Op stap in “Congoville” in het Antwerpse Middelheimpark
Scenarist Raf Njotea: ‘De journalist roept door een megafoon, de scenarist fluistert in je oor’
© Elien Spillebeen
© Elien Spillebeen
De redactie van MO* trekt er deze zomer op uit (in eigen land). En dat doet ze niet alleen. Elien Spillebeen trok met scenarist Raf Njotea naar de expo Congoville in het Middelheimpark. ‘Soms vertrek je vanuit clichés. Dan is het de vraag of je die wil bevestigen of ontkrachten.’
Op en rond de campus Middelheim in Antwerpen ligt niet alleen een puzzelstukje van de koloniale geschiedenis van België, maar ook van opiniemaker en scenarist Raf Njotea. ‘Daar in het Middelheimziekenhuis ben ik geboren. Toen ik een jaar oud was verhuisden we naar Wechelderzande.’
Zo groeide Njotea op in de Kempen, de heimat van zijn moeder. Hij stelde zich weinig vragen bij het migratieverhaal van zijn Nigeriaanse vader. Zijn jeugd verschilde amper van die van zijn witte vrienden. De interesse in zijn eigen identiteit en het maatschappelijke belang van vragen over identiteit kwamen pas later.
Njotea is onder meer bekend als scenarist van de populaire reeks Dertigers. Vandaag werkt hij aan een podcast over zijn vader. Hij schrijft doorgaans fictieve verhalen, maar deelt ook geregeld zijn persoonlijke mening over thema’s als diversiteit en racisme.
Middelheim staat bij velen bekend als een ziekenhuis, een campus van de Universiteit Antwerpen en een openluchtmuseum. Wat minder bekend is, is dat het gebouw dat vandaag deel uitmaakt van de Universiteit Antwerpen, in 1920 werd opgetrokken als koloniale hogeschool.
Wat minder bekend is, is dat het gebouw dat vandaag deel uitmaakt van de Universiteit Antwerpen, in 1920 werd opgetrokken als koloniale hogeschool.
Vandaag wordt er fysica, informatica en wiskunde onderwezen. Ook Raf Njotea had geen idee dat in dit art-decogebouw in het verleden het koloniale discours aan een groep jonge, witte mannen werd overgedragen.
Toch draagt het nog goed de verborgen sporen van wat ooit een spil was in het Belgische koloniale project. In de 100 jaar oude promotiebrochure van de school klinkt het: ‘Het is tijd om in Belgisch-Afrika een efficiënt koloniaal bestuur uit te bouwen. Om dat te verwezenlijken is er nood aan hoogopgeleide en gedisciplineerde jonge mannen, klaar om plichtsgetrouw het statische zwarte ras in de richting van de beschaving te leiden.’
‘Ik merk dat gekleurde vrouwen sneller haatberichten krijgen dan mannen.’
Ook de vijfpuntige ster op de gevel, verwijst in stilte naar de val van Belgisch Congo. Twee gedenkstenen ter nagedachtenis van gesneuvelde witte koloniale ambtenaren, geven alleen de geïnformeerde bezoeker iets weg over de oorsprong van dit gebouw. Want wie de arduinen stenen wil vinden, moet het struikgewas induiken.
De expo Congoville haalt deze geschiedenis deze zomer uit de vergetelheid. Curator Sandrine Colard liet vijftien internationale kunstenaars reflecteren over de fysieke en mentale sporen van dit koloniale erfstuk.
Er valt niet naast het kunstwerk van Ibrahim Mahama te kijken. De Ghanees bekleedde de gevel met juten zakken. Daarmee wil hij de verhulling van het koloniale verleden beklemtonen en bij voorbijgangers nieuwsgierigheid wekken over wat zich achter het juten scherm bevindt.
Strijd vanaf de tweede linie
‘Ik probeer stil te staan bij mijn eigen consumptiegedrag’, vertelt Njotea terwijl we het kunstwerk The Aesthetic Observer van de Congolese kunstenaar Maurice Mbikayi bewonderen. Het is opgetrokken uit oude computeronderdelen en een verwijzing naar het verband tussen technologie en de uitbuiting waarmee ontginning van grondstoffen in Congo gepaard gaat.
