Wie een gat graaft voor een ander …

Column

Wie een gat graaft voor een ander …

Wie een gat graaft voor een ander …
Wie een gat graaft voor een ander …

Columniste Bieke Purnelle vraagt zich af wie deze keer de rekening gepresenteerd krijgt voor het dubbel zo groot geworden gat in de begroting. Maar stiekem weet ze het wel. De verzorgingsstaat wordt aan een angstaanjagend tempo afgebouwd door te snoeien in al wat sociaal is. Dat gaat intussen gepaard met royale private investeringen, die ons geen werkgelegenheid opleveren, alle beloften ten spijt.

Al twee dagen ploeter ik me zuchtend, maar hardnekkig doorheen cijfers en balansen. Een begroting is immers geen ruwe schatting, laat staan een wilde gok. Een begroting dient ergens voor: ze geeft aan of je organisatie het redt met de middelen die je hebt. Als blijkt dat dat niet het geval is, dan is het de bedoeling dat je ingrijpt, stappen zet om het dreigende tekort te ontwijken.

Het is wellicht het minder leuke aspect van een leidinggevende functie. In tijden van nijpend tekort gaat het cijferen van “niet leuk” naar ronduit deprimerend.

Collega’s uit het middenveld vertrouwen elkaar al eens hun zorgen toe. Zo liet de coördinator van een andere organisatie uit mijn werkveld me vorig jaar weten dat ze zelfs geen balpennen meer kon aankopen. Iemand anders moest zowat de helft van haar team ontslaan en vroeg zich luidop af of ze dan niet net zo goed de boel kon sluiten.

Terwijl ik badend in het angstzweet zat te cijferen, kreeg ik een nieuwsupdate in mijn mailbox: “Gat in begroting bijna dubbel zo groot als gedacht”. Het toeval heeft bijtijds een opmerkelijk smakeloos gevoel voor humor. Mijn eerste gedachte was niet ‘hoe kan dat nu?’. Want ja, dat kan. Het leven is nu eenmaal vol onvoorziene omstandigheden. Zelfs de secuurste cijferaar kan niet alles incalculeren.

Waar valt er nog iets te rapen?

Mijn gedachten gingen meteen uit naar al wie de rekening gepresenteerd zal krijgen. Wie is er nog gespaard gebleven? Waar valt er nog iets te rapen? Het sociaal-cultureel middenveld en de openbare diensten doorstonden de afgelopen jaren zoveel zorgvuldig afgemeten besparingen dat directeurs, zakelijk leiders en coördinatoren niet meer enkel twijfelen over de opzet van grootschalige projecten, maar over de aankoop van balpennen en post-its.

Je vraagt je af hoe luid de sirenes moeten klinken voor iemand ze hoort.

De zorgsector slaat al jaren alarm. Je vraagt je af hoe luid de sirenes moeten klinken voor iemand ze hoort. Iedereen kent de verhalen van bejaarden die al om 18u30 in bed liggen en daar moeten blijven tot diep in de volgende dag, omdat niemand tijd heeft om zich met hen bezig te houden. Voor meer dan primaire zorg is er onvoldoende personeel. Personeel kost geld. Geld dat er niet is.

De zorg wordt “uit economische overwegingen” op de markt gegooid zodat ook commerciële bedrijven zorginrichtingen kunnen organiseren en exploiteren. Het soort zorg dat niemand die dit soort dingen bedenkt ooit zelf wil ondergaan. Een mens kan maar beter niet hulpbehoevend worden in deze barre tijden.

Aan de wieg van de naoorlogse verzorgingsstaat stond solidariteit: collectieve bescherming tegen individuele tegenslagen. Die bescherming wordt aan aan angstaanjagend tempo afgebouwd. Solidariteit lijkt weinig meer dan een welluidende, maar wat naïeve voetnoot in een staalhard vertoog.

Expertise is ruis

Een groeiende groep experten stellen de bezuinigingsdrift in vraag en tonen aan dat al dat besparen niet alleen niet werkt, maar de toestand voornamelijk erger maakt. Niemand maalt nog om wat experten zeggen. Expertise is ruis.

Hebben we trouwens experten nodig om te bedenken hoe we de laatste jaren van ons leven willen slijten, hoe we onszelf of onze geliefden verzorgd willen zien wanneer het noodlot toeslaat, hoe we onze kinderen willen zien leren en opgroeien, hoe de buurt en de stad van onze dromen eruitziet, hoe moe we soms zijn van het gegoochel met tijd, werk en geld?

Het gretig snoeien in wat sociaal is, gaat intussen gepaard met royale private investeringen. Niet dat die ons werkgelegendheid opleveren, alle beloften ten spijt.

Het gretig snoeien in wat sociaal is, gaat intussen gepaard met royale private investeringen. Niet dat die ons werkgelegendheid opleveren, alle beloften ten spijt. Winst wordt verkast naar elders, waar belastingen het kapitaal niet aanvreten. Zelfs EU-commissarissen (u weet wel, die mensen die ons al jaren stellig op het hart drukken dat we de tering naar de nering moeten zetten) laten hun winstdrift niet in de weg staan door grenzen en parkeren hun geld waar het ongemoeid wordt gelaten en in alle rust kan groeien.

Wat wij krijgen, zijn gevechtsvliegtuigen om elders mensen te bombarderen die we vervolgens geen veiligheid willen bieden, een alarmerend vrijhandelsakkoord dat de markt ver boven de burger en de samenleving plaatst en een nog flexibeler werkweek, terwijl wij al flexibeler zijn dan de meest bejubelde turnkampioenen.

Voor mijn organisatie moet ik meer doen dan cijferen. Zonder duurzame visie zijn mijn cijfers waardeloos, hoe vaak ik ze ook optel en aftrek. Niet zozeer het verlies moet verontrusten, maar de manier waarop men met dat verlies omgaat: driest en met het oog op kortetermijnwinst; of doordacht, duurzaam en met aandacht voor het lot van alle betrokkenen, de kwetsbaarsten in het bijzonder.

Het is simpel: kiezen we voor overleven of voor het leven zelf?