‘Berichtgeving media genereert extreem-conservatieve stem van navelstaarders’

Nieuws

‘Berichtgeving media genereert extreem-conservatieve stem van navelstaarders’

Hans van Scharen

13 juni 2007

Hij gaat met pensioen, maar dat is hem niet aan te zien. Guy Poppe, 30 jaar lang de ‘Afrika-man’ van de VRT-radio is zestig en stopt eigenlijk tegen zijn goesting. Afrika en journalistiek laten hem voorlopig niet los. De hele week vertelt Poppe in het programma ‘De Wandelgangen’ over zijn meest beklijvende ervaringen als journalist in Afrika. Poppe: ‘Dat zijn veelal persoonlijke gekleurde en emotionele herinneringen. Ik vraag me af of het wel informatief genoeg is.’

Informatief zijn in plaats van persoonlijk was een belangrijk uitgangspunt in uw werk als verslaggever?
Poppe: ‘Ja absoluut. Ik geef een voorbeeld van een verhaal uit Rwanda van oktober 1990 dat me is bijgebleven. Het was het begin van de burgeroorlog en bleek achteraf de aanzet tot de genocide. We hoorden in Kigali dat soldaten van Habyarimana ergens in dorpen in de heuvels Tutsi’s aan het vermoorden waren. We gingen er heen en vonden inderdaad de resultaten van de slachtpartijen.
De lijken van een half vermoord dorp lagen overal, sommigen deels verkoold. We reden terug naar Kigali en waren net op tijd om in te breken in het programma Actueel na het nieuws van zes uur. Ik sprak vervolgens live mijn verslag in en deed dat zonder veel emotie, ik probeerde altijd zo sec en feitelijk mogelijk te blijven. Pas nú in ‘De Wandelgangen’ vertel ik erbij dat ik in mijn hotelkamer kwam en naar lijk stonk. Dat ik zo vlug mogelijk mijn kleren uitdeed en ze in de badkuip gooide en in water zette. Dat had ik vroeger nooit gedaan.’
Waarom niet?  Waarom is die feitelijkheid zo belangrijk?
Poppe: ‘We vonden het de taak van journalisten om de luisteraar gewoon zo feitelijk mogelijk moest vertellen wat er ergens gebeurde, met eventueel wat analyse erbij . En er waren de technische beperktheden. Je had maar twee keer twintig minuten Actueel op een dag en stuurde je verhaal met je eigen stem via de telefoon. Aparte opnamen die je maakte kon je toen toch niet gebruiken via telefoon, dat was geen gehoor op de radio. Nu heb je veel meer mogelijkheden.’     
‘Ik heb nu wel een dubbel gevoel over dat zo feitelijk mogelijk blijven. Want niet voor niets vertel ik die anekdote over de hotelkamer nu wél, omdat het iets illustreert. Maar tegelijkertijd wil ik niet vervallen in wat nu bon ton is in de mediawereld: ego-journalistiek, waarbij voorop staat wat de journalist allemaal meemaakt. Een gulden middenweg, zou misschien goed zijn.’
Dertig jaar ervaring in Afrika, betekent dat u een groot deel van het onafhankelijkheids-, en dekolonisatieproces hebt meegemaakt?
Poppe: ‘Ja dat was zelfs de reden waarom ik in Afrika geïnteresseerd raakte. Ik ben 1947 en op het moment dat Goudkust in 1957 het onafhankelijke Ghana werd, was ik elf. Nét op het moment dat je ogen open gaan en je naar de wereld begint te kijken, was dat groot nieuws. Ik koos op school regelmatig Afrikaanse onderwerpen voor mijn spreekbeurt. In 1976 stapte ik dan in de journalistiek. Niet uit voor het avontuur, en niet uit engagement, dat klinkt zo missionarisachtig. Ik beschouwde journalistiek gewoon als een vak. Ik had wat geld gespaard en ging reizen in Afrika. Ik prijs me gelukkig dat ik niet met Congo begon, maar met Senegal. Vanuit België en Vlaanderen had en heeft men soms de neiging te denken dat Congo gelijk staat met heel Afrika.’
Heeft men in België en Vlaanderen anno nu nog de neiging überhaupt over Afrika te dénken?
Poppe: ‘Ik ben inderdaad bang dat Belgen en Vlamingen weinig tot niets meer weten over het Zuiden en Afrika in het bijzonder. Met de verkiezingen kwam Congo gelukkig weer veel in het nieuws. Er was met name dankzij Karel De Gucht, godzijdank ook weer wat aandacht vanuit de politiek. Durver De Gucht is wat mij betreft de beste minister van Buitenlandse zaken van de laatste twintig jaar. Maar voor de rest vrees ik dat Afrika mediamatig is weggezakt. Ja, vorig jaar was er aandacht voor de Afrikaanse bootvluchtelingen en Darfur. Maar daar houdt het dan wel ongeveer op.’
Hoe komt dat?
Poppe: ‘Er zijn meerdere verklaringen. De dominantie van het beeld is er één van. Als er geen beelden van zijn, is het geen nieuws, is het bij wijze van zelfs niet gebeurd. Zie de eerste jaren van de oorlog in Darfur, zie de oorlog in Congo tussen 1996 en 2003 met naar schatting in totaal vier miljoen slachtoffers! Een tweede verklaring is het feit dat het mediabedrijf vooral big business is geworden. Er wordt in de mediawereld geredeneerd zoals in elk andere bedrijfstak. Een collega van een grote krantengroep in Vlaanderen zei me van de week: ‘We hebben tien miljoen euro winst gemaakt - 400 miljoen oude Belgische frank – dan kun je toch niet verwachten dat we mensen op reportage naar het buitenland sturen?’ Dat was dus ironisch bedoeld. Zeker onderwerpen uit Afrika – economisch achtergebleven – worden in de bedrijfscultuur binnen media niet langer beschouwd als voldoende excentriek en spectaculair.’
Dat veronderstelt dat managers ingrijpen op redacties en journalisten verbieden om over Afrika te berichten?
Poppe: ‘Nee. De mechanismen die de media sturen zijn gewoon sterker dan de wil en het enthousiasme van journalisten. Maar het is wel zo dat bepaalde besluiten op directieniveau in zekere zin journalisten muilkorven. Eind 2006 vergaderden we met de buitenlandredactie van de VRT en toen bleek dat het budget met een kwart verminderd werd. Tja, dan moet je kiezen. Dus aan Darfur en de Afrikaanse migratiekwesties moesten we dit jaar zeker aandacht besteden, en voor de rest heb je gewoon geen geld meer.’ 
‘Op de VRT moeten we met 50 mensen 7 dagen op 7, 24 uur nieuws en magazines brengt. Dat betekent dat je zeker 20 mensen nodig hebt voor het opvolgen van het nieuws. Die zware druk om uitzendingen te produceren maakt dat er weinig tijd is om los van de waan van de dag op onderzoek uit te gaan. Dus om terug te komen op de vorige vraag: hoe kan de gemiddelde Belg nog iets van Afrika afweten, als de informatie niet op een laagdrempelige manier wordt aangeboden? Ik ben geen nostalgicus, maar weet wel zeker dat mensen vroeger via mediaberichtgeving veel meer geprikkeld werden over wat er in de wereld gebeurt.’
Wat zijn de consequenties van minder weten over het verre buitenland?
Poppe: ‘Die zie je nu al: mensen worden navelstaarders, zijn teveel met zichzelf en hun eigen directe omgeving bezig, zich teveel wentelend in hun arrogante welvaart, zonder de samenhang der dingen te zien, zonder zich te realiseren dat een groot deel van hun welvaart te danken is aan mondialisering, zaken die zich in ‘verweggistan’ afspelen. Kijk naar Congo: zo ongelofelijk rijk aan grondstoffen, maar al gedurende honderden jaren komen die het land niet of weinig ten goed. Het is misschien een cliché, maar het is waar! De gebrekkige buitenlandberichtgeving maakt ook dat mensen extreem-conservatief gaan stemmen.’
U volgt Afrika al decennia, wees eens eerlijk: is er anno 2007 nog veel reden tot optimisme?
Poppe: ‘Ik ben daar genuanceerd over. Kijk naar economische rapporten, de Human Development Reports, enzovoorts en je zegt “Oh boy, Africa is down the drain”. Maak er maar weer een witte wereldkaart van, zoals ten tijde van het kolonialisme en zeg dat daar alleen kannibalen wonen. En ja, het klopt ook wel, in veel Afrikaanse landen gáát het ook niet goed. Maar er is ook die andere kant van het verhaal. Neem bijvoorbeeld Congo, met die recente geschiedenis sinds de onafhankelijkheid van 5 jaar chaos, 32 jaar dictatuur onder Mobutu, 7 jaar oorlog tot 2003 en dan een eindeloze transitieperiode. Dat land moet weer van nul beginnen. Maar als je daar rondreist, au bout du monde, diep in het binnenland, dan vind je ongebroken samenlevingen. Waar men in zeer moeilijke omstandigheden bezig is om zaken weer op te bouwen.’
‘Ik was in een dorp, diep in de rimboe van Congo en bezocht daar een schooltje, waar het gras gewoon in de klas groeide. De kamer van de directeur was voor een derde gevuld met hout. Ik vroeg “waarom ligt al dat hout hier?” Wel, zei hij, de meeste mensen kunnen ons niet betalen omdat ze simpelweg geen geld hebben. Ze betalen me dus met sprokkelhout. Dat kan mijn vrouw vervolgens verkopen op de markt en zo krijgen we toch nog een beetje inkomen.  
  
‘Wat wij moeten doen is die mensen steunen, niet in de eerste plaats via ontwikkelingshulp, maar door er toe bijdragen dat de oorlogen stoppen, dat de contracten voor de exploitatie van grondstoffen heronderhandeld worden opdat die landen er meer aan hebben. En geef dat proces de tijd! Ik zeg in Afrika altijd “België heeft er zelfs met de meest liberale grondwet (uit 1830) liefst 118 jaar over gedaan vooraleer de helft van de bevolking in 1948 stemrecht kreeg”. Geef Afrika dus alstublieft wat tijd, maar zorg ervoor dat de structurele oorzaken van onderontwikkeling ophouden.’