‘Maar ik begrijp ook dat velen gewoon hun leven willen leiden, en dat niet doen’, vervolgt hij. Aan het begin van onze wandeling had Njotea nog gewaarschuwd dat hij zinnen vaak start met deze woorden: “Ik begrijp wel dat…”.’
Njotea is nochtans iemand die zich durft uitspreken over gevoelige onderwerpen. De reden dat hij tot nog toe opvallend weinig haatberichten ontving? ‘Ik merk dat gekleurde vrouwen sneller haatberichten krijgen dan mannen. Ik leerde ook dat niet alleen racisme, maar ook seksisme een niet te onderschatten probleem is.’
In debatten over ongelijkheid of racisme tracht Njotea geen mening of politieke agenda op te dringen. Zijn ambitie is eenvoudig: visies en meningen delen, zonder te verdelen. ‘Ik vind het wel mijn verantwoordelijkheid om iets bij te dragen aan het debat. Daarbij probeer ik steeds te zoeken naar verbinding tussen twee polen. Die uitgesproken meningen zijn nodig. Sociale verandering is er niet gekomen zonder echte strijd.’
Njotea voelt zich veiliger van op de tweede linie, bekent hij zelf. ‘In die maatschappelijk strijd zijn misschien wel verschillende rollen weggelegd. Ik heb de mensen die echte eisen durven stellen, die niet altijd diplomatisch willen zijn, ook nodig.
‘Dat heeft te maken met wie ik ben: opgegroeid in een dorp in de Kempen. Vele vrienden zijn wit en weinig bezig met racisme en dekolonisatie. Ik wil ook hen in mijn leven houden.’
Het perfecte “diversiteitsexcuus”
Het is windstil. De juten vlaggen van Ibrahim Mahama hangen er roerloos bij. De opstelling van de vlaggenmasten geeft het grindpad de uitstraling van een laan. Mahama klaagt aan dat zijn nationale trots gebaseerd is op ellende en ongelijkheid.
‘Ik probeer optimistisch te zijn’, zegt Njotea. ‘Maar ik zie soms moeilijk een uitweg uit neokoloniale structuren van uitbuiting.’ Toch blijft hij hangen bij die nationale trots. ‘Door die vlaggenmasten, denk ik. Het is een herkenbaar beeld. Iedereen heeft het recht trots te zijn, waar je ook geboren bent.’
‘Schuld is geen zinvolle emotie in het dekoloniseringsdebat.’
‘Ook als je wit bent, ja. Dat wie wit is zich schuldig zou moeten voelen voor het koloniale verleden, draagt weinig bij. Schuld is geen zinvolle emotie in het dekoloniseringsdebat.’ Maar hij blijft genuanceerd en begripvol: voor wie de pijn van een verleden wil kanaliseren. ‘Ik ben niet echt een persoon van grote emoties.’
Volgens Njotea is er geen echte emotie die zinvol is in het postkoloniale debat. ‘Bewustzijn misschien wel. Zich bewust zijn van wat het betekent om zwart of wit te zijn, of iets daartussenin, dat vind ik belangrijker. Het hoeft niet ten koste van trots te gaan.’
‘Ik ben ook trots op wie ik ben’, beklemtoont hij. ‘Op mijn wit- én zwartheid. Dus ook mijn Nigeriaanse afkomst, ook al ben ik maar één keer in dat land geweest. Ik mag er toch trots op zijn.’
Die Nigeriaanse achtergrond maakt van Njotea een potentiële posterboy voor diversiteit in het schrijverslandschap van de Vlaamse soapscene. Misschien wel, geeft hij toe, maar hij wil op zijn hoede blijven. ‘Ik zeg tegen anderen dat ze kansen die ze krijgen moeten grijpen. Ik maakte zelf racisme mee, dus ik weet wat het is.’
Hij noemt zichzelf, en zijn broers, het perfecte “diversiteitsexcuus”, verwijzend naar zijn eerder lichte huidskleur. ‘Nederlands is onze moedertaal, dus we zijn zogezegd al “geïntegreerd”. Maar dat is fout, we zijn gewoon van hier.’
‘Ik kan een diversiteitsexcuus zijn, maar zoek graag mee naar manieren om mensen dichter bij elkaar te brengen.’
Fluisterend
‘Ik denk dat ik iets over Leopold II heb geleerd. Maar wat precies, weet ik niet zo goed’, bedenkt Njotea zich terwijl we halt houden bij The Missing Link van Pélagie Ghaguidi. Het kunstwerk gaat over de rol van onderwijs en hoe schoolboeken lange tijd een koloniale blik vormden.
