Vijftig jaar 11.11.11
‘Een beweging die toekomst wil hebben, moet vooral een beweeglijke organisatie zijn’
Op 11 november, om 11 uur, is het exact vijftig jaar geleden dat de eerste 11.11.11-campagne van start ging. Een gesprek met de voorzitter en de directeur van de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging over politieke agenda’s, de noodzakelijke flexibilisering en het onwrikbare uitgangspunt van alles: internationale solidariteit.
Jos Geysels, minister van Staat en tot eind dit jaar voorzitter van de vzw 11.11.11, leerde de organisatie kennen als adolescent eind jaren zestig. Zijn kennismaking met de derdewereldbeweging begon bij een geëngageerde non in Turnhout die de jongeren van het Turnhoutse college stimuleerde om geld op te halen voor de bevrijdingsbewegingen in zuidelijk Afrika, wat al snel uitmondde in scherpe kritiek op het toenmalige NCOS omwille van de paternalistische en caritatieve invulling van internationale solidariteit. ‘Er ging in die periode letterlijk een wereld voor ons open.’
Bogdan Vanden Berghe is van een heel andere generatie. Hij groeide op in tijden van Band Aid en Amnesty International concerten, en leerde de organisatie die hij vandaag leidt als directeur kennen via enkele harde mediacampagnes, genre ‘Over dit soort kleinigheden valt een regering niet’ en ‘Geen schandalen aan mijn voeten’. In de loop van het gesprek constateert Vanden Berghe dat ook vandaag nog het succes voor solidariteitscampagnes afhankelijk is van de mediatieke kracht: de simpele boodschap, de aanwezigheid van BV’s of het gebruik van stereotypes.
De idee dat wij niet alleen het geld, maar ook de antwoorden en de ervaring hebben, is zeker niet helemaal verdwenen.
Het gesprek vindt plaats in een van de chicste stationsbuffets van het land: Le Royal Café, Centraal Station, Antwerpen. Deze ruimte was honderd jaar geleden voorbehouden voor de Belgische aristocratie –het koningshuis in het bijzonder- wanneer die met de trein naar de koloniale Jardin Zoologique d’Anvers kwam. Van het koloniale verleden naar het commerciële heden: dat roept meteen de vraag op hoe koloniaal 11.11.11 en andere Noord-Zuidorganisaties die ontstonden in de jaren zestig waren of misschien nog zijn.
Bogdan Vanden Berghe denkt dat er minstens restanten van die oude mentaliteit doorleven in de praktijk van de Noord-Zuidbeweging. De idee dat wij niet alleen het geld, maar ook de antwoorden en de ervaring hebben, en dat het Zuiden die kennis best toepast om ook op het spoor van ontwikkeling te geraken, is zeker niet helemaal verdwenen. ‘Je vindt dat ook terug in de aanpak van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds armere landen oplegt, of zelfs binnen de EU zie je dezelfde “wij weten het beter” mentaliteit tegenover Griekenland.’
Is dat een kwestie van koloniale mentaliteit of eerder van brutale machtsverhoudingen: wie rijk is, legt gewoon zijn visie en zijn belangen op aan wie minder machtig is?
‘Het wordt verpakt in goede intenties, verhalen over armoedebestrijding en goed bestuur, maar uiteindelijk gaat het om het belang van wie de macht heeft.’
Bogdan Vanden Berghe: Het is zeker een kwestie van macht, ja. En dat wordt verpakt in goede intenties, verhalen over armoedebestrijding en goed bestuur, maar uiteindelijk gaat het om het belang van wie de macht heeft.
Dat soort politieke analyses gingen sinds de jaren zeventig de boventoon voeren in het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (NCOS) en haar 11.11.11-campagnes. Lokaal bleef de hulpgedachte wel dominant: mensen verbinden zich met “hun project” en zijn bezorgd over “hun geld”.
Jos Geysels: Het zal je misschien verbazen, maar ik heb weinig problemen met de reflex van mensen om armen te helpen, of naastenliefde, om het in christelijke termen uit te drukken. Eigenlijk zou ik daar, in deze harde tijden, liever wat meer van zien. De volgende vraag is dan natuurlijk hoe die reflex vertaald en georganiseerd wordt. Daarover ging die vroege kritiek van 1969 ook al.
Uit de ontdekking van de wereld in de jaren zestig, ontstonden allerlei nieuwe bewegingen dien aandacht vroegen voor thema’s die voordien weinig of geen rol speelden in het maatschappelijk debat: Noord-Zuidverhoudingen, milieu, feminisme… Vijftig jaar na het ontstaan van die “nieuwe sociale bewegingen” is voor mij de cruciale vraag: zijn ze nog nieuwe, zijn ze nog sociaal en zijn het nog bewegingen?
