Een jaar na Rana Plaza: 'Druk op kledingmerken blijft nodig'

De instorting van het Rana Plaza in Bangladesh vestigde precies een jaar geleden de wereldaandacht op de erbarmelijke werkomstandigheden van Bengalese kledingarbeiders. Bij de instorting van het acht verdiepingen tellende gebouw kwamen op 24 april 2013 in Savar 1138 mensen om het leven. Een interview met Jef Van Hecken van Wereldsolidariteit, die de ramp en de strijd terplaatse meemaakt.

© Jef Van Hecken

‘Zonder internationale solidariteit dreigt de verandering stil te vallen’, zegt Jef Van Hecken.

Twaalf maanden later is er onvoldoende veranderd voor de arbeiders zelf. De compensatieregeling staat niet op punt, laat staan dat de slachtoffers al volledig vergoed zijn. De overeengekomen loonsverhoging wordt nog niet overal toegepast. Het blijft vrij moeilijk voor de arbeiders om zich als vakbond in een fabriek te organiseren. Jef Van Hecken werkt voor Wereldsolidariteit in Azië en woont in Dhaka, niet zo ver van Savar, waar het Rana Plaza-complex inzakte.

Wat is er op een jaar tijd veranderd in Bangladesh?
Jef Van Hecken: Als je met slachtoffers en nabestaanden praat, stel je vast dat de meeste betrokkenen nog niet veel goeds ervaren hebben. Er zijn wel stappen gezet om de veiligheid te verbeteren en om een compensatieregeling uit te werken. De mensen hebben echter geen boodschap aan die lange onderhandelingen. Zij moeten dagelijks zien te overleven en hebben het daar meer dan lastig mee.

In onze landen zou een verzekeringsregeling een vooruitbetaling doen en, nadat een definitieve regeling getroffen is, wordt dan de afrekening gemaakt. Zo blijf je als slachtoffer niet in de kou staan. In Bangladesh bestaat dat niet. Ik denk dat de overheid hier meer initiatief kon nemen. 

Daarnaast zien we dat veel mensen die terugkeren naar de stad om werk te zoeken, bij ziekenhuizen om hulp aankloppen omdat ze nog steeds last hebben van slecht herstelde wonden. Dan spreek ik nog niet over de trauma’s. Onlangs kwam ik enkele slachtoffers tegen die al zes à zeven keer een nieuwe werkomgeving hebben opgezocht, om er steeds weer te vluchten uit angst dat het plafond zou inzakken. Het is ook pijnlijk om vast te stellen dat er nog steeds geen eenduidige lijst van alle getroffenen bestaat.

‘Slechts tien van de 28 bij de ramp betrokken merken hebben een bijdrage gedaan.’

Mijn algemene indruk is wel dat er vooruitgang is geboekt, maar dat de mensen daarvan nog te weinig ervaren. Mede dankzij internationale druk wordt werk gemaakt van de veiligheid van fabrieksgebouwen in Bangladesh. Meer dan 150 kledingmerken ondertekenden het Akkoord voor (Brand)veiligheid van Gebouwen. Ze engageren zich om de kosten te dragen voor het oplossen van de gebreken in fabrieken waarmee ze samenwerken.

T-shirt van twee euro

Nemen de grote merken ook effectief het initiatief?
Jef Van Hecken:
De fase van de inspecties van fabrieken is nu volop bezig. Op basis daarvan zullen sancties opgelegd worden. Tot op heden zijn er al dertien bedrijven gesloten na controle. Pas tegen september zullen alle onderzoeken afgerond zijn; nog een tijdje dus. Pas dan wordt de impact van de inspecties en te nemen maatregelen zichtbaar.

Het wordt belangrijk om de merken die het akkoord ondertekend hebben ook effectief te laten bijdragen in de kosten. De druk van consumenten en de internationale gemeenschap is essentieel om daadwerkelijk stappen in de goeie richting te zetten. Als die druk verdwijnt, riskeren we terug te vervallen in de oude gewoonten. Dat kunnen we missen als de pest natuurlijk.

Er is voorlopig dus wel voldoende samenwerking tussen de partijen?
Jef Van Hecken:
Ik ben positief als ik kijk naar de instrumenten die zijn ontwikkeld. Het was geen sinecure om met alle betrokkenen de veiligheidsstandaarden vast te leggen, die de basis vormen voor de veiligheidsinspecties van de 5000 fabrieken. Het heeft tijd gevraagd, maar nu worden op basis daarvan inspecties gedaan en beslissingen genomen. Arbeiders die elke dag moeten zien te overleven, hebben weinig boodschap aan de maandenlange onderhandelingen. De mensen zitten te wachten op hun vergoeding. Ik denk dat er zeker nog een jaar nodig zal zijn om de effecten en vooruitgang te meten.

© CC BY-SA 2.0 rijans

De instorting van het Rana Plaza in Savar, Dhaka.

Bij wie ligt de verantwoordelijkheid?
Jef Van Hecken: 
Die is gecombineerd. De overheid moet beleidslijnen uitzetten voor buitenlandse investeerders en over hoe ze met de mensen omgaan. Daarnaast moeten de bestaande wetgevingen onder haar controle daadwerkelijk worden toegepast. De verantwoordelijkheid ligt natuurlijk ook bij de kledingindustrie zelf. Het gaat om “big international business“ en Bangladesh geeft de mogelijkheid om tegen een lage kost te produceren. De grootste bedragen gaan naar de merken, niet naar de overheid of naar de eigenaars van de fabrieken.

Als je in België een T-shirt van 25 euro koopt in de winkel, heeft die misschien een productiekost van amper 2 euro. Je ziet het enorme verschil. Het fenomeen van “zo veel mogelijk produceren in zo weinig mogelijk tijd en tegen een zo laag mogelijke kost” legt de lat voor de productie erg hoog. Er schieten bijna geen middelen over om in een kwalitatieve werkomgeving te investeren. De merken hebben in die zin hun verantwoordelijkheid wel genomen, maar moeten bij de les blijven. Dat zal op 24 april zeker onderlijnd worden.

Wildewestenpolitiek

In december trad het minimumloon in werking. Wordt dat voldoende nageleefd?
Jef Van Hecken: 
In februari had slechts veertig procent van de Bengaalse bedrijven de wetgeving toegepast. Vandaag zijn er nog steeds problemen. Een aantal werkgevers argumenteren dat ze de middelen niet hebben om zoveel te betalen. Toch is het een recht voor de arbeiders en dat moet toegepast worden. De bedrijven kunnen wellicht betere afspraken maken met de internationale merken zodat diegene die eraan verdient ook de meerkost kan dragen.

Heel wat bedrijven werken in onderaanneming voor grote bestellingen. Die onderaannemers kennen de opdrachtgevers niet en zo loopt het fout. De merken moeten hun verantwoordelijkheid nemen tot op de productieplaats toe om te weten hoe en waar hun kleding gemaakt wordt. De meeste problemen zitten niet zozeer bij de bedrijven die in de spotlights van de internationale gemeenschap staan, maar bij lokale werkgevers die niet in de schijnwerpers lopen. Je botst daar regelmatig op als je in Dhaka rondloopt. Er moet sluitende controle komen om de “wildewestenpolitiek” van die bedrijven te stoppen.

Hoe pakken die plaatselijke bonzen het dan aan?
Jef Van Hecken:
In de kleine onderaannemingen wordt meestal weinig geïnvesteerd in veiligheid en gezondheid van de werknemer. Je hoort regelmatig verhalen van jonge mensen die van het platteland naar de stad komen. Ze solliciteren dan ergens, maar de kennis van hun rechten is niet indrukwekkend. Ze hebben nog nooit meer dan honderd taka (0,93 euro) in hun handen gehad en krijgen dus van de baas pakweg 2000 taka (18,6 euro), terwijl ze er eigenlijk 5000 (47 euro) moeten krijgen. In die context is de baas dus ook effectief baas. Toestanden waarin de werkgever een dag loon afpakt bij een fout in de productie zijn geen uitzondering. Doordat werknemers zich te weinig kunnen en mogen organiseren in vakbonden, blijft dit natuurlijk een vorm van uitbuiting die onaanvaardbaar is.

‘Klimaat is niet gekeerd’

De vakbonden beginnen eindelijk enige vorm van macht te krijgen?
Jef Van Hecken:
 De internationale druk blijkt wel effect te hebben. Amerika heeft een hele tijd terug de gunstige regeling voor invoertaksen op Bengalese kleding ingetrokken en een reeks voorwaarden gesteld om het gunsttarief terug toe te passen. Het is positief dat het ministerie van Arbeid de vakbonden nu wel erkent. Op dit moment zijn er 143 erkende vakbonden op fabrieksniveau. Op 5000 fabrieken is dat bijzonder weinig, maar als je weet dat er een jaar geleden nog geen drie waren, kan je toch spreken van een positieve evolutie. Het is essentieel om dat aantal op korte termijn gevoelig op te voeren.

Toch heeft de nieuwe arbeidswet die na Rana Plaza is gemaakt ook een negatieve invloed. Arbeiders mogen zich formeel wel organiseren, maar door een nieuwe clausule moet er eerst dertig procent van de werknemers van een bedrijf gemobiliseerd worden vooraleer een vakbond geregistreerd kan worden. In kleine bedrijfjes is dat doenbaar, maar in een omgeving van 1500 arbeiders is dat al heel wat moeilijker. Bij het minste je werkgever daar iets van merkt, lig je buiten. Het klimaat voor vakbonden is niet echt gekeerd. De overheid en zeker de werkgevers aanvaarden vakbonden met tegenzin en onder internationale druk. Daarom moet die er ook blijven.

‘Het is realistisch om niet te snel verandering te verwachten.’

Is dat de grootste taak van de overheid?
Jef Van Hecken:
De overheid moet het kader scheppen waarbinnen ondernemen mogelijk wordt, met respect voor de rechten van de arbeiders. De lobby van de werkgevers uit de kledingsector in de politiek is vrij groot. Winst krijgt in de politiek meer aandacht dan de arbeiders. Mijns inziens moet de overheid een actieve betrokkenheid van de arbeiders promoten. Werknemers moeten zich kunnen laten vertegenwoordigen door vakbonden. Zolang daar geen doorbraak in gerealiseerd wordt, blijven we geconfronteerd met uitbuiting en mensonwaardige levensomstandigheden. Dat is een mentale omschakeling die zeker in Bangladesh nog moet gebeuren.

Zit die doorbraak in de pijplijn?
Jef Van Hecken:
Ik ben van nature niet pessimistisch, maar het is realistisch om niet te snel verandering te verwachten. De uitdaging blijft om via internationale solidariteit de bestaande vakbondswerking te versterken tot een kracht waarmee rekening moet worden gehouden.

Voedingsbodem

Tot september vorig jaar kwamen Bengalese protesten in de aandacht. Ondernemen de werknemers nog steeds individuele acties?
Jef Van Hecken:
Er zijn nog regelmatig spontane protestacties in de fabrieken omwille van bedrijfsgerelateerde problemen. De industriële politie, die opgericht is om de rust in de fabrieksregio’s te bewaren en eventuele protesten de kop in te drukken, blijft wel effect hebben. Vele acties zijn internationaal gericht. Protesten tegen merken die niet meewerken aan een compensatieregeling, bijvoorbeeld. In het fonds voor de slachtoffers van Rana Plaza zit op dit moment maar 37 procent van de nodige middelen. Slechts tien van de 28 bij de ramp betrokken merken hebben een bijdrage gedaan. Dat kan Bangladesh zelf niet oplossen.

Blijft het voor het Westen een ver-van-mijn-bed-show?
Jef Van Hecken:
Dat durf ik niet meteen zeggen, maar media zijn vluchtig. Ze moeten de aandacht van de lezer of kijker blijven trekken. Ik zie nog regelmatig dingen gebeuren. The Guardian heeft bijvoorbeeld een virtueel dossier uitgewerkt om de “human cost” van kleding onder de aandacht te brengen.

Sommigen beschrijven de Rana Plaza-ramp als een 9/11 voor de kledingsector. Is dat overdreven of niet?
Jef Van Hecken:
De gevoelswaarde van 11 september is van een andere orde. De meer dan 1000 doden van Rana Plaza zijn uiteindelijk wel de voedingsbodem geweest om de problematiek in beweging te krijgen. Na zoveel jaren van dodelijke slachtoffers, zijn het toch deze mensen die de balans in een positieve richting hebben geduwd.

Ik blijf mijn hart vasthouden, want er is geen garantie dat we dit soort situaties niet meer zullen meemaken over een aantal maanden of zelfs jaren. We moeten de inspecties en de toepassing van de akkoorden afwachten. De mensen die in de miserie zitten ondervinden het nog niet aan de lijve, maar er is hoop dat het de komende maanden de goeie richting uitgaat. Om dit alles mogelijk te maken, blijft internationale politieke, syndicale en consumentendruk noodzakelijk.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.