Arabische Lente lijkt aan Algerije voorbij te gaan

Nieuws

Arabische Lente lijkt aan Algerije voorbij te gaan

Giuliana Sgrena

31 oktober 2012

Terwijl de Arabische Lente nog woedt in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, blijft een land dat ooit bekend stond om zijn onrustige bevolking en bloedige dekolonisatiestrijd buiten beeld: Algerije.

In Algerije bleef het ongewoon stil tijdens de golf volksopstanden in de regio, die begonnen met de Tunesische revolutie in december 2010. Veel waarnemers vroegen zich af wanneer in Algerije de vlam in de pan zou slaan. Maar de kans dat de Algerijnen de straat op gaan is klein. Vooral omdat de herinneringen aan het ‘zwarte decennium’ waarin zo’n 200.000 Algerijnen hun leven verloren bij gevechten tussen islamistische groepen, nog vers zijn.

“We willen niet meer als terroristen gezien worden zoals vroeger”, zegt Amir Moussawi (22), een student aan het Internationale Instituut voor Handel. Amir, afkomstig uit de stad Blida die op 40 kilometer afstand van Algiers ligt, heeft een goede reden bang te zijn voor onrust. In de jaren negentig was Blida een bolwerk van de Gewapende Islamistische Groep (GIA) die verantwoordelijk gehouden kan worden voor de dood van tienduizenden Algerijnen tussen 1992 en 1999.

In 2005 nam de toen nieuw verkozen regering van Abdelazis Bouteflika een amnestiewet aan in een poging het geweld tussen de verschillende partijen te verminderen. Veel voormalige islamistische militanten kwamen daardoor vrij. De wet pleitte ook het leger, dat beschuldigd werd van moord, marteling en het laten verdwijnen van duizenden mensen, vrij.

Een gevolg van de wet is dat daders van wreedheden nog op vrije voeten zijn en nooit hoefden te boeten voor hun misdaden. “De meeste radicale islamisten zijn niet meer politiek actief”, zegt Samira Ababsa, een onderwijzeres in Algiers. “Ze hebben met hun oorlogsbuit bedrijven opgezet en villa’s en winkelcentra gebouwd. Maar dat betekent niet dat hun politieke ideeën zijn veranderd. “

Al Qaeda

Na het referendum en de goedkeuring van de amnestie in 2005, gingen salafistische groepen door met vechten. De aanhang van deze groepen sloot zich veelal aan bij Al Qaeda in de Islamitische Maghreb (AQIM). Ali Belhhadj, een van de twee belangrijkste spelers binnen het Islamitisch Verlossingfront in de jaren negentig, wordt gezien als de leider van de actieve salafistische groepen in het Algerije van vandaag.

Amir en Samira waren nog jong tijdens die periode van terreur, maar hebben er levendige herinneringen aan. “Ik weet nog hoe angstig die tijd was. Soms konden we ons huis niet eens uit”, zegt Samira. Een normaal leven was in die tijd volgens hen niet mogelijk. Overal loerde gevaar. In de dorpen begon het geweld meestal na zonsondergang, maar in de steden was het ook overdag niet veilig.

De nachtmerrie van de jaren negentig kan verklaren waarom veel mensen in Algerije ‘immuun’ lijken te zijn voor protesten en demonstraties, zegt Cherifa Kheddar, voorzitter van Djazairouna (Ons Algerije), een vereniging voor familieleden van terreurslachtoffers.

Een andere reden voor de relatieve rust in Algerije ligt misschien in de relatief stabiele economie, vergeleken met andere landen in de regio. Hoewel er grote ongelijkheid heerst in het land, wist Algerije zich – mede dankzij de olie- en gasindustrie – redelijk goed staande te houden in de wereldwijde economische crisis.

In 2011 groeide de economie met 2,6 procent. Precies op het moment dat in buurlanden zoals Egypte en Tunesië de bevolking de straat opging, besloot de Algerijnse regering de salarissen te verhogen en huisvestingssubsidies te verstrekken aan de armen. Algerije kent vergeleken met andere landen in de regio ook een relatief ‘open’ maatschappelijk middenveld. Er is aanzienlijke ruimte voor politiek debat, zegt Amir. Studenten, bloggers en anderen kunnen zonder veel overheidsinterventie informatie uitwisselen over het huidige politieke klimaat.

Trauma

Toch kent het land ook problemen. In 2011 bedroeg de gemiddelde werkloosheid 10 procent. In de groep Algerijnen tussen 15 en 24 jaar, was de werkloosheid zelfs 21,5 procent. In 2006, de laatste keer dat officiële cijfers werden vrijgegeven, leefde 23 procent van de bevolking in armoede. Corruptie is doorgedrongen tot elke laag van het bestuur, van de staat tot het plaatselijke bestuur en in publieke en private ondernemingen. Volgens de corruptie-index van Transparancy International, staat Algerije op plaats 112 op een lijst met 183 landen.

De Algerijnen nemen dat niet voor lief. Verschillende groepen en organisaties probeerden in de afgelopen tijd protesten tegen de overheid te organiseren, maar werden daarin belemmerd door de veiligheidsdiensten: het leger, de politie-eenheden en de gendarmerie.

Met de terreur van de jaren negentig nog vers in het geheugen, zullen de Algerijen zich niet snel wagen aan openlijke confrontaties met de gewapende troepen of het risico willen lopen op een nieuw bloedig hoofdstuk in de geschiedenis van het land. “We willen niet terug naar de jaren negentig. En zelfs al zouden we het gevecht tegen corruptie en voor rechtvaardigheid, vrijheid en democratie willen aangaan, dan zijn we daarvoor nog te zeer getraumatiseerd door die tien jaar geweld”, zegt Cherifa Salhi, psycholoog aan de Universiteit van Algiers.