Moet het in 2016 nog altijd “nieuw” zijn? Of was dat vooral de behoefte van de jaren zestig?
Jos Geysels: Niet in de betekenis die de marketing aan nieuw geeft, wel op het vlak van inzichten. Vandaag weten we bijvoorbeeld dat migratie een wezenlijk onderdeel vormt van de Noord-Zuidverhoudingen, maar dat betekent nog niet dat alle organisaties het eenvoudig vinden om die realiteit een plek te geven in hun analyses en werking.
En zijn de Vlaamse ngo’s “bewegingen”? Of zijn ze toch wezenlijk organisaties die een engagement vragen dat onvermijdelijk iets vrijblijvends heeft, in tegenstelling tot de bewegingen van boeren, arbeiders, inheemsen of sloppenbewoners waarmee ze solidair willen zijn?
Jos Geysels: Ik vind in elk geval dat 11.11.11 niet de koepel moet zijn van organisaties die geld inzamelen, maar die de samenleving willen veranderen.
Bogdan Vanden Berghe: Het is ook net bijzonder dat wij niet alleen opkomen voor ons eigen belang, maar solidariteit organiseren met mensen die verder van ons af staan. Is dat vrijblijvend? Niet als ik zie hoe lang 11.11.11-vrijwilligers die inzet volhouden.
Jos Geysels en Bogdan Vanden Berghe: ‘De machtshonger van één president is in staat om al dat opbouwwerk op enkele maanden tijd af te breken. En ik vrees dat hetzelfde, maar op veel grotere schaal, staat te gebeuren in Congo.’
© Lisa Develtere
Verweven wereld
Maakt het verschil tussen Zuiderse sociale bewegingen en Noordelijke organisaties het toch niet heel riskant om voortdurend over partnerschap te spreken, een terminologie die nu toch al decennia centraal staat in de manier waarop ngo’s hun relatie met die bewegingen in het Zuiden omschrijven?
Bogdan Vanden Berghe: Dat is inderdaad niet vanzelfsprekend. Want hoe je het ook draait of keert, in de overgrote meerderheid van de gevallen blijven wij donors. En zelfs in de gevallen dat de relatie niet financieel is –wij ondersteunen zowel in Burundi als in de Democratische Republiek Congo mensen zonder geld te geven- blijft het een ongelijke verhouding, want als ze stopt is dat voor ons veel minder bedreigend dan voor hen. Maar gelijkwaardigheid heeft ook, en misschien vooral, te maken met mentaliteit. Je kan dat heel moeilijk verankeren in regels en overeenkomsten, maar als je als organisatie de zelfdiscipline kan opbrengen om effectief de macht te delen, dan levert dat mooie resultaten op.
‘We hebben dus ook een nieuw vocabularium nodig. Rijke landen, arme landen, Noord en Zuid: dat moet vervangen worden door een betere en actuelere beschrijving van wie er effectief rijker wordt en wie in armoede geduwd wordt.’
Jos Geysels: Er is vandaag toch ook, veel meer dan in 1966, het besef dat veranderingen hier en ginder en elders samenhangen. Het casinokapitalisme van Wall Street heeft onze economische crisis veroorzaakt, héél veel mensen hebben dat door. En dus is er ook een veel sterker aanvoelen dat het belang van boeren of burgers in het Zuiden op een heel directe manier samenhangt met ons eigen belang in het Noorden.
Het probleem is dat dit inzicht zich op dit moment vooral vertaalt in angst, onzekerheid en het verdwijnen van optimisme. De beweging rond internationale solidariteit maakt dan duidelijk waarom we ons moeten inzetten om processen van sociale verandering in het Zuiden te ondersteunen, en toont ook concrete manieren om dat te doen.
Om over twintig jaar nog relevant te zijn, moet deze beweging vandaag sterker politiseren en de publieke opinie beïnvloeden. De nieuwe inzichten moeten breder verspreid worden, zodat ze uiteindelijk ook tot een ander beleid leiden.
Bogdan Vanden Berghe: De mondialisering heeft inderdaad geleid tot een veel grotere verwevenheid. Migratie, terrorisme, klimaatverandering, financiële deregulering: dat zijn stuk voor stuk cruciale problemen van deze tijd, maar je kan ze alleen begrijpen én effectief aanpakken als je ze wereldwijd denkt.
