Shomet Ole Naingisa: 'Commerciële logica kan Maasai redden'

Interview

Shomet Ole Naingisa: 'Commerciële logica kan Maasai redden'

Shomet Ole Naingisa: 'Commerciële logica kan Maasai redden'
Shomet Ole Naingisa: 'Commerciële logica kan Maasai redden'

Je kan de regen niet uit de lucht wringen, noch de geschiedenis een eeuw terugdraaien. Nomadische herders zoals de Maasai doen er daarom beter aan hun veestapel gedeeltelijk te commercialiseren en de regering moet graaslanden beschermen tegen de oprukkende landbouw. Shomet Ole Naingisa is een man die in termen van oplossingen denkt: de transitie die we nodig hebben, moet mensen gelukkiger maken.

Het conflict is zo oud als de boerende mensheid, als Kaïn en Abel, die als de eerste broers uit de bijbelse geschiedenis al tot een dodelijke krachtmeting kwamen over het gebruik van grond. Sedentaire landbouwers en rondtrekkende herders concurreren met elkaar en op momenten dat de grond of het water schaars zijn, leidt dat tot een strijd op leven of dood. In Afrika werd het altijd precaire evenwicht tussen de twee groepen grondig verstoord door koloniale grenzen en nationale ontwikkelingsprogramma’s, en heeft de steeds duidelijker optredende klimaatverandering de tegenstelling verder aangescherpt en al voor meer dan één burgeroorlog om levensnoodzakelijke bronnen geleid.

Het Oost-Afrikaanse Tanzania is tot nog toe gespaard gebleven van grootschalige en georganiseerde conflic ten om grond. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat de grond gemeenschappelijk beheerd wordt op dorpsniveau, in tegenstelling tot buurland Kenia, waar grond allang geprivatiseerd werd.

Dat betekent niet dat er geen fricties zijn tussen boeren en herders, zegt Shomet Ole Naingisa, een Maasai uit de regio van Arusha, in het noorden van Tanzania. Hij werkt in zijn thuisregio als coördinator van ontwikkelingsprojecten voor Trias, een Vlaamse ngo die vooral inzet op het versterken van boeren- en ondernemersorganisaties. Die conflicten nemen op sommige plaatsen zelfs toe en de overheid zou dus duidelijke keuzes moeten maken en aangeven tot waar de landbouw kan uitbreiden en vanaf waar de ruimte vrijgehouden wordt voor de kuddes van nomadische veetelers, vindt Shomet.

Want wat voor de ene braakliggend grasland is, is voor de andere net levennoodzakelijke graasruimte. Shomet: ‘In Longido, de streek waar ik werk, doet het conflict zich niet voor, omdat het daar zo droog is dat er nauwelijks landbouw bedreven wordt. Bovendien werd de veestapel door een rampzalige droogte in 2009 meer dan gehalveerd, waardoor de druk op het eigen milieu en de omliggende gebieden sindsdien veel draaglijker is. Maar dat blijft niet duren, natuurlijk.’

Kunnen herders wel overleven in een land waar de bevolking blijft groeien en er dus steeds minder ruimte zal zijn om kuddes te laten grazen?


Shomet Ole Naingisa  — © MO*

Shomet Ole Naingisa: De klimaatverandering er maakt het steeds moeilijker wordt voor zowel boeren als herders. En eerlijk gezegd denk ik dat het makkelijker zal zijn voor de herdersom die klimaatverandering te overleven dan voor boeren. De dieren laten zich nog verplaatsen naar de plaatsen waar gras en water is, dat is veel moeilijk voor gewassen. Herders zijn trouwens gewend om te gaan met droogte, ziekte en tekort. De bevolkingsgroei is daar bovenop een stevige bijkomende bedreiging, maar die komt niet alleen van buitenaf maar ook van binnenin de Maasai-gemeenschap. De kinderen die nu geboren worden zullen straks hun eigen kuddes willen en dus ook hun eigen graasgronden nodig hebben.

De verandering die ik verwacht, is dat pastoralisten zoals de Maasai hun levenwijze gedeeltelijk zullen commercialiseren. Vandaag zijn er mensen met een kudde van meer dan duizend dieren, maar die niet op de markt gebracht worden. Het feit dat die kudde het hele jaar door gevoederd moet worden, legt een zware druk op de omgeving, zeker in een voller land. Het zou beter zijn indien het grootste deel van de kudde in juli verkocht wordt, om na het droge seizoen een nieuwe veestapel op te bouwen. In het tussenseizoen kan je de overblijvende dieren veel makkelijker, goedkoper en met minder druk op het milieu voederen.

Maar dat gaat regelrecht in tegen de culturele, maatschappelijke betekenis van vee voor Maasai, toch?

Shomet Ole Naingisa: Daarom spreek ik ook niet over volledige commercialisering, maar over de vermarkting van een deel van de veestapel, en misschien in eerste instantie op momenten dat het voor mensen ook het dringendst nodig is. Het alternatief, als er geen ingrijpende verandering komt, is voortdurende en verregaande decimering van de veestapel. Dat zou een nog grotere impact op de cultuur, identiteit én voedselzekerheid van de Maasai hebben.

Hoe reageren de dorpsoudsten op dat soort nieuwlichterij?

Shomet Ole Naingisa: In het district waar ik werk, hebben ze vooral in praktische termen gereageerd, met  name door coöperaties op te richten om de verkoop van dieren zo professioneel en voordelig mogelijk te organiseren. Trouwens, het “dorp” waarin vandaag zo’n vijf- tot tienduizend Maasai leven, is ook een formele structuur die opgelegd wordt vanuit de hoofdstad. Het echte leven speelt zich af in de boma’s, of kralen waarbinnen clans of uitgebreide families hun woningens samenbrengen, en die samengevoegd worden tot een dorp om bestuur mogelijk te maken. De formele structuur en haar aanpak van demarcatie en grondbeheer heeft niets te maken met de traditionele structuur van de boma’s en de manier waarop de Maasai hun vee van de ene naar de andere plaats brengen.

De nomadische veeteelt wordt nog steeds beoefend, maar moet zich toch aanpassen aan de realiteit van de moderne staat. Wie met zijn hele hebben en houden de kudde volgt, riskeert dat iemand anders intrekt op de grond die hij achterliet. Het gevolg is dat vandaag vooral jonge Maasai zes of zeven maanden per jaar rondtrekken met de kudde, terwijl de rest van de familie achterblijft in de boma’s.

Wordt er ook geïnvesteerd in onderwijs om de wissel op de toekomst mogelijk te maken?

Shomet Ole Naingisa: Veel meer dan vroeger in elk geval. In mijn generatie waren we in heel Tanzania misschien met tien Maasai die een universitaire opleiding afmaakten. De jongste jaren is de Maasai-gemeenschap zich echter scherp bewust geworden van het feit dat hun land en levenswijze van alle kanten bedreigd wordt door landbouwers, overheid en industrie. En ze beseffen dat ze zich daartegen alleen kunnen verweren met het wapen van het onderwijs. Dat verklaart de opkomst van zo veel scholen voor basis-en secundair onderwijs. Dat zijn staatsscholen, maar die gerund en gebouwd worden met grote steun van de lokale gemeenschappen.

De mensen beseffen gewoon dat klimaatverandering en mondialisering iedereen raken, ook de pittoreske Maasai die eenzaam met zijn kudde door de dorre savanne van Tanzania trekt. Om voordeel te halen uit die veranderingen, is onderwijs onontbeerlijk.

U zegt dat klimaatverandering vandaag al voelbaar is voor de Maasai. Op welke manieren doet zich dat voor?

Shomet Ole Naingisa: Er zijn bijvoorbeeld heel wat rivieren die vroeger volop water hadden, maar die nu het hele jaar door droog staan. Ook de ondergrondse waterreserves dalen omdat ze zo slecht bijgevuld worden door de schaarse en onbetrouwbare regen. We merken ook een verhoogde frequentie en intensiteit van droogtes. Het savannegras groeit dan ook maar tot op de helft van zijn vroegere hoogte. Die tendensen worden op sommige plaatsen nog verergerd door druk op land en water door te grote kuddes of door wilde dieren die vanuit de nationale parken komen meegrazen van het schaarse gras.

Vraagt een effectieve overlevingsstrategie ook dat de pastoralisten hun inkomen diversifiëren, zodat ze minder afhankelijk worden van de droogtegevoelige veeteelt?

Shomet Ole Naingisa: Absoluut. Vandaag zijn ze honderd procent afhankelijk van hun kudde voor alles: inkomen, zekerheid, voedsel, status… Bij de grote droogtes van 1989 en 2009 is duidelijk geworden tot welke rampen die afhankelijkheid kan leiden. Als  we spreken over diversifiëring gaat het dus niet om landbouw, al gebeurt dat op kleine schaal in de dorpen en rond de boma’s [de kralen waarin de uitgebreide families en Maasai-clans leven, gg] wel al, waardoor mensen hun porties mais bijvoorbeeld kunnen verzekeren.

Maar echte diversificatie gaat over het commercialisering van de veeteelt, of het opbouwen van een bijkomende (eco-)toeristische infrasructuur. In de regio van Ngorogoro verdiende een dorp zo veel aan toerisme dat het schoolgeld van alle kinderen ermee betaald kon worden. De regering heeft nu echter een regel uitgevaardigd dat dorpen niet langer rechtstreeks inkomsten uit toerisme mogen halen. Dat is een bijkomend politiek strijdpunt voor de toekomst.

Komen de toeristen niet om naar Maasai te kijken als exotische wezens die in hutten van koemest leven en hun haar instrijken met rode klei? Willen ze wel weten van afgestudeerde Maasai of van gemeenschappen die eisen stellen voor hun waardigheid of inkomen?

Shomet Ole Naingisa: Ik heb daarvan inderdaad heel trieste voorbeelden gezien in Kenia. Als we toerisme gaan organiseren, zou het eerder moeten vermenselijken in plaats van ontmenselijken. Dansen voor de toeristen is nog ok, maar het mag in geen geval verder uitschuiven naar seksuele uitbuiting, en dat gebeurt vaak. In feite is de Maasai-cultuur vandaag al de meest gecommerialiseerde van het continent: vliegtuigmaatschappijen en reisbureaus overal ter wereld pakken uit met beelden van Maasai, zelfs de houtsnijders van Arusha gebruiken de beeltenis van Maasai voor hun beeldjes, alleen zien wij daar zelf geen cent van. Daarom denk ik dat het een goed idee zou zijn om de organisatie ervan in eigen handen te nemen.

Is de Oost-Afrikaanse Economische Unie een hulp of een extra last voor het bouwen aan een nieuwe toekomst voor Maasai?

Shomet Ole Naingisa: Voor de vermarkting van vee lijkt het mij een groteopportuniteit. In Tanzania is de markt slecht georganiseerd en zijn er geen bedrijven die gespecialiseerd zijn in  de aankoop of verwerking van vee op dergelijke schaal. In Kenia staan ze wat dat betreft veel verder, ze exporteren ook vlees naar het Midden-Oosten. Tegelijk is de lagere scholingsgraad van de Tanzanianen binnen zo een unie een bedreiging, natuurlijk. Je ziet nu al dat alle grote bedrijven bij voorkeur Kenianen en Oegandezen in dienst nemen voor hun technisch geschoolde banen. Dat verklaart ook waarom Tanzania zo’n koele minnaar is van de Oost-Afrikaanse Unie. Wij hebben schrik dat de andere landen ons zullen overklassen, en dat ze bovendien gebruik zullen maken van de relatieve overvloed aan land, dat nog niet geprivatiseerd is.

Zelf hebt u wel gestudeerd. Ooit last gehad van racisme of discriminatie tegenover Maasai?

Shomet Ole Naingisa: Natuurlijk waren er altijd negatieve of denigrerende opmerkingen over boerse plattelanders enzovoort. Maar terwijl zij ons met hun mond mishandelden, versloegen wij hen met ons brein. Ik was altijd de beste van de klas, en dat spreekt uiteindelijk toch luider dan vooroordelen. Toen ik later in de VS mijn universitaire opleiding ging volgen, werd ik wel geconfronteerd met racisme. Als we op straat lastig gevallen werden, heb ik me altijd aan de problemen proberen onttrekken, vanuit de wetenschap dat als het tot een echte confrontatie kwam, de politie toch eerder ons zou arresteren dan de blanke ruziezoekers.