Belgische regering morst kerosine
John Vandaele/Hans van Scharen
30 mei 2007
Bij zijn laatste missie naar Soedan produceerden minister van Buitenlandse zaken Karel De Gucht en de meereizende delegatie, onnodig 163 ton CO2. Het is een actueel voorbeeld waaruit blijkt dat het verschil tussen het “modegevoelige klimaatdiscours” van veel politici en de praktijk nog erg groot is.
Sinds de ‘wereld klimaat tournee’ van Al Gore, lijkt plots elke politicus doordrongen van het belang van een degelijk klimaatbeleid. De grote vraag is echter welke concrete acties er namens politici voortvloeien uit dit nieuwe ecologisch bewustzijn. De uitstoot van CO2 verminderen wil elke politicus, maar welke beleidsmaatregelen nemen ze en wat doen ze zelf? Uit een evaluatie van het maandblad MO* blijkt alvast dat het beleid van vier jaar Paarse regering allesbehalve duurzaam was, onder meer omdat de regering niet als een eensgezind blok voor duurzaamheid ging. Maar ook in zoiets eenvoudig als een regeringstrip naar het buitenland, blijken onze ministers zozeer met kerosine te morsen dat ingewijden er schande van spreken.
Op 30 april 2007 vliegen ongeveer 30 mensen - pers en kabinet De Gucht - van Melsbroek naar Khartoum met een comfortabel grote Airbus (makkelijk 230 passagiers). De Airbus vliegt leeg terug naar Brussel en een kleiner vliegtuig (type Embraer) van de luchtmacht vliegt leeg naar Khartoum om de delegatie binnen Sudan te vervoeren. De grote Airbus kan niet landen op kleine tarmac van El Fasher in Darfour en Juba International Airport (Zuid-Sudan). Op 5 mei komt de Airbus - wederom leeg - naar Khartoum om de hele groep weer op te pikken en weer terug naar Melsbroek te vervoeren. De kleinere Embraer vliegt leeg achter de airbus aan.
Balans: als de reis van het begin gewoon constant met de Embraer was gedaan dan was er voor 120 ton kerosine bespaard a rato van 60.000 euro (daar komen nog landingsrechten en handlingskosten bij). Dat komt neer op een extra, onnodige uitstoot van 163.200 kilo CO2 (volgens berekening via de volgens experts betrouwbare Duitse website www.atmosfair.de). Zo’n hoeveelheid staat gelijk aan de jaarlijkse uitstoot (2000 kilo) van 80 gemiddelde personenwagens. Volgens de bestaande klimaatverdragen zou een gemiddeld mens per jaar maximaal 3000 kilo (3 ton) CO2 mogen uitstoten.
De enige reden voor het gebruik van extra vliegtuigen van en naar Sudan was comfort (bewegingsruimte en maaltijd) en een iets kortere reistijd (het kleinere vliegtuig moet twee keer tussenlanden om te tanken).
Om welvaart gepaard te laten gaan met minder energieverbruik hebben we een gedragsverandering nodig, stelt het IPCC. Wat bewuste wereldburgers al lang weten, betekent dit het kunnen koppelen van het eigen handelen aan mondiale kwesties. Wil men zo’n gedragsverandering teweeg brengen dan zal onder andere moeten gebeuren via moreel leiderschap - opinieleiders, politici, wereldsterren, sporters, bedrijfsleiders enzovoorts die het voorbeeld geven.
Tot dusver kreeg Mo geen reactie van het kabinet De Gucht.
Dit voorbeeld staat niet geïsoleerd. Het past in een bredere discussie over hoe de federale overheidsdiensten (FOD’s), kabinetten en ministers de uitstoot van broeikasgassen die ze via de luchtvaart veroorzaken, moeten compenseren. Die discussie is al maanden bezig in de schoot van de regering en heeft nog tot weinig concrete actie geleid.
Zoals in zoveel andere socio-economische dossiers (zie het Mo-dossier dat morgen verschijnt) staan liberalen ook in dit dossier, tegenover socialisten. Aanvankelijk werd gesuggereerd om FOD’s emissierechten te doen kopen. Dat werd afgevoerd wegens te omslachtig. De volgende piste was om de uitstoot en vereiste compensatie voor elke vlucht te laten berekenen via gespecialiseerde organisaties (zoals bijvoorbeeld het Duitse Atmosfair, dat dit al eerder voor de Duitse overheid deed). Het ministerie voor volksgezondheid werkt overigens al op die manier: voor elke vlucht wordt de uitstoot berekend en vergoed via een gespecialiseerde organisatie die de middelen besteedt aan “schone ontwikkelingsmechanismen”, investeringen die veelal in ontwikkelingslanden gebeuren, en die de CO2-uitstoot navenant verminderen.
Maar ook zo’n collectieve regeling voor ministeries en federale overheidsdiensten lijkt er niet in te zitten. Er wordt nu eerder gedacht in de richting van een procentuele bijdrage per vlucht, al is ook daarover binnen de regering nog geen akkoord. Een van de voornaamste struikelblokken is de vraag of de FOD’s Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij een algemene regeling betrokken worden. Defensie en het regeringsvliegtuig zullen sowieso buiten een algemene regeling vallen. In ruil beloofde Defensie 20000 bomen te planten en meer zonnecellen te gebruiken. Het is bevreemdend dat de regering een algemene maatregel uitwerkt, maar juist de meest gebruikte vliegtuigen buiten zo’n regeling wil houden.
Nu het er naar uit ziet dat ook de G8 niet met een sterke verklaring over een mondiaal klimaatbeleid zal komen, is het de vraag of nationale politici met politieke gevoelige maatregelen als het inperken van het vliegverkeer durven komen. Dat de Belgische regering er binnen vier jaar niet in slaagde een degelijke regeling op te stellen voor het compenseren van de uitstoot van broeikasgassen door bewindslieden, is geen gunstig voorteken. Dit dossier wordt heel waarschijnlijk als hete aardappel doorgeschoven naar de volgende regering worden.
Morgen verschijnt in het nieuwe juni nummer van Mo* : ‘Het duurzaamheidsrapport van Paars’.