen het veel beter dan expats, de meer gegoede klasse van de samenleving die emigreert.'

Dat insijpelen van de cultuur komt bij vluchtelingen meer voor dan bij expats. Ik hoor van verschillende expats dat ze weinig voeling hebben met het land waar ze wonen. Ze spreken vaak Engels en blijven in hun eigen cirkel.

Vanwege hun sociale en juridische status kan deze groep het zich immers veroorloven om zich minder te integreren. Ze hebben zich in een luxepositie in het nieuwe land gevestigd. En dat nieuwe land beschouwt hen als nuttig en welkom. Voor vluchtelingen is dat niet zo. Als vluchteling worden er hogere eisen voor integratie opgelegd.

In de Canvas-documentaire Het leven in kleur bespreekt mensenrechtenexperte Naima Charkaoui de subjectieve invulling van dit begrip, 'integratie'. Voor een expat betekent integratie: bijdragen aan de economie en belastingen betalen. Voor een vluchteling gaat “goede” integratie veel verder dan dat. Om te overleven moet je je steeds opnieuw bewijzen. Bewijzen dat je de taal machtig bent, de gewoonten van het nieuwe land kent en toepast, enzovoort. Het gaat soms zo ver dat assimilatie verwacht wordt.

Begrijp me niet verkeerd: ik vind integratie noodzakelijk en vanzelfsprekend wanneer je je in een nieuw land vestigt. Wij maken immers allemaal deel uit van een samenleving waarbij we op elkaar steunen, zowel de oorspronkelijke inwoners als de nieuwe. Meedraaien in een samenleving kan enkel wanneer nieuwe inwoners zich integreren.

Wat ik hier enkel wil aanhalen, is de subjectieve, gekleurde bril die we opzetten wanneer we naar vluchtelingen en expats kijken. En wat betreft integratie doen vluchtelingen het veel beter dan de meer gegoede klasse van de samenleving die emigreert.

Stoofvlees en kleedkamergewoonten

Na ons verblijf in Turkije vluchtten we verder naar Bulgarije. Opnieuw een totaal andere cultuur waar we moesten aan wennen. En later opnieuw, toen ik vijftien jaar was en we ten slotte hier in België aankwamen. Weer een nieuwe cultuur, en dat uit zich niet enkel in de grote aangelegenheden maar ook in kleine, bijna irrelevante anekdotes.

Ik herinner me nog goed dat we in het opvangcentrum in Arendonk voor het eerst frieten met stoofvlees voorgeschoteld kregen. Het vlees was zo gaar dat ik dacht dat het niet meer goed was, en gewoon zo lang gekookt werd om de slechte smaak te verbergen. Wist ik veel dat het zo hoorde, en dat ik met die gedachte een Belgisch nationaal gerecht beledigde. Voor ik nu dreigmails over me heen krijg: wees gerust, ik raakte niet alleen gewend aan stoofvlees en friet, het is zelfs een van mijn lievelingsgerechten geworden (zij het de vegetarische versie ervan).

Ook op sportief vlak waren er een aantal uitdagingen, meer bepaald: de gedragscode in de kleedkamer. In alle landen waar ik voordien had verbleven, is het erg onrespectvol om te douchen zonder onderbroek. Ik kan je verzekeren, het zorgde voor rare blikken en lachsalvo’s van mijn medesporters in België.

Na twintig jaar in dit land merk ik dat veel nieuwe Afghaanse Belgen mij zowaar als een expert in de Belgische cultuur aanzien. Ze komen mij vragen stellen, en ik probeer hen te helpen.

Zo hebben Afghaanse jongeren soms problemen op school doordat ze niet tegen de leerkrachten durven te vertellen wat er werkelijk aan de hand is. Het heeft te maken met dat enorme ontzag voor ouderen in de Afghaanse cultuur, waardoor je vaak je eigen mening niet kwijt durft. Ik probeer die jongeren dan uit te leggen dat het niet als onrespectvol wordt beschouwd wanneer je op, een goede manier, je mening uit.

De spleten tussen landsgrenzen

Alsof ik tussen de spleten van de landsgrenzen op de wereldkaart ben gevallen.

Maar wat is nu mijn cultuur? Is dat de Afghaanse, de Pakistaanse, Iraanse, Bulgaarse of Belgische? Ik merk dat we onderweg allemaal bepaalde zaken uit elke cultuur hebben meegenomen.

En dat uit zich ook bijvoorbeeld in de talen die we spreken. We spreken ze allemaal door elkaar. Op een organische wijze wisselen we Afghaanse woorden (uit het Dari en Oezbeeks), Turkse en Nederlandse af.

Maar zelfs binnen mijn gezin bestaat er niet één cultuur. We hebben allemaal verschillende zaken overgenomen die we zelf belangrijk vonden. Ik kan van mezelf zeggen dat ik een iets Belgischere, gereserveerdere houding heb dan de rest van mijn gezin. Zo ben ik binnen mijn gezin degene die de typische Belgische compromissen zal proberen sluiten.

Een mix van culturen dus, maar soms voelt het net daardoor dat ik nergens thuishoor. Bij de Afghanen ben ik die verturkste Belg. Bij Turken ben ik een Afghaan en bij Belgen ben ik een Afghaan. Ik zit ergens tussen alle landen waarnaar ik gevlucht ben in. Alsof ik tussen de spleten van de landsgrenzen op de wereldkaart ben gevallen.

Vroeger had ik het daar wat moeilijker mee. Net als elke tiener wilde ik gewoon “normaal” zijn en ergens thuishoren. Ik wilde niet wereldvreemd zijn. Maar met het ouder worden besef ik dat dat deze mix van culturen mijn sterkte is. Ik heb mooie zaken opgenomen uit elke cultuur die ik tegenkwam.

En hier in België kwam ik tot het besef dat elke cultuur een mix is. Geen enkele familie heeft dezelfde waarden en normen. Iedereen is uniek. Iedereen is een puzzel van zijn eigen levensverhaal. Net die unieke puzzelstukjes uit verschillende culturen zijn een enorm voordeel voor mijn job als directeur in een multiculturele context. Zo begrijp ik net door mijn ervaringen waar bepaalde vragen of bezorgdheden van ouders vandaan komen.

En dus zet ik voor vanavond kabuli pilau, coban salatasi en vegan stoofvlees klaar. Want ik ben van veel plaatsen, ook van België en Vlaanderen. Ik ben een wereldburger. Ik hoor thuis in de spleten tussen de landsgrenzen.