Njotea’s interesse lag in de eerste plaats bij taal. ‘Het besef dat geschiedenis van belang is, kwam pas later’, bekent hij. Hij beseft dat negatieve vooroordelen, onder andere door zijn afrokapsel, niet los staan van de inferieure beeldvorming uit die oude schoolboeken.
‘Ik hield mijn haren kort’, herinnert Njotea zich. ‘Maar dat mijn broer zijn haren te lang droeg, zou het zicht op het schoolbord belemmeren, klonk het. Nadat hij erop wees dat zijn kapsel niet verboden was, werd het schoolreglement gewijzigd. “Extravagante kapsels” werden niet meer toegestaan.’
Door zijn liefde voor taal houdt Njotea de vinger aan de pols van de maatschappij. Zijn interesses hadden van hem misschien evengoed journalist kunnen maken. ‘Maar die ambitie heb ik nooit gehad.’ Hij voelt zich beter op zijn plek als scenarist. Daarmee hoopt hij tegengewicht te bieden voor de schoolboeken die lange tijd een wit superioriteitsgevoel voedden.
‘Door het creëren van verhaallijnen en personages hoop ik fluisterend, op een zachte manier, het wereldbeeld van mensen een beetje bij te sturen.’
‘De journalist roept door een megafoon. De scenarist fluistert in je oor’, legt hij uit. ‘Een journalist kan iets onthullen en vervolgens delen. Door het creëren van verhaallijnen en personages hoop ik fluisterend, op een zachte manier, het wereldbeeld van mensen een beetje bij te sturen.’
Het einde van de kunst
Njotea fluisterde al in menig oor. Hij zat mee aan de schrijverstafel van VTM’s meest populaire soap, Familie. Hij is ook een van de vier schrijvers van de razend populaire één-reeks Dertigers.
Maar ook scenaristen moeten opletten, benadrukt Njotea. ‘Iedereen maakt fouten. Zo schrijf ik met Mattias Goovaerts en Soe Nsuki aan een nieuwe reeks, waarin een van de hoofdpersonages een tienermeisje met Congolese ouders is. De actrice die haar speelt, zei dat ze uit één scene in het scenario kon afleiden dat zowel Soe als ik van gemengde afkomst waren.’
Het meisje slaat volgens het scenario op een gegeven moment, na een ruzie met haar vader, de deur van haar slaapkamer kwaad achter zich dicht. ‘Nooit zou je dat in een Congolees gezin zien, vertelde de actrice ons.’
Ook de ophef over de vertaling van het gedicht van de Afro-Amerikaanse Amanda Gorman zette Njotea aan het denken. Dat het gedicht The Hills We Climb, door een wit persoon vertaald zou worden, lokte felle reacties uit. ‘Ik begrijp dat het een gemiste kans was om een dichter met donkere huidskleur een kans te geven.’
Maar dat een boek van een zwarte auteur beter niet vertaald wordt door een witte schrijver, of een verhaallijn over een zwart personage niet door een witte scenarist geschreven kan worden, is voor Njotea een brug te ver. ‘Kan alleen een zwarte holebivrouw zich inbeelden wat het is om een zwarte holebivrouw te zijn? Op die manier eindigt de kunst, vrees ik. Want kunst draait om verbeelding, het zich kunnen verplaatsen in een ander. Dat moet mogelijk blijven.’
Toch is de grens tussen realiteit en fictie dun. Daarom voelt Njotea als scenarist de verantwoordelijkheid om alert te blijven en kritisch na te denken over hoe de realiteit wordt verbeeld. ‘Soms vertrek je vanuit een cliché. Daarna moet je je de vraag stellen of je die clichés wil bevestigen of ontkrachten.’
Met Le chemin du bonheur van Pascale Marthine Tayou begonnen en eindigen we ons bezoek aan Congoville met een positieve noot. Het werk suggereert een toekomst van verzoening, één met een gezamenlijke weg die het koloniale verleden overstijgt. Dat pad wil Raf Njotea met veel plezier mee uitschrijven.
De tentoonstelling Congoville is nog tot 3 oktober gratis te bezichtigen in het Middelheimmuseum in Antwerpen.