Het denken over ontwikkeling moet vandaag niet vertrekken van achterstelling, maar van de vraag: wie zijn de winnaars en wie de verliezers van de mondialisering? En dan zie je dat er ook in Noorden duidelijk verliezers zijn, vooral bij de lagere middenklasse. Het wordt dan ook duidelijk dat herverdeling, sociale bescherming, waardig werk en rechtvaardige fiscaliteit de kernthema’s zijn van internationale solidariteit voor de komende jaren.
Dat is overigens goed te illustreren met het zo gevoelige thema migratie. Mensen migreren niet alleen omwille van conflict, maar ook als resultaat van de sterk toegenomen ongelijkheid. Ook de bestemming van die migratiebewegingen –Duitsland, Scandinavië, Benelux- is niet toevallig: mensen zijn op zoek naar echte en functionerende sociale bescherming.
Jos Geysels: We hebben dus ook een nieuw vocabularium nodig. Rijke landen, arme landen, Noord en Zuid: dat moet vervangen worden door een betere en actuelere beschrijving van wie er effectief rijker wordt en wie in armoede geduwd wordt.
Als Noord en Zuid geen bruikbare termen meer zijn, dan is de Noord-Zuidbeweging misschien ook voorbijgestreefd?
‘Waar arm en rijk elkaar fysiek raken, zie je trouwens prikkeldraad verschijnen, en helikopters en speciale veiligheidsdiensten.’
Bogdan Vanden Berghe: De ongelijkheid is vandaag niet meer wat ze vijftig of dertig jaar geleden was, maar ze is toch ook nog in geografische termen te beschrijven. Waar arm en rijk elkaar fysiek raken, zie je trouwens prikkeldraad verschijnen, en helikopters en speciale veiligheidsdiensten.
Maar tegelijk zien we dat economische groei, die in een aantal Afrikaanse landen al jarenlang opvallend groot is, gewoon niet doorstroomt in de samenleving. Noord en Zuid zijn dus niet overbodig als termen, al zijn ze niet toereikend om de groeiende ongelijkheid te omschrijven.
Jos Geysels: Het klopt dat we het spreken over armoede moeten vervangen door het spreken over ongelijkheid, ook in eigen land. We moeten niet ophouden met het vragen van solidariteit, maar als we fondsen nodig hebben, dan vind ik het wel in toenemende mate moeilijk om dat te doen bij mensen van de lagere middenklassen en de armen in Europa. Ook al is de realiteit van de fondsenwerving vandaag dat het vooral de middenklasse is die bijdraagt –niet de rijken.
Intussen bestaat de Noord-Zuidbeweging wel nog steeds als een afzonderlijke beweging, los van de binnenlandse armoedebeweging, vakbewegingen en andere bewegingen die rond die groeiende ongelijkheid mobiliseren.
Bogdan Vanden Berghe: Het klopt dat we systematischer werk zouden kunnen maken van een Noordluik aan onze politieke eisenprogramma’s. Voor de campagnes rond waardig werk en sociale bescherming hadden we daar zeker nog meer werk van kunnen maken. Op die manier zouden we duidelijker kunnen maken hoe solidariteit en welbegrepen eigenbelang samenhangen. Al vind ik dat die zoektocht naar ons eigen belang niet voorop mag komen te staan in de motivaties voor internationale solidariteit, en dat voel je de laatste tijd toch meer en meer.
Wat is de manier om vandaag jongeren of brede groepen mensen te bereiken met de boodschap van internationale solidariteit?
Jos Geysels: De paradox is dat er enerzijds een groter bewustzijn is van de verwevenheid van evoluties in Noord en Zuid, een grotere politisering zou je kunnen zeggen, en dat tegelijk de afhankelijkheid van marketing gedreven, flitsende en dus simpele campagnes ook toeneemt. Meer BV’s, simpele boodschappen, mediatisering.
Bogdan Vanden Berghe: Toch kan het ook anders. De Worldshake-campagne over De Kloof bereikte heel veel jongeren en ik kom nog altijd mensen tegen in de beweging die er toen in gestapt zijn. Ook met Sing for the Climate hebben we tienduizenden mensen bereikt die niet tot onze onmiddellijke achterban behoren.
Jos Geysels: ‘Ik pleit voor meer fusies in de sector, om de slagkracht te vergroten –ook in het Zuiden. En dat moet dan gecombineerd worden met kleine, thematisch gespecialiseerde organisaties, want met één grote organisatie zouden we ook weer veel dynamiek verliezen.’
© Lisa Develtere
Globaal en lokaal
Vijf successen en twee mislukkingen
+ In een aantal discussies zijn we erin geslaagd het denken én handelen te veranderen: schuldverlichting, de structurele aanpassingsprogramma’s, de Tobintaks. Dat zijn zaken waar we trots op mogen zijn, want het gaat telkens niet alleen om politieke verandering maar ook om dossiers die een véél grotere impact hebben op de ontwikkelingskansen van mensen dan een geïsoleerd project.
+ Als je de eisenbundels van de jaren zestig en zeventig terugleest, dan zie je dat die bijna helemaal politiek gerealiseerd of maatschappelijk aanvaard zijn.
+ Het succes van Latijns-Amerikaanse landen deze eeuw om tegelijk armoede als ongelijkheid te bestrijden, heeft een directe link met de sociale bewegingen die mede door internationale solidariteit sterk gemaakt zijn.
+ We hebben de voorbije jaren ook een aantal grote mobilisaties gerealiseerd, met als uitschieters de Wachtnacht en Sing for the Climate, wat zowel een enorm publiekssucces was als een voorbeeld van hoe de organisatie daar alert en flexibel is mee omgegaan.
+ De vernieuwingsbeweging van rond de eeuwwisseling heeft onder andere MO* voortgebracht, en dat is niet alleen een sterk medium, het is ook een goed voorbeeld van wat samenwerking tussen verschillende organisaties kan realiseren.
- De hopelijk “beste mislukking” van de voorbije jaren is dat we er niet in geslaagd zijn samen met 12-12 een representatieve structuur voor noodhulp op te richten. Al heeft het debat dat daarrond ontstaan is hopelijk wel het effect dat iedereen gaat inzien dat de strikte scheiding tussen noodhulp en structurele hulp niet vol te houden is. Dat werd heel duidelijk bij de noodhulpacties rond Haïti, waarbij organisaties die al jàren werkten in dat land geen middelen kregen om via hun kanalen de nood te lenigen.
- Burundi. Tien jaar geleden leek het allemaal in de goede richting te gaan met beleid, middenveld, samenleven in diversiteit. En de machtshonger van één president is in staat om al dat opbouwwerk op enkele maanden tijd af te breken. En ik vrees dat hetzelfde, maar op veel grotere schaal, staat te gebeuren in Congo.
Is de beweging toegerust om de opstoten van interesse en engagement, die losgemaakt worden door succesvolle massacampagnes, te zien, op te vangen en verder te dragen?
Jos Geysels: Je kan je afvragen of we die vraag nog wel op dezelfde manier moeten beantwoorden als in de jaren zeventig, toen we nog geloofden dat engagement per se vertaald moest worden in inzet binnen een organisatie, met de klassieke structuren zoals lokale kernen. Greenpeace is bijvoorbeeld op een heel andere manier opgebouwd. Met andere woorden: een beweging die toekomst wil hebben, moet vooral een beweeglijke organisatie zijn.
Bogdan Vanden Berghe: Er blijft een groep mensen die duurzaam betrokken kan worden bij de organisatie, een heleboel andere mensen moet via evenementen en inhoudelijke campagnes gemobiliseerd worden. Binnen die flexibele structuur blijven de lokale kernen wel van wezenlijk belang. Het is ook uniek in Europa dat elke gemeente een of meerdere solidariteitskernen heeft.
Jos Geysels: Maar je moet je wel afvragen of elke grote organisatie vandaag in elke gemeente nog wel een aparte lokale groep moet hebben.
Dan bots je wellicht toch snel op de eigen naamsbekendheid en de eigen dynamieken van de verschillende organisaties.
Jos Geysels: Wellicht, maar ik pleit in elk geval voor meer fusies in de sector, om de slagkracht te vergroten –ook in het Zuiden. En dat moet dan gecombineerd worden met kleine, thematisch gespecialiseerde organisaties, want met één grote organisatie zouden we ook weer veel dynamiek verliezen. Ik denk dat er nog veel mogelijkheden onbenut gelaten worden vandaag, door te weinig flexibel met de kansen en maatschappelijke veranderingen om te gaan.
‘De duurzame ontwikkelingsdoelen tonen hoeveel kruispunten en aanknopingspunten er zijn voor samenwerking met organisaties en groepen van buiten de Noord-Zuidbeweging.’
Bogdan Vanden Berghe: De brede benadering van de duurzame ontwikkelingsdoelen toont ook hoe langer hoe meer hoeveel kruispunten en aanknopingspunten er zijn voor samenwerking met organisaties en groepen van buiten de Noord-Zuidbeweging.
Om die kansen te grijpen, moet je wel lokale groepen hebben en moeten die de ruimte krijgen om hun werking op hun eigen manier uit te bouwen.
Jullie pleiten heel sterk voor een flexibele maar sterk gepolitiseerde beweging rond internationale solidariteit. Een van de meer recente denkstromingen in het ontwikkelingsdenken beklemtoont eerder de efficiëntie van de ingezette middelen, dan de politieke verandering.
Bogdan Vanden Berghe: Elke organisatie heeft de opdracht om zo goed mogelijk haar doelstellingen te bereiken. Dat geldt dus ook voor 11.11.11: wij moeten ons professioneel organiseren en elke euro moet zo goed mogelijk worden besteed. Maar je moet wel opletten dat efficiëntie niet het doel wordt, want dat is een leeg doel. Het huidige efficiëntiedenken past ook vooral op de caritatieve benadering van ontwikkeling en solidariteit, terwijl wij veel meer naar de problemen in hun maatschappelijke context kijken. De discussie over efficiëntie en effectiviteit moet niet focussen op geïsoleerde projecten, maar op vrede en impact. En dan zal je wellicht vaststellen dat een studiemedewerker die jaren rond schuldverlichting werkt veel meer “opbrengt” dan een afzonderlijk “ontwikkelingsproject”.
Jos Geysels: Als de vraag gesteld wordt door mensen die geld geven aan 11.11.11, dan moeten we daar meteen en zo volledig mogelijk op antwoorden. Maar we moeten wel alert blijven voor het feit dat achter termen als efficiëntie en effectiviteit een economisch denken schuilgaat waarmee we ons niet moeten inlaten. Want wie de woordenschat beheerst, bepaalt ook de inhoud van het debat. En bovendien: het is zéér de vraag of de enorme toename aan evaluaties, inzet van consultants en andere managementstechnieken de efficiënte inzet van middelen vergroot hebben.
Bogdan Vanden Berghe: ‘Het denken over ontwikkeling moet vandaag niet vertrekken van achterstelling, maar van de vraag: wie zijn de winnaars en wie de verliezers van de mondialisering?’
© Lisa Develtere
Ontwikkelingssamenwerking en buitenlandbeleid
Een andere manier om de efficiëntie van ontwikkelingssamenwerking te verhogen, is door ngo’s nauwer te laten aansluiten op wat de overheid doet, en door ontwikkelingssamenwerking te integreren in het bredere buitenlandbeleid.
Jos Geysels: Conceptueel klopt het dat OS een onderdeel van het internationale optreden van een land, maar ik heb van heel dichtbij gezien dat diplomatie –het verdedigen van de Belgische belangen in het buitenland- helemaal niet samenvalt met het realiseren van de belangen van de bevolking in het Zuiden.
Bogdan Vanden Berghe: Als het belang van ontwikkeling in het Zuiden het leidende motief zou worden van ons buitenlandbeleid, dan krijg je meteen ook een veel meer gepolitiseerd denken over ontwikkeling. Waarom zouden we, bijvoorbeeld, niet een deel van de 0,7 procent van het bbp dat naar OS zou moeten gaan investeren in het opbouwen van minimale sociale bescherming in het Zuiden? Dat zou volgens mij een heel effectieve manier zijn om hulpgeld te besteden.
Opdrachten voor de toekomst
* De beeldvorming over ontwikkeling moet anders. We moeten de overgang maken van armoedebestrijding naar ongelijkheidsbestrijding, bijvoorbeeld.
* De lokale verankering met heel veel vrijwilligersinzet moet wellicht helemaal anders gestructureerd worden, maar blijft wel cruciaal.
* Meer samenwerking binnen de Noord-Zuidbeweging, bijvoorbeeld voor de scholenwerking. 11.11.11 is daarvoor het evidente platform, al hoeft zo een samenwerking niet noodzakelijk onder de naam 11.11.11 te gebeuren.
* Ngo’s moeten onafhankelijker worden van de overheid, want de druk vanuit die overheid op organisaties die echt afhankelijk zijn van overheidsmiddelen zal toenemen.
Dit interview werd afgenomen voor het herfstnummer van MO*magazine. Voor slechts €20 kan u hier een jaarabonnement nemen!
* Het motto moet zijn: Wees wendbaar in je strategie, ongelooflijk flexibel in je tactiek, maar onwrikbaar op het vlak van je basiswaarden, op de eerste plaats solidariteit. De verleiding is heel groot om net andersom te werken en solidariteit te vervangen door bijvoorbeeld het economische denken, terwijl men wel halsstarrig vasthoudt aan organisatorische vormen en gewoonten.
Bogdan Vanden Berghe en Jos Geysels: ‘In een aantal discussies zijn we erin geslaagd het denken én handelen te veranderen: schuldverlichting, de structurele aanpassingsprogramma’s, de Tobintaks.’
© Lisa